Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De viering van Pasen en andere Christelijke feestdagen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De viering van Pasen en andere Christelijke feestdagen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Gereformeerden hebben steeds een groot verschil gemaakt tussen het vieren van de zondagen en de kerkelijke feestdagen. Het houden en vieren van de zondag is een instelling Gods, maar het houden van de feestdagen is door de kerk ingesteld. Zo was er vanaf de aanvang der Hervorming bij sommigen nog al een sterke aktie tegen de feestdagen. Dit stond ook daarmee in verband dat in de roomse kerk deze feestdagen uitgebreid waren met tal van heilige dagen zoals Maria lichtmis, Maria boodschap, Maria ten hemelopneming, Maria's geboorte, het feest van Petrus en Paulus, enz. Het is te versatan dat in de Reformatie ook de eerbied voor deze roomse heiligendagen gebroken werd, en de Hervormers alle aandacht schonken aan de door de Heere Zelf ingestelde zondag. De reformatoren hadden geen bezwaar tegen de herdenking van de grote heilsfeiten, maar ze wilden dit doen op de dag des Heeren.

Het aantal kerkelijke feestdagen was vooral in de 15e eeuw zeer sterk toegenomen, zodat vele dagen van de kalender daarmee gevuld waren. Er werd dan ook zeer geklaagd over de lediggang op deze feestdagen en over het werelds vermaak dat op deze dagen werd bedreven. Zelfs de roomse kerk zelf nam op haar kerkelijke vergaderingen maatregelen om het aantal feestdagen te beperken. Het was dus geen wonder dat de reformatoren zich sterk keerden tegen het houden van de feestdagen. Luther wilde aanvankelijk al de feestdagen in de week afschaffen om deze te verleggen naar de zondag. Zo schreef hij in 1520: „Gave God dat in de christenheid geen feestdag ware, dat men alle feesten der vromen en der heiligen op de zondag stelde, dart werden vele boze ondeugden nagelaten, door de arbeid der werkdagen werden ook de landen •niet zo arm en verkeerd. Maar nu zijn wij met vele feestdagen geplaagd, tot verderf van de zielen, lichamen en goederen, waarvan veel'te zeggen ware". Luther wilde dus ter wille van de luiheid, armoede en brasserij alleen op zondag de feestdagen houden. Later wilde Luther alleen de christelijke feestdagen handhaven die in betrekking stonden met in de geloofsbelijdenis aangegeven heilsfeiten. De specifiek roomse feesitdagen wilde hij afschaffen.

Ook Zwingli beperkte in Zurich het aantal feestdagen en hij wilde, behalve de dagen waarop deze heilsfeiten herdacht werden, slechts enkele andere behouden. Maar ook op deze feestdagen wilde hij dat de gewone arbeid rustig voortging, behalve dat alleen het Woord Gods gepreekt werd.

In Geneve werden terstond bij de doorvoering van de Reformatie in 1536 onder leiding van Farel en Viret alle kerkelijke feest- en vierdagen buiten de zondag afgeschaft. De dagelijkse mis werd vervangen door een dagelijkse vroegpreek.

Calvijn was bet hiermee eens en in navolging van Geneve werden de feestdagen ook in de Schotse kerken vooral door de bestrijding van John Knox niet geduld. Ook hier gold het motief: deze feestdagen zijn niet door God ingesteld, zij doen tekort aan de hoge betekenis van de zondag en geven aanleiding tot losbandigheid en heidense feestelijkheden.

Calvijn preekte zelfs op 25 december 1555 over een vervolgstof uit Deuteronomium, terwijl hij op de zondag daaraan voorafgaande het Kerstevangelie behandelde. Ook de Puriteinen en de Independenten in Engeland trokken de konsekwentie van dit beginsel en schaften alle feestdagen behalve de zondag af. Zij gingen zo ver dat zij zich zelfs in het geheel niet hielden aan het kerkelijk jaar, zodat op Paasdag wel over de geboorte van Christus gepreekt werd. Ook in Nederland hebben de kerkelijke leiders aanvankelijk getracht al de feestdagen af te schaffen.

Israël, dat onder de oud-testamentische schaduwdienst leefde, had een bepaald aantal feesten, die door de Heere waren voorgeschreven. Deze vormden een organisch geheel, een kring van feesten naar het heilig getal zeven. Het uitgangspunt had deze gevormde cyclus (kring) in de sabbat, de dag door de JHeere afgezonderd en geheiligd. Zo werd ook de eerste dag van de zevende maand gesteld tot een dag van vreugde en rust en van een heilige samenkomst (Lev. 23 : 24).

Het zevende jaar was heilig en afgezonderd als het sabbatsjaar. In dat jaar moest het land en de gewone arbeid rusten en al wat de grond opbracht was ten behoeve van de armen, de vreemdelingen en het vee. Na verloop van een zevental sabbatsjaren brak het jubeljaar aan. Dit was het jaar van heil en vrijheid, waarin iedere Israëliet al zijn bezittingen en zijn vrijheid, die hij verloren had, terugonvting. Vooral dit jubeljaar was een profetie van het jaar van het toekomstig heil, waarin de vrede, de verlossing en de vrijheid van Christus zou aanbreken.

Naast sabbat, sabbatjaar en jubeljaar had de Heere aan Zijn volk de drie grote feesten geschonken: het Paasfeest, het Pinksterfeest en het Loofhuttenfeest. Deze feesten waren ge-

geven opdat Israël zou gedenikeii hoe het door de hand des Heeren verlost was uit de dienstbaarheid en slavernij en hoe het nu als een verlost volk leefde in een land dat vloeide van melk en honing. Het Paasfeest herinnerde bijzonder aan de genaderijke verlossing uit het slavenhuis van Egypte. Het Pinksterfeest herinnerde aan de bewaring en verzorging door de Heere, het was een zuiver oogstfeest. Later herdacht men tevens de wetgeving op de Sinaï, het Loofhuttenfeest met de loofhutten, gemaakt van levende takken met vruchten eraan, moest er op wijzen dat de Heere een voortdurende besoherming is voor Zijn volk dat in zichzelf zwak en ellendig Is.,

Deze godsdienstige feesten waren echter slechts bestemd voor hét volk van Israël gedurende de bedeling van het Oude Testament. Met de komst van Christus op de aarde is de schaduw .weggevallen; het tijdelijke en uitwendige is weggevallen, hoewel het wezenlijke gebleven is. Met het scheuren van het voorhangsel in de tempel is de oude bedeling rechtens afgeschaft en is de kerk des Heeren gezet in de vrijheid zonder de wettische schaduwachtige bedeling. Wel heeft de jonge gemeente in Judea er nog jaren moeite mee gehad om in die vrijheid te leven, daar nog vele christenen uit de Joden wilden terugvallen op de ceremoniën en feestdagen van het oude Verbond. Hiertegen heeft vooral Paulus bestraffend gewaarschuwd omdat men Merdoor Christus verloochende (Galaten 4 : 9, 10). De oud-testamentische feesten hadden alleen ceremoniële betekenis en zijn daarom vervallen.

Naast de zondag werden in de vroeg-nieuwtestamentische kerk ook de woensdag en de vrijdag wel als kerkelijke gedenkdagen gevierd. De woensdag omdat deze dag herinnerde aan het besluit der Joden om de Heere Jezus te vangen en te doden. De vrijdag om de kruisdood van de Heere Jezus te herdenken. Naast deze wekelijkse vierdagen kende ook de oudchristelijke kerk toch ook reeds de jaarlijks terugkerende feestdagen. Men vierde deze jaarlijkse feestdagen niet omdat jzij nodig waren voor de zaligheid, maar wel ter wille van de kerkelijke orde en om het welzijn van de gemeente. De zondag was volgens Athanasius „de eerstgeborene der feesten", maar daarnaast ontstonden in de loop der eeuwen toch de jaarlijkse feestdagen. Niet volgens een bepaald plan, maar zo langzamerhand ontstonden ze. Pas in de 12e eeuw is men de gezamenlijke feesten als een eenheid gaan zien en' zo ontstond het kerkelijk jaar.

Het PAASFEEST was in de eerste drie eeuwen het enige feest dat in geheel de kerk gevierd .werd, het is daarom het oudste feest van de christenenen. Werd de datum van het paasfeest aanvankelijk verbonden met het joodse paasfeest, Tondom 200 beshste paus Victor dat het paasfeest gevierd zou worden op de eerste zondag na de volle maan in de lentemaand, en zo vieren wij het nog op de eerste zondag na de vo^e maan na 21 maart, d.w.z. op zijn vroegst 22 maart, en op zijn laatst 25 april. In verband met het paasfeest ontstond in de 3 e eeuw het pinksterfeest en in de 4e eeuw de hemelvaartsdag.

Het KERSTFEEST werd ingesteld onder invloed van de romeinse cultuur. Keizer Aure- Manus stelde het feest in der sol invictus, de onoverwonnen zon. Dit feest werd gevierd op 25 december. Maar de christenen zeiden: wij vieren het feest van een andere zon, de Sol Justitiae, de Zon der Gerechtigheid, Die zal opgaan over degenen die Gods Naani vrezen (Mal. 4 : 2). Zo werd dus om symbolische redenen op 25 december het geboortefeest van het vleesgeworden Woord gevierd, terwijl die dag hoogstwaarschijnlijk niet de feitelijke geboortedag is geweest. Ook werd in verband met het kerstfeest het epifaniënfeest wel gevierd, het feest der besnijdenis van Jezus. Om de christenen af te houden van de heidense viering van de nieuwjaarsdag werd de datum gesteld op 1 januari. Ook werd ter voorbereiding van het Kerstfeest de Adventstijd ingesteld.

Toen echter bij de verroomsing van de kerk er steeds meer feestdagen waren ontstaan, kwam er in de Reformatie een sterke aktie openbaar tegen al de kerkelijk feestdagen en ook in de Nederlanden hebben de kerkelijke leiders aanvankelijk 'getracht al de feestdagen af te schaffen. Zo bepaalde de Synode van Dordt 1574: „Aangaande de feestdagen naast de zondag is besloten dat men met de zondag alleen tevreden zal zijn. Doch men zal de gewone stof van de geboorte van Christus 's zondags voor de kerstdag in de kerk behandelen en het volk inzake de afdoening van deze feestdag vermanen, en ook over deze stof op de Kerstdag prediken, zo hij valt op een predikdag. Men zal op Paas- en Pinksterdag over de verrijzenis van Christus en de zending van de H. Geest mogen leren, wat in de vrijheid van de dienaren zal staan". Men wilde dus aanvankelijk over het kerstgebeuren preken op de zondag vóór 25 december en wat betreft Pasen en Pinksteren alleen op de eerste op de zondag, en niet de tweede feestdagen. Dat men langzamerhand toch er toe overging om de christelijke feestdagen te onderhouden, gebeurde omdat de overheid dit ging gebieden. De kerken deden dan ook later concessies aan de overheid. Het bleek, dat het volk de feestdagen in de week zo maar niet wilde laten verdwijnen. Men wilde de tweede feestdagen. Kerst-, Paas- en Pinksterdagen en ook de Nieuwjaars- en Hemelvaartsdag onderhouden. Het gevolg was dat het zolk zonder kerkdiensten die dagen in lediggang en losbandigheid doorbracht. Om dat te voorkomen beval de Overheid, dat er kerkdiensten moesten worden gehouden om dit kwaad tè voorkomen. En zo bepaalde reeds de volgende synode van Dordrecht in 1578: „Het ware wel te wensen, dat de vrijheid van zes dagen te arbeiden, van God toegelaten in de kerk gehouden en de zondag alleen gevierd mocht worden. Nochtans, dewijl sommige andere feestdagen door autoriteit van de overheid onderhouden worden, te weten de Kerstdag met de volgende dag; insgelijks de tweede Paasdag en de tweede Pinksterdag en op sommige plaatsen de Nieuwjaarsdag en de Hemelvaartsdag, zo zullen de dienaars naarstigheid doen, dat ze met predikatiën, in dewelke zij inzonderheid van de geboorte en verrijzenis van Christus, de zending van den Heiligen Geest en dergelijke artikelen der geloofs de gemeente leren zullen, de onnutte en schadelijke lediggang in een heilige en profijtelijke oefening veranderen. Hetzelfde zullen de kerkedienaren doen in die steden, waar meer feestdagen door de autoriteit van de overheid onderhouden worden. Intussen zullen alle kerken arbeiden, dat het gewoonlijk gebruik aller feestdagen, behalve Kerstdag - dewijl Pasen en Pinksteren op de zondag vallen - zoveel mogelijk in en op het allervoegelijkst afgedaan worde".

Zo gaf men dus toe „om onnutte en schadelijke lediggang" te voorkomen, aan de eis van de overheid. De Synode van Middelburg, 1581, ging weer een stap verder om naast het Kerstfeest ook de Hemelvaartsdag onder de verplichte fe& tdagen op te nemen. Wel stelde men steeds voorop, dat de gemeenten bij de overheid moesten aandringen op afschaffing der feestdagen behalve Kerstfeest en Hemelvaartsdag. De overheid dacht er evenwel niet aan en daarom moesten de predikanten wel blijven preken om lediggang te voorkomen en om er het karakter van een christelijke feestdag aan te geven.

De toestand in het begin van de 17e eeuw werd zo, dat de Kerstdag, Pasen en Pinksteren met de volgende dagen algemeen onderhouden werden, maar óver de dag der besnijdenis van Christus en de Nieuwjaarsdag en Hemelvaartsdag was er verschil van mening.

De synoden gaven echter meer en meer toe omdat de overheid met alle kracht er aan vasthield om het volk genoegen te doen, maar ook omdat ze zulke geschikte vakantiedagen waren. En nu de arbeid op deze dagen stilstond liep het volk gevaar om in ongebonden dartelheid over te slaan en zo hebben de kerken de feestdagen dus wel „toegelaten" maar geenszins „goedgekeurd". Toch bleef de stem der oppositie zich nog wel lang verheffen. Voetius verklaart dat de feestdagen door de kerken wel zijn getolereerd, maar geenszins zijn goedgekeurd.

Toen echter door verschillende provinciën een vraag gebracht werd op de Generale Synode van Dordrecht (1618-1619) besloot deze Synode om tot eenparigheid van het onderhouden der feestdagen te komen en dat daarom naast de zondag, ook de Kerstdag, Pasen en Pinksteren met de navolgende dagen algemeen onderhouden moesten worden. Ook de dag van de besnijdenis van Christus of de Nieuwjaarsdag en de Hemelvaartsdag, die in de meeste steden en provinciën reeds werden onderhouden, werd 'gesanctioneerd, vooral om hiermee aan de wens van de overheid te voldoen. Toch duurde het in sommige proviciën nog geruime tijd voordat men zich conformeerde naar het besluit van de Dordtse Synode van 1618-1619. Over de Goede Vrijdag werd op deze Synode niets bepaald.

KERKELIJK JAAR

Onder het kerkelijk jaar verstaat men de jaarkring, die in onderscheiding van het burgerlijk jaar, bepaald wordt door die dagen, waarop de kerk in het bijzonder de centrale heilsfeiten herdenkt. Deze begint met de 4e zondag vóór het Kerstfeest. Het kerkelijk jaar begint thans naar de algemene opvatting met de adventsprediking vóór Kerstfeest en gaat door tot een drietal zondagen na Pinksteren. De lijdensweken zijn de zeven zondagen vóór Pasen. Wat betreft de drie zondagen na Pinksteren, hierop wordt dan wel gepreekt over het zendingswerk bijv. uit Handelingen der Apostelen, en ook wel owf'de tekenen der tijden en de wederkoirist van Christus op de wolken.

Wel moeten we daarbij bedenken dat de Geref. vaderen geen officiële regeling van het kerkelijk jaar hebben vastgesteld behalve de algemene regel op de grote Dordtse Synode vastgesteld voor de onderhouding der feestdagen n.l. Kerstdag, Pasen, Pinksteren en de Hemelvaartsdag. Verdere officiële kerkelijke bepalingen hieromtrent kennen wij niet.

Dat het kerkelijk jaar als bovenoïhschreven, zó ontstaan is, kwam voort uit behoefte en prak-

tijk om op bepaalde dagen van het jaar de gemeente inzonderheid te bepalen bij de heilsfeiten. En als zodanig is voor de handhaving yan de christelijke feestdagen zeker aan te voeren dat het nuttig voor de gemeente is om deze traditie te handhaven. Wel nodig daarbij te bedenken dat de bezwaren die vroeger de Geref. vaderen hadden tegen een te strenge gebondenheid aan het kerkelijk jaar nog heden niet verdwenen zijn.

Het valt niet te ontkennen dat door de „liturgische stuwing" in de richting van de bijzondere hoogtijden er gevaren zijn die we goed onder de ogen moeten blijven zien. Door allerlei Kerst-, Paas en Pinksterwijdingen is er groot gevaar dat het romantische en het gevoelsmatige de boventoon krijgt. En al deze romantiek om de herdenking van de heilsfeiten doen niet alleen afbreuk en schade aan de her­ denking van de heilsfeiten zelf, maar leveren bovendien het grote gevaar op dat de noodzaak van de rechte bevindelijke kennis van de vruchten van de heilsfeiten niet meer wordt gepreekt en dat men meent met wat romantische gevoelsstemmingen „een geslaagd feest" te hebben gevierd. Laten wij deze dingen buiten onze kerk houden. Onze Geref. vaderen hebben er steeds op gewezen dat het houden van de zondag in het kerkelijk leven bovenaan moet staan. Het moet ook in het kerkelijk jaar blijven bij de gewone prediking van de heilsfeiten en we hebben er voor te waken daarbij" geen „Paas- en Kerststemmingen" te verwekken. De kerk des Heeren wordt niet gebouwd op gevoel maar in het geloof, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. (Rom. 1 : 17, Gal. 3 : 11, Hebr. 10 : 38).

d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1980

De Saambinder | 8 Pagina's

De viering van Pasen en andere Christelijke feestdagen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1980

De Saambinder | 8 Pagina's