Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse leerregels over de Goddelijke verkiezing en verwerping

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse leerregels over de Goddelijke verkiezing en verwerping

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

De Dordtse vaderen beleden in het derde artikel:

En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap tot wie Hij wil en waimeer Hij wil; door welker dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, de Gekruiste. „Want hoe zullen zij in Hem geloven, van Welke zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? " (Rom. 10 : 14, 15).

Maar de naam van Jezus Christus als Middelaar is er niet in te vhiden. Schepping en natuur prediken ons Christus niet. Om Christus te leren kennen, is de prediking van Gods heilig Woord nodig; het Evangelie'van vrije genade, in Gods Woord geopenbaard.

De Heere heeft zijn liefde geopenbaard in het zenden van Zijn Zoon. Déze boodschap moet gebracht worden, en dit Evangelie (=blijde boodschap) moet gepredikt worden. Daarvoor zorgt God Zelf en dit doet Hij goedertierenlijk. Het is in zijn goedertierenheid, wanneer de Heere predikers uitstoot in Zijn wijngaard. Het is een oordeel, wanneer Hij deze uitstoting en zending komt in te houden. Daarom heeft Christus Zijn kerk geleerd: „De oogst is wêl groot, maar de arbeiders zijn weinige; daarom, bidt de Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote" (Lucas 10 : 2, Matth. 9 : 37, 38). Het prediken van het Evangelie is één der schakels van de göhele keten tot de zaligheid, waarvan Paulus spreekt in Rom. 10. Prediken—horen ^-geloven—aanroepen—zaligheid. Alles is in Gods hand.

Maar de naam van Jezus Christus als Middelaar is er niet in te vhiden. Schepping en natuur prediken ons Christus niet. Om Christus te leren kennen, is de prediking van Gods heilig Woord nodig; het Evangelie'van vrije genade, in Gods Woord geopenbaard.

Het ware geloof is nodig. Zonder geloof is het niet mogeHjk Gode te behagen. „Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar dé toom Gods blijft op hem" (Joh. 3 : 36). Tot dit .geloof moeten de mensen gebracht worden en daartoe begint de Heere niet met de prediking nog eerder Hij begint met de zending van herders en leraars. De zending gaat vooraf. De Heere beloofde het Zijn kerk, dat Hij herders zou geven naar Zijn hart, die de gemeente Gods zouden weiden met wetenschap en verstand. Deze zending doet de bedienaar van het heiïig Evangelie prediken met gezag en autoriteit. Hij komt in de naam van Christus, Die het Hoofd van Zijn kerk is. Niet in de naam van welk aards gezag ook. Zo is de van Gods wege geroepben knecht in zichzelf gelijk ieder ander mens, een in zichzelf ellendig en nooddruftig mens, maar door 'de zending Gods toch een bijzonder mens, daar de Heere hem als instrument wil gebruiken in de keten tot de zaligheid. De Ned. Geloof sbeSijdenis zegt in art. 31 van deze zending: „Zo moet zidh dan een iegelijk wel wachten door onibehoorUjke middelen zich in te dringen, maar is schuldig de tijd te verwachten, dat hij van God beroepen wordt, N opdat hij getuigenis hebbe van zijn beroeping, om van haar verzekerd en gewis te zijn, dat zij van de Heere is". De Heilige Geest verwekt een begeerte tot het hoogste en heerlijkste ambt en de Heere baant de wegen en paden om tot dit ambt te komen. Predikers zijn gezanten, ambassadeurs van Christus. Zij werpen zichzelf daartoe niet op, maar zijn van God gezonden, begiftigd met lust en gaven. Ze zijn zelf niet onkundig van de boodschap, die zij hebben te verkondigen. Het zijn geen brievenbestellers, die de brieven afgeven, zonder hun inhoud te kennen. Zij zijn zelf niet onwetend van de genade en van het werk van Christus in de harten van zijn volk. De Heere dbet hen uit de wijngaard waarin zij arbeiden, eten. ook het brengen tot het waar zaligmakend geloof, dat, geschonken in de wedergeboorte, de zondaar verenigt met Jezus Christus. Men leze daartoe de eerste preek in de „Eigenschappen" van Comrie: Het geloof een genade, die de ziel op het allernauwste met Christus verenigt.

Het ware geloof is nodig. Zonder geloof is het niet mogeHjk Gode te behagen. „Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar dé toom Gods blijft op hem" (Joh. 3 : 36). Tot dit .geloof moeten de mensen gebracht worden en daartoe begint de Heere niet met de prediking nog eerder Hij begint met de zending van herders en leraars. De zending gaat vooraf. De Heere beloofde het Zijn kerk, dat Hij herders zou geven naar Zijn hart, die de gemeente Gods zouden weiden met wetenschap en verstand. Deze zending doet de bedienaar van het heiïig Evangelie prediken met gezag en autoriteit. Hij komt in de naam van Christus, Die het Hoofd van Zijn kerk is. Niet in de naam van welk aards gezag ook. Zo is de van Gods wege geroepben knecht in zichzelf gelijk ieder ander mens, een in zichzelf ellendig en nooddruftig mens, maar door 'de zending Gods toch een bijzonder mens, daar de Heere hem als instrument wil gebruiken in de keten tot de zaligheid. De Ned. Geloof sbeSijdenis zegt in art. 31 van deze zending: „Zo moet zidh dan een iegelijk wel wachten door onibehoorUjke middelen zich in te dringen, maar is schuldig de tijd te verwachten, dat hij van God beroepen wordt, N opdat hij getuigenis hebbe van zijn beroeping, om van haar verzekerd en gewis te zijn, dat zij van de Heere is". De Heilige Geest verwekt een begeerte tot het hoogste en heerlijkste ambt en de Heere baant de wegen en paden om tot dit ambt te komen. Predikers zijn gezanten, ambassadeurs van Christus. Zij werpen zichzelf daartoe niet op, maar zijn van God gezonden, begiftigd met lust en gaven. Ze zijn zelf niet onkundig van de boodschap, die zij hebben te verkondigen. Het zijn geen brievenbestellers, die de brieven afgeven, zonder hun inhoud te kennen. Zij zijn zelf niet onwetend van de genade en van het werk van Christus in de harten van zijn volk. De Heere dbet hen uit de wijngaard waarin zij arbeiden, eten.

Zo hebben we niet te zien op de persoon, maar lop de roeping, boven alles op de Zender, Die Zijn predikers zendt met zijn boodschap. De prediker zelf moet weten, dat Hij gezonden is en blijft verantwoordelijk voor zijn preidiking. De gemeente Gods heeft te luisteren naar de iboodsohap Gods, die de predikers brengt; zij zal naar deze prediking geóórdeeld worden.

Voorts zegt art. 3 idat de Heere Zijn verkondigers zendt tot wie en wanneer Hij wil.

De Heere bepaalt alles naar Zijn soevereine wil en naar Zijn vrijmacht. Zo zorgt de Heere ervoor dat het Evangelie van vrije genade komt tot hen, die Hij verlossen zal en Warmeer iHij hen verlossen zal. Paulus meende in Azië te moeten arbeiden en hij arbeidde met veel zegen en vrucht op zijn arbeid, maar de Geest liet het hem niet toe. De Heere zond hem naar Europa en de eerste, die daar tot bekering kwam, was niet een man, maar een Klein—• Aziatische vrouw: Lydia de purperverkoopster van Thyatire. .

Onder des Heeren voorzienigheid moeten er van des mensen zijde voorbereidende werkzaamheden plaatshebben. De opleiding van de theologische studenten moet worden geregeld; de roepstem gedaan en de gemeente gewezen op het woord van Christus: „Bidt de Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstootte" (Lukas 9 : 2).

Doch êe Heere zegt verder: „Gaat henen; ziet, Ik zend u als lammeren in het midden der

wolven". Zo wesrkt Christus. Het werk der beroeping moet dtoor de 'gemeente worden ter hand gevat onder de aanroeping Zijns Naams; maar de Heere zendt Zijn knechten tot Avie en wanneer Hij wil. En zijn dienaars komen daar en op zulk een tijd, van God bepaalt, als de - boodschappers van het Evamgelie, opdat gered en verlost zullen worden die naar Zijn wil in Zijn grote barmhartigheid zullen wedergeboren worden tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, tot een onverderflijke en onbevleikkelijke en onverweikelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is. Zo lang er nog moeten en zullen wedergeboren worden, zó lang zal Zijn Woord gepredikt worden en zal Hij Zijn knechten zenden tot wie en wanneer Hij wil.

Hoe igroot is dam het voorrecht, dat men nog verkeren kan en mag onder de bedienmg van de door Jezus Christus geroepen knechten. Ook nog heden ten dage.

De Heere roept, zo spreiken de Dordtse leerregels, door de prediMng de mensen tot bekeiiing en geloof. Hier wordt ons een beschrijving gegeven van het werk van de dienaren des Woords. Door ée dienst van de prediking (geschiedt een roeping tot beikering en het geloof in Christus, de Gekruisigde.' Paulus getuigt: „Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus' wege: Laat u met God verzoenen". Die roeping komt tot de mens. De verantwoordielijtoheid blijft bij de hoorder, wat hij met deze roepstem doet. Of deze mensen aan deze roeping kunnen voldoen, is hier de vraag niet, hierover wordt later meer gesproken. 'Hier is het: Door de dienst der verkondigers van het evangelie wordt geroepen: Bekeert u en gelooft in Christus, de Gekruisigde. De taak des predikers is dat te prediken; en de uitkomst van deze roeping is Gode alléén bekend en moet aan Hem alleen overgelaten worden. Deze roeping moet gedaan worden. Men moet niet wijs zijn boven God door te zeggen: De mens kan zichzelf toch niet bekeren, daar ihij dood is in zionde en niis4aden. Neen, de Heere heeft het zo gewild, dat de mensen geroepen worden tot bekering en geloof. „Hoe zullen zij Hem aanroepen, in Wie zij niet geloofd hebben? ".

Door Zijn Woord nu roept God ieder, die het Woord hoort, al komt niet ieder, die geroepen wordt, tot de zaligheid. Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren (Matth. 20 : 16). Ook niet-uitverkorenen worden geroepen; zij, die verloren gaan om de verwerping van het Woord Gods, die geschiedt vanwege de blindheid en verharding, die in de mens van nature heerst en waardoor de natuurlijke mens niet begrijpt de dingen, die des Geestes God's zijn.

De Heere roept door het Evangelie tot bekering en geloof. Dit is dus geen roeping tot hen, die in beginsel het geloof reeds bezitten, idie een soort sluimerende wedergeboorte zouden bezitten, of die het vermogen tot het geloof in zichzelf zouden hebben en nu door de roeping tot meer bewustzijn of tot verheldering van dat geloof zouden kunnen komen, of aangeraden zoudfen worden uit ziöhzelf tot Christus te gaan. De zuivere prediking is dan ook niet een verkondigen, dat Christus voor alle hoorders of 'alle gedoopten gestorven is, en dat lallen hebben te geloven, dat him zonden vergeven zijn. Dat te prediken is onwaarachtig.

De verkondiging van Gods Woord is, gelijk de Heidelberger Cathechismus zegt, een sleutel, waarmede het Konikrijk der hemelen opengedaan en toegesloten wordt; zij predikt, dat God in Christus zondaren zalig maakt, dezulken als de hoorders zijn: Manasse's, Paulussen, Thimotheüssen, Lydia's, Stokbewaarders: zij roept zondaren tot Christus te komen". (Ds. G. H. Kersten).

De Heere wil tér zaligheid met mensen op menselijke wijze werkzaam zijn. De mens is geen hout en geen blok geworden; hij is ook igeen duivel geworden, maar hij kan horen, hij heeft uiterlijk verstand van God ontvangen, al is het door de val verduisterd, en al is het, dat de mens geestelijk doof geworden is. Dit moet gepredikt wordfen, dat de Heere, de Almachtige, kan en wil het oor doorboren, het verstand verlichten, opdat de mens versta, zich bekere en zal vluchten in het geloof tot Christus. De mens moet weten hoe ellenidig hij is, hoe schuldig en zondig, maar ook hoe hij verlost kan worden, nl. door de liefde van Christus; dat er door de rijkdom van Christus' bloed er voor de grootste zondaar een weg en mogelijkheid is om zalig te worden. Dat er geen zonde te groot en geen zondaar te verhard is om door Christus bekeerd, vernieuwd en tot het waar zaligmaikend geloof gebracht te worden. Bekering en geloof dat is noodzakelijk en dit moet gepredikt worden.

d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1980

De Saambinder | 8 Pagina's

De Dordtse leerregels over de Goddelijke verkiezing en verwerping

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1980

De Saambinder | 8 Pagina's