Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TWEEËRLEI VRUCHT OP DE PREDIKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TWEEËRLEI VRUCHT OP DE PREDIKING

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen, die zalig worden, en in degenen, die verloren gaan; Dezen wel een reuk des doods ten dode; maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam? 2Cor.2:15enI6.

In dit Schriftgedeelte verhaalt de apostel van de tweeërlei vrucht op de prediking, met de bedoeling, dat men zich naarstig onderzoeke, welke vrucht er in ieders leven wordt gevonden. Hij beschrijft hier zijn zendingsreis door Klein-Azië. Hij beschrijft, hoe de Heere in Troas in de prediking van het Evangelie Zijn gunst betoonde. En als mij een deur geopend was in de Heere. (vers 12). .

In deze plaats heeft de Heilige Geest de apostel verhinderd om in Klein-Azië verder het Evangelie te prediken. Daar is het gebeurd, wat hij niet kon vergeten: En van Paulus werd in de nacht een gezicht gezien; daar was een Macedonisch man staande, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonië, en help ons. De Heere wees hem een nieuw arbeidsterrein aan. Maar afscheid van hen genomen hebbende, vertrok ik naar Macedonië, (vers 13). Als de apostel daarover schrijft, wordt de herinnering levend, hoe de Heere daar de bediening van het Evangelie had willen gebruiken, door Zijn Geest, tot bekering van Lydia en anderen. Daarvan zegt hij in vers 14: En Gode zij dank. Die ons alle tijd doet triomferen in Christus, en de reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen. De Heere overwint krachtdadig door de onwederstandelijke bediening van de Heilige Geest en het Evangelie de tegenstand in het hart van de zondaar. Daar ontvangt de zondaar zaligmakende kennis van God en van zichzelf door Christus' profetische bediening.

Overal waar dit Evangelie wordt gepredikt is er tweeërlei vrucht. Die boodschap brengt de zondaar uit genade alleen aan de voeten van die zalige Koning, die overwint óf de mens verhardt zich onder de boodschap der zaligheid. Daarom houdt de apostel het beeld vast van de reuk Zijner kennis. Overal, waar het Evangelie gepredikt wordt, maakt de Heere dat openbaar door de dienst van Zijn knechten en dat heeft dan tweeërlei uitwerking. De apostel schrijft deze dingen niet, omdat hij zichzelf zocht en ook niet, opdat zijn naam geprezen zou worden. Hij erkent Gods werk in Christus-hierin, niet met de lippen of uit zelfverheffing, maar door de Heilige Geest in ware zelfvernedering, zoals we straks zullen horen. De apostel kende de Farizeeër in eigen hart, ook na ontvangen genade, maar hier begeert hij, als vrucht van Gods genade te mogen zeggen: Al wat prijzenswaardig is, dat is van God alleen! Hij moet alleen geëerd worden en is ook alleen waard om geëerd te worden voor alles, wat Hij geeft en gefvjven heeft. Alles, wat uit de mens is, beoogt Gods eer nooit en is niets, maar wat uit God in Christus is, strekt alleen tot Zijn eer en dient tot 's mensen zaligheid.

Dit schrijft de apostel om de gemeente van Corinthe op te wekken, dat de arbeid van de apostel in de Heere ook onder hen rijke vrucht mocht dragen. De apostel was door velen in de gemeente van Corinthe niet als een apostel geacht. Daarom zegt hij: Het gaat niet oin mij, maar om de verheerlijking van de zaligmakende kennis van Christus, door de Heilige Geest. Dat alleen brengt de zondaar uit de geestelijke doodsstaat tot het leven. Hier sneuvelt alle tegenstand tegen de dienaar Gods en tegen de boodschap Gods.

Hoe tekent de apostel ons in de woorden van onze tekst, dat het beste, misbruikt, verkeerd wordt tot het slechtste. Gods uitnemendste gaven worden door Goddelijke genade de één tot een zegen, de ander tot een vloek. Dat openbaart zich in die fontein van geestelijke en tijdelijke zegeningen, die de Heere in Christus geopend heeft. Zoals de zon het ene week maakt en het andere zo hard maakt als een steen, zo is het met de Zon der gerechtigheid, Jezus Christus. Dat ligt niet aan de Zon, maar aan het voorwerp!

De wijn, die God tot het welzijn van de mens gegeven heeft, is in de handen van een matig mens tot versterking, maar in de hand van de dronkaard tot verderf op de weg van gruwel en ontucht. Zo zijn er vele voorbeelden te noemen, waaruit blijkt dat de oorzaak niet ligt in Gods gave, maar in het gebruik of het misbruik.

Zo is het ook met de gave Gods, dat is de prediking van het Evangelie van Christus. Het wordt gepredikt aan de uitverkorenen en aan de verworpenen, zonder onderscheid. Zo openbaart het ook, naar de verscheidenheid van de personen, de onderscheiden vrucht. De één tot zaligheid en de ander tot verzwaring van zijn oordeelwaardigheid. Tot voordeel of tot oordeel! Dat onderscheid ligt niet in het Evangelie, dat is voor een ieder hetzelfde, maar in haar uitwerking in de zondaar. Ook niet in de mens, want in de wortel zijn wij allen voor God gelijk.

Doch wij prediken Christus, de Gekruisigde, de Joden wel een ergernis en de Grieken een dwaasheid, maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. (1 Cor. 1 : 23-24).

De reuk van de kennis van Christus gaat en komt dus tot allen. Tot hen, die zalig worden en tot hen, die verloren gaan. Twee soorten mensen bevolken de wereld. Die zalig zullen worden en die verloren gaan. Verkorenen en verworpenen. Dat onderscheid is niet door mensen gemaakt, ook niet door Gods knechten, maar door God Zelf Het is de openbaring van Gods barmhartigheid in degenen, die zalig worden, maar ook van Gods rechtvaardigheid in degenen die verloren gaan.

Calvijn zegt: Dit is een zeer schone plaats, waardoor wij geleerd worden, hoedanig de uitkomst onzer prediking ook zij, dat nochtans ditzelve Gode behaagt, dat het Evangelie gepredikt wordt, en dat onze gehoorzaamheid Hem aangenaam is, en dat de waardigheid des Evangelies niet verkleind wordt, omdat het niet alle mensen bevorderlijk is: Want God wordt ook daarin verheerlijkt, dat het de verworpenen gedijt tot verderf; ja, het moet alzo geschieden. Zo het Gode een zoete reuk is, zo moet hèt ook ons zijn, dat is, het betaamt niet, dat wij ons daaraan stoten, zo de prediking des Evangelies niet alle mensen zalig is; maar wij zullen liever overleggen, dat het overvloedig genoeg is, zo het de verworpenen verdoemenis aanbrengende, de eer Gods bevordert. Zalig worden, dat is door de zaligmakende bediening van de Heilige Geest met God verenigd te worden. Het is hersteld te worden door de verzoening van Christus in Gods gunst en gemeenschap om straks de volle gemeenschap met een drieënig God te mogen kennen. Was het Evangelie u zo een reuk des levens ten leven?

Verloren gaan is eeuwig van God en van Zijn zalige gunst verstoken te zijn. Wat dat betekent leren alleen zij, voor wie het Evangelie een reuk des levens ten leven geworden is. Im-

mers, zo leerden zij zichzelf kennen als een verlorene, waardig om voor eeuwig van God en Zijn zalige gunst verstoken te worden, de hel verdiend, de hemel verzondigd. Zo wordt Christus aan een ieder gepredikt zonder onderscheid. Zo wordt genodigd tot de zaligheid; gepredikt en aangegeven uw schuld en verlorenheid. Ook dat is genadeprediking in Jezus Naam. Ja, ook de prediking van Zijn algenoegzaamheid en dierbaarheid. In dat Evangelie wordt uitgestald, dat in Hem alleen een volkomen zaligheid is, dat in Hem alles is, wat nodig is om een verloren mens zalig te maken.

Hoevelen zijn er toch, voor wie die rijkdom van Gods genade de dood brengt door hun ongeloof en moedwillige verharding onder de boodschap der zaligheid. Zij willen niet bukken onder het juk van Koning Jezus. Het Evangelie heeft tweeërlei uitwerking. Welgelukzalig, als de liefde Gods alle tegenstand verbrak en u gebonden deed worden aan die boodschap, die u ook eerst een reuk des doods ten dode was. Welk een smart is het in het leven van de levendgemaakte zondaar, zo lang geweigerd te hebben om de boodschap der zaligheid te geloven, geweigerd te hebben zich voor de Heere te vernederen. Welgelukzalig, die mogen zeggen: Gij Heere, zijt mij te sterk geworden.

De prediking van het Evangelie: Voor de één dus een reuk des doods, een doodslucht, onaangenaam, niet begeerlijk, maar waar men zich van afwendt. Dat ligt niet aan het Evangelie, noch in de dienaar, maar in de macht van onze doodsstaat. Immers, door dat Evangelie wordt de waarheid ontdekt, de consciëntie getuigt en veroordeelt de zondaar, de vijandschap tegen God en Christus wordt hardnekkiger, maar het Woord, dat gehoord is, zal straks veroordelen. Alzo een reuke des doods ten dode!

Bekeert u toch! Waarom zoudt u sterven? De prediking van het Evangelie: Een reuk des levens ten leven. Een aangename en lieflijke reuk, die de zondaar verlost uit de staat des doods, zijn ziel geneest, de nevel en de duisternis van onwetendheid verdrijft en ook de liefde en lust tot de leugen en de zonde. De kwade consciëntie, die voor God bevreesd is schrikt voor Zijn heiligheid en majesteit, maar die de waarheid liefkrijgt, de kennis zoekt van God, de liefde tot Zijn dienst, dag en kinderen en de vermakingen vindt in Zijn getuigenissen, bemint Gods heiligheid en rechtvaardigheid en aanbidt Gods soevereiniteit.

Hoe begeert de zondaar, die levendgemaakt is, ook door het Evangelie te mogen opwassen in de genade en kennis van de Heere Jezus Christus, maar hij krijgt ook een vermaak in het afsterven van die oude mens. Hoe is Gods werk in Christus een goede reuk voor Zijn Aangezicht, wanneer wij als vrucht van die bediening onszelf als een verlorene leerden kpnnen, overtuigd van zonde, gerechtigheid en oordeel. Daar wil een geveinsde niet van weten. Hij walgt van de reuk van het Evangelie, waar alles, wat van de mens is, wordt afgebroken, 't Is een ergernis te moeten horen, dat alle eigengerechtigheid voor God niet bestaan kan. Ziet, dat is God een welriekende reuk te mo­ gen zeggen door de Geest der waarheid: Ik beken aan U oprecht mijn zonden. Voor zulken is dat Evangelie, hoe scherp ook, een reuke des levens, omdat Christus en de reuk van Zijn kennis het hart van de oprechte verblijdt.

En wie is tot deze dingen bekwaam? , zo zegt de apostel. In het volgende hoofdstuk zegt hij: Niemand. Het is ook geen menselijke zaak. Het is Gods zaak, als Hij een knecht roept tot een werk, dat niemand kan, maar als de Heere roept, maakt Hij ook bekwaam. Het is dus alles van de Heere. Zo zegt dat Woord, dat dierbare Evangelie, hoe het is en zal worden, als we nog verkeren onder die boodschap, zoals we geboren zijn. Haast u dan toch om uws levens wil!

Welk een zaligheid voor dezulken, die het Woord, dat hen veroordeelde en aanklaagde, ontsloten zagen tot hun zaligheid. Een reuke des levens, omdat door de dood heen. Hij, Die het leven is, van de Vader geopenbaard werd.

Bij U Heer' is de Levensbron*, Uw licht doet klaarder dan de zon Ons 't heuglij k licht aanschouwen.

Ridderkerk.

Ds. J. W. Verweij.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1981

De Saambinder | 8 Pagina's

TWEEËRLEI VRUCHT OP DE PREDIKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1981

De Saambinder | 8 Pagina's