Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leviticus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leviticus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(9) -

LEVITICUS 2: 8-11

8. Dan zult gij dat spijsoffer, hetwelk daarvan zal gemaakt worden, de HEERE toebrengen; en men zal het tot de priester doen naderen, die dat tot het altaar dragen zal 9. En de priester zal van dat spijsoffer deszelfs gedenkoffer opnemen en op het altaar aansteken; het is een vuuroffer, ten lieflijke reuk de HEERE. 10. En wat overblijft van het spijsoffer zal van Aaron en zijn zonen zijn, het is een heiligheid der heiligheden van de vuurofferen des HEE- REN.

De Israëliet, of arm of rijk was bij alle offers gebonden naar het bevel des Heeren, aan het priesterschap, door de Heere Zelf verordineerd. Niemand kon of mocht tot de Heere naderen, dan door middel van de priesters. Deze priesters waren sterfelijk, al was het dat ze opgevolgd werden door hun nakomelingen, waardoor hun tussentreding eindigde. Zij waren priesters naar de orde van Aaron. Maar Christus was de Priester naar de ordening van Melchizedek, noch einde des levens hebbende; maar de Zoon van God gelijk geworden zijnde, blijft Hij een priester in eeuwigheid. Die tussentreding door de priesters van Aarons geslacht wijst naar Hem omdat Hij in eeuwigheid blijft, een onvergankelijk Priester­ schap bezittend, waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Hebr. 7.

Een arme Israëliet zou ontmoedigd kunnen worden wanneer hij een spijsoffer bracht zo gering in vergelijking met die dat van de weigestelden. De Heere verzekert ook hem dat hoe gering dit Hem welgevalhg is, door de priester te bevelen, die dat tot het altaar dragen zal De dienaars van het heiligdom, moesten en moeten hun van God opgedragen dienst verrichten, zonder aanzien des persoons! Welk een les, zoals eenmaal de discipelen van de Heere Jezus ontvingen. Toen er kinderkens tot Hem werden gebracht, opdat Hij de handen hun zou opleggen en zij die bestraften, zei Jezus tot hen: Laat af van de kinderkens en verhindert hen niet tot Mij te komen; want derzulken is het Koninkrijk der hemelen. Wie is de grootste in het hemelrijk, de meeste in het Koninkrijk der hemelen vroegen de discipelen aan Jezus. Wat was het antwoord? Hij riep een kind en zette dat in het midden van hen en zei: ..'. Zo wie zodanig een kindeken ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij. Matth. 18. Wat dan overbleef hetzij veel of gering, zal van Aaron en zijn zonen zijn. Dit is reeds opgemerkt in het voorgaande vers 3.

Zoals Jozef het ganse huis zijns vaders, met brood tot de mond der kinderkens toe onderhield, zo zal dat priesterlijk volk, dat verkregen volk nu ook in de nieuwe bedeling uit Christus worden gevoed en onderhouden, omdat Hij ze gekocht heeft met ziel en lichaam, voor tijd en eeuwigheid.

11. Geen spijsoffer, dat gij de HEERE zult offeren, zal met desem gemaakt worden: want van geen zuurdesem en van geen honing zult gijlieden de HEERE vuuroffer aansteken.

Hier het bevel dat er geen desem of honing met het spijsoffer vermengd mocht worden. Dit geldt van deze offers, maar niet voor de dankoffers en de offers van de eerstelingen, zie 7 : 13 en 23: 17. Het zuurdeeg komt in Gods Woord, behalve in de gelijkenis van het zuurdeeg, bijna altijd als beeld in ongunstige zin voor. Zuurdesem is een zinnebeeld van hoogmoed en opgeblazenheid en bederf Jezus zei tot Zijn discipelen: Ziet toe, en wacht u van de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën, doelend op de leer der Farizeeën en Sadduceeën, waarbij de kantt. schrijven: De leer, die bij een zuurdesem hier vergeleken wordt overmits dezelve de zuiverheid der ware leer met valse en van mensen ingestelde leer vermengde, om de mens door een ijdele waan van eigengerechtigheid en met geveindsheid opgeblazen maakt. Matth. 16:12.

Paulus waarschuwt de gemeente van Korinthe: Weet gij niet dat een weinig zuurdesem het gehele deeg zuur maakt. Kantt.: Met deze gelijkenis verklaart de apostel dat een ergerlijk mens als hij niet gestraft wordt in de gemeente, anderen lichtelijk tot navolging trekt. Zuivert dan de oude zuurdesem uit, opdat gij nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus. Zo dan laat ons feesthouden, niet in de oude zuurdesem, noch in de zuurdesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid. 1 Kor. 5. Enerzijds is er de hoogmoed en de opgeblazenheid van de mens in de valse leer. Anderzijds de zonde en het bederf van de mens. Maar ook is het zoals de kanttekenaren opmerken, dat de apostel gebiedt de Christenen in de betekende zaak al hun leven lang, namelijk heilig en rechtvaardig te wandelen voor God en de mensen, en derhalve ook alle ergernissen uit hen te weren, nadat zij door de offerande en besprenging van het bloed van Christus met God verzoend zijn.

Dit bevel betrof het offer en de offeraar: geen zuurdesem, geen honing. Eerst wat betreft het zuurdesem. In Christus Jezus is geen bederf noch hoogmoed. Hij is zonder zonde en Hij is zachtmoedig en nederig van hart. Hij is het volmaakte, ongezuurde Spijsoffer. Geen geveinsdheid, noch een leer die de mens verheft is in Hem gevonden. Gods kinderen, hoewel ze naar de nieuwe mens ongezuurd zijn, nochtans naar de oude mens in hun bestaan is de oude zuurdesem in hen. Daarom gaat hen ook die waarschuwing van de apostel Paulus aan de Korinthiërs zo ter harte: Zuivert dan de oude zuurdesem uit. Dat is de strijd en ook de begeerte in het leven van al Gods kinderen gedurende hun gehele leven, om voor God volmaakt te leven. In die aanklevende verdorvenheid, ook in hun vermeende kracht om de zonde met wortel en tak uit te roeien kunnen ze voor God niet bestaan. De gerechtigheid tot verzoening van hun schuld en de heiligheid tot reiniging van al hun afmakingen, is aangebracht en verworven door Hem, in het ongezuurde spijsoflfer verbeeldt. Door het geloof hun zaligheid en reinigmaking buiten zichzelf zoekend in en uit Hem, de volmaakt reine en heilige, doet verstaan de eigen krachten te verachten en doet bidden: Uwen knecht doch bewaert Dat hij niet zij bezwaert Met moetwilligheyt quaet; Dat zulcks niet over mij Heersche/maer dat ick zij Reyn van zulck een mfsdaet Al wat ick spreken zal/ En mijn gedachten, al/ Laet u / Heer / wel behagen; _ Ja u/ die mijn troost sijt/ Die mij verlost altijt Uyt al mijn quade dagen. Ps. 19 (Datheen).

's-Gr.

Ds. J. C. Weststrate.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1983

De Saambinder | 8 Pagina's

Leviticus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1983

De Saambinder | 8 Pagina's