Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Godshuis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Godshuis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

Eén ding heb ik van de Heere begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren om de liefèlijkheid des Heeren te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel Psalm 27:4

De enige, drieënige God, is de onzienlijke God. Wie zal God zien en leven? Niemand heeft ooit God gezien, maar de Eniggeborene, Die in de schoot des Vaders is, heeft Hem ons verklaard. Hoewel niemand kan inblikken in de volle majesteit van het volheeriijke wezen Gods, heeft het Hem toch behaagd Zichzelf te openbaren aan Zijn volk en Zichzelf te willen openbaren voor Zijn volk. Zo openbaarde de Heere Zich dan ook terstond, nadat Hij hemel en aarde uit niet had voortgebracht. De Godsopenbaring was onderscheiden. In gezichten, aanspraken en bijzondere verschijningen, maakte de Heere Zichzelf bekend, openbaarde Zijn wil en leerde Zijn erfenis. Denk maar aan Abraham: En de Heere verscheen hem bij Mamré. Als Mozes de kudden van zijn schoonvader Jethro weidde bij de Horeb, openbaarde de Heere Zich in de brandende braambos. Nader openbaarde de Heere Zich aan Israël. De wonderlijke nationale openbaring.

Hij gaf aan Jacob Zijne wetten, deed Israël op Zijn woorden letten. Aan Israël gaf de Heere „Zijn Huis". Daar openbaarde de Heere Zich in de luister van de schaduwdienst. Dat Huis werd met Zijn heerlijkheid vervuld, door de intrek van de drieënige God Zelf. Voor de gelovige Israëliet was het Huis Gods de plaats van zijn geestelijke blijdschap en troost in de dagen van druk en tegenheden. Over dat Huis zingt de dichter in psalm 27. Daarin is hij de hartetolk van het ware Sion Gods. De gelovige Israëliet. Paulus schreef in de Galatenbrief: Zo verstaat gij dan, dat degenen die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.

De gelovige Israëliet heeft dat Huis Gods leren kennen. Wanneer David in psalm 27 hierover schrijft, staat de tabernakel te Nob, waar de hogepriester Achimelech van Godswege dienende is. David is gevlucht voor Saul, die hem vervolgt als een veldhoen op de bergen. Als hij vlucht gaan zijn gedachten naar Nob. Daar heeft hij vertoefd in de gemeenschap met de priesters en degenen die Sion beminnen. Nu is hij verstoten: als een veldhoen verjaagd.

Hij zegt in het tiende vers: Want schoon ik zelfs van vader en moeder verlaten ben. Hij is een eenzame balling, hij loopt als een wees over de aarde. In die weesgestalte is er een uitgang in zijn hart geboren naar het Huis van God. Eén ding heeft hij nog over: bij alles wat hij kwijt is. Als zijn grootste begeerte verlangt hrj naar... Gods Huis! Dat David verstoten is, is erg. Dat David van de familieband verstoten is, moet beleefd worden. Dat David als een wees over de aarde loopt, heeft hij voor God uitgeweend. Maar toch, dat was het smartelijkste niet.

Het gemis van Gods Huis, Gods gemeenschap te moeten derven is het allersmartelijkst. Daarin is David hartetolk. Wat heeft Gods Kerk nu nog op de aarde buiten God? Buiten Zijn huis? Buiten Gods volk? Daarom staat er: Eén ding heb ik van de Heere begeerd. Dat is een heilige begeerte. Van nature zijn wij vol van onheilige begeerten. De mens loopt de zonde na, omdat hij een zondig hart heeft. Hij kan niet anders en wil niet anders dan zondigen. Gelijk een kind een fladderende vlinder na holt, zo dartelt een mens in de zonde. Zo dartelt hij de eeuwigheid in. Hebben Gods kinderen geen onreine begeerten? Hoe smartelijk moet doorleefd worden, dat hij buiten de dadelijke gemeenschap Gods zich in niets van de wereld onderscheidt. Hier gaat het over de door Gods Geest gewerkte reine begeerten. Daarin wordt vertolkt waarom hij naar Gods Huis verlangt. Hij verlangt in Gods Huis te wonen. Wat dit betekent? Het huis is de plaats van de gemeenschap. Daar ontmoet men elkander en zo verlangt ook David naar Gods Huis, om er God te mogen ontmoeten. David vraagt dus: Heere, mag ik in Uw Huis wonen, mag ik U daar ontmoeten?

Hij heeft het van de Heere begeerd. Waarom? Omdat hij weet dat hij in Godsontmoetingen zelf niet werken kan en er bovendien duizenden oorzaken zijn, dat de Heere achterblijft. David is hartetolk. Weet u hoe de ware kerk opgaat? Heere, het is vandaag Uw dag. De deuren van Uw huis staan weer open. Heere, mag er vanmorgen wat voor mij bij zijn? Zou Uw eer nog mogen klimmen uit het stof?

Heere, wij hebben geen rechten, ook de week die voorbijging was vol van zonden en gebrek. Als U er niet bent, Heere, dan is het zo leeg. Mogen de gangen van de Koning in het heiligdom nog gezien worden? Het is een gaan naar Gods Huis om er God te ontmoeten. Dat zal ik zoeken, al de dagen mijns levens.

De begeerten naar de zonden verzadigen nooit. De zonde kan nooit volkomen vervulling geven. De van God lege mens wordt buiten God nooit rrieer vervuld. Maar alle dagen verkeren in het huis van God, daar wordt men nooit moe van. Daar is het altijd goed. De dichter zegt: Heere, ik wou dat het elke dag kerk was, dat ik elke dag Uw zoete gunst mocht ervaren. Straks zal de kerk nooit meer uitgaan, daar zal het een altijd inwonen met de Heere zijn. In de dienst van God is een eeuwige volheid.

Toen David deze psalm dichtte, was de tempel er nog niet, die heeft Salomo immers gebouwd. Toen stond de tabernakel Gods nog te Nob. Maar het doel is duidelijk: Heere, waar U woont, waar U werkt, waar U vertoeft, waar Uw volk is, daar wil ik ook zijn. Waar de heerlijkheid van Sions Koning openbaar komt, daar gaat mijn hart naar uit. Op die plaats worden de liefelijkheden Gods aanschouwd. Daar worden de Godsgeheimen openbaar. De dienst Gods is vol van geloofsgeheimen. Ze zijn voor de wijzen en verstandigen verborgen en worden aan de kinderkens geopenbaard. Heeft Gods Huis niet vele verborgenheden? Wie zal doorgronden het heilgeheim van het wasvat, van het brandaltaar? Van de tafel met de toonbroden, van de kandelaar, van het gouden reukwerk? Wie heeft er mogen zien in het wonder van het binnenste heiligdom? Daar waar de heilige Ark in alle luister staat. Waar het bloed der verzoening de wet Gods, die eist en vervloekt, voorgoed het zwijgen heeft opgelegd. Daar waar een schuldig volk onder het veroordelende recht van God zou moeten verloren gaan, maar waar op grond van het eeuwige bloed van Christus, een verzoend God spreekt van de volkomen genoegdoening van het Lam.

Het is een reine begeerte, om dit persoonlijk te weten, als de enige grond van zaligworden om niet. In het gemis door Woord en Geest worden alle verkeerde gronden in de mens blootgelegd. In de openbaring van God de levende hoop geboren. In de geoefende verlangens de toezegging Gods gehoord. In de schenking van de genade Gods in Christus het wonder gezien. In de eigening door het geloof het hart vervuld en God bewonderd. Wie is het die niet de Godsstad roemt, de stad des groten Konings noemt?

Capelle a/d IJssel

Ds. P. Blok.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

De Saambinder | 8 Pagina's

Het Godshuis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

De Saambinder | 8 Pagina's