Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het zaad in het hart van Oranje gezaaid en gezegend

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zaad in het hart van Oranje gezaaid en gezegend

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

De erfenis

In 1544 sneuvelde zijn 26-jarige neef, René van Chalon, wat een grote wending in het leven van Willem tot gevolg zou hebben. René was de enige zoon van graaf Hendrik van Nassau-Breda, de reeds gestorven broer van Willem de Rijke. Hij voerde het beheer over vele bezittingen die in de Nederlanden verspreid lagen. Daarnaast was hij prins van Oranje en als zodanig een onafhankelijk vorst van een souverein gebied.

Bij testament werden alle bezittingen en titels van René nagelaten aan de 11 - jarige Willem van Nassau, die in één ogenblik een jongen van macht, eer en aanzien werd, mits keizer Karel het testament goedkeurde. Deze kon onmogelijk hier in de Nederlanden een protestant de eerste plaats onder de adel laten innemen. Hij gaf dan ook alleen zijn toestemming onder de uitdrukkelijke bepaling dat de jonge erfgenaam naar de Nederlanden zou komen om daar aan het hof te Brussel roomskatholiek en in Bourgondische stijl opgevoed te worden.

Deze eis heeft een schok op de Dillenburg te­ weeg gebracht. Men koesterde daar aan de vooravond van het Concilie van Trente, met vele anderen de hoop dat er een hereniging tussen Rome en de Reformatie tot stand zou komen.

Deze verwachting is van overwegend belang bij de beoordeling van de beslissing, die de ouders van Willem hebben genomen. Ze hebben de eis van de Keizer ingewilligd, waarmee ze een zwaar offer gebracht hebben voor de eer en de grootheid van het geslacht Nassau. Ze zagen hun kind vertrekken naar een vreemd land; ze moesten hem daar overlaten aan vreemde opvoeders, die geheel andere opvattingen van het leven hadden als de hunne waren. Willem nam afscheid van zijn ouders om door Gods voorzienig beleid, zoals eenmaal Mozes, opgevoed te worden aan een vreemd hof. Daar zou hij de nodige wijsheid en ervaring opdoen voor de zware taak die hem wachtte.

In Brussel heeft Willem, beïnvloed door de machtigen en groten aan het hof, het leven geleid van de adelstand: vorstelijk, verkwistend, in onwettige verhoudingen, kortom zonder enige levensemst. In 1551 huwde hij met Anna van Egmond, de enige dochter van één

der vermaardste krijgsoversten van Karel V. Hierdoor werden zijn bezittingen opnieuw uitgebreid. Het hof van Breda, waar hij zich na zijn huwelijk vestigde, was zeer luxueus ingericht. Men baadde er in weelde, men genoot er van overdadige festijnen, die vaak eindigden in braspartijen. Met de Dillenbrug onderhield Willem nauwelijks contacten.

Toch bleven de ouders goed op de hoogte van wat er aan het hof van Breda omging, dankzij de geregelde briefwisseling van Juliana met haar lievelingszoon Lodewijk, die zijn intrek genomen had bij zijn broer in Breda.

Het kan niet anders of het moederhart moet onder dit alles geleden hebben en de ontwikkeling moet haar met grote zorg hebben vervuld. Het zaad van Gods Woord, dat in het jeugdige hart van Willem was gestrooid, scheen geheel verstikt door de zorgvuldigheden van de wereld en de verleiding van de rijkdom. Het past ons niet tegenover onze kinderen de jeugdzonden van de Vader des Vaderlands breed uit te meten. Het is echter ook niet juist ze te verzwijgen ofte verdoezelen. Des te groter zal het respect en de liefde zijn voor de man die, door de omstandigheden voor de keus gesteld óf zich gewillig aan de wil van de koning te onderwerpen óf van al die rijkdom afstand té doen, zoals eenmaal een Mozes gekozen heeft voor het laatste. Door deze keuze, waarbij hij niets te winnen maar alles te verliezen had, is hij na een jeugd van wellusten en genietingen welbewust een leven tegemoet gegaan vol zorgen en gevaren, dat tenslotte uitliep op een geweldadige dood.

Beslissende wending

Het jaar 1559 is, naar het getuigenis van Oranje zelf, beslissend geweest voor zijn hele leven. In dat jaar vertoefde hij als gijzelaar tijdens de vredesonderhandelingen in Frankrijk. Tijdens een jachtpartij in het bos van Vincennes vernam hij van de Franse koning dat Philips II en Alva plannen hadden gesmeed om de ketterij in de Nederfanden met alle gewelddadige middelen uit te roeien. Toen de Prins dit plan hoorde ontvouwen, zo vertelt hij later zelf, had hij diep medelijden met zovelen, die tot de dood gedoemd waren. Hij nam zich ernstig voor „zijn uiterste best te doen om het Spaanse gespuis uit het land te helpen verjagen". Hoewel hij zelf rooms-katholiek was, was hij diep begaan met het lot van velen, die om hun geloof tot pijnbank, galg en brandstapel werden veroordeeld. Vol edele verontwaardiging vroeg hij zich af waarom dit nodig was; in het graafschap Nassau konden rooms en protestant toch ook in vrede samenleven? Daarnaast ergerde hij zich aan het feit dat de Nederlanden vanuit Madrid op Spaanse wijze geregeerd werden. Hij wilde een nationale regering onder leiding van de Nederlandse adel, waarin ook de Staten-Generaal zeggenschap heeft. Weliswaar heeft de koning het oppergezag, maar deze zal rekening moeten houden met de vrijheden en rechten van het volk.

Op oudejaarsavond 1564 werpt Willem zijn vorst de handschoen toe door in de Raad van State een lange redevoering uit te spreken die culmineerde in de beroemde woorden: „De koning dwaalt..., ik kan niet goedkeuren, dat vorsten over het geweten hunner onderdanen willen heersen en hun de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen".

Deze stellingname betekende een oorlogsverklaring aan de kampioen der Contra-Reformatie. Willem van Oranje kwam hiermee principieel tegenover zijn vorst te staan.

In het eerst nam Willem nog een voorzichtige houding aan en trachtte hij langs diplomatieke weg iets voor zijn volk te bereiken. De loop der historie kwam echter in een stroomversnelling, die ook Willem niet meer in de hand kon houden. Na de beeldenstorm, waartegen hij zich fel keerde, weigerde hij de hernieuwde eed van trouw, die de landvoogdes van de gehele adel eiste, af te leggen.

Beproeving

Kort daarop, in april 1567, zag hij zich door de komst van Alva genoodzaakt ons land te verlaten en zich met zijn gezin en 150 bedienden naar de Dillenburg te begeven. Deze tweede levensperiode, die hij op het voorvaderlijk slot heeft doorgebracht, zijn jaren geweest van diepe beproevingen en tegenslagen. Niet alleen bloedde zijn hart wanneer hij dacht aan zijn volk, dat door Alva weerloos vertrapt en vernederd werd. Militaire ondernemingen om het volk te bevrijden leden in 1568 schipbreuk en ruïneerde hem financieel, temeer daar Alva al zijn goederen in de Nederlanden in beslag genomen had. Hij werd in deze jaren zo door schuldeisers vervolgd, dat hij meermalen in vermomming moest reizen en niet eens op de Dillenburg durfde te overnachten.

Behalve de grote tegenslagen op militair en voorlopig op politiek terrein kwam daar de druk van het huiselijk leed bij. In 1567 werd zijn oudste zoon Philips Willem, die op de hogeschool te Leuven studeerde, door Alva opgelicht en naar Spanje gezonden. Daar werd hij in de roomse leer opgevoed en groeide hij op als een Spanjaard. Prins Willem heeft deze zoon nooit meer teruggezien.

Nog erger was het, dat het in 1561 gesloten huwelijk met Anna van Saksen geheel stukgelopen was. Anna, weinig aantrekkelijk, zelfs enigszins mismaakt, was een koppige, onevenwichtige en zeer eigenzinnige vrouw. Ze was geestesziek; de sporen van haar latere absolute krankzinnigheid vertoonden zich in afwisselende buien van luidruchtige vrolijkheid en tijden van diepe neerslachtigheid. Ze slingerde in het bijzijn van bedienden en gasten haar man vaak de grofste verwijten naar het hoofd, beloofde nu en dan beterschap, sloot zich soms dagen op en raakte tenslotte verslaafd aan de drank. In 1568 verliet ze de Dillenburg en vertrok naar Keulen, waar ze in overspel leefde met de Antwerpse schepen Jan Rubens, die als balling in Keulen woonde. Vanaf het ogenblik dat de echtbreuk van Anna bewezen was, heeft de Prins zich nooit meer met haar ingelaten.

Anna werd in 1575 naar Dresden vervoerd, waar zij in 1577 volslagen krankzinnig overleed. Wie kan peilen hoe smartelijk deze weg voor de Prins geweest is. Hoe werd hij als echtgenoot in zijn eer aangetast. Het feit dat er op een laatdunkende wijze over hem en zijn huiselijk leven door vriend en vijand geschreven en gesproken werd, heeft het hartzeer over zijn verwoest geluk ongetwijfeld verdubbeld.

De Prins verdient bewondering om de wijze waarop hij dit huiselijk leed droeg en om het geduld dat hij met Anna had. Het zal hem zwaar gevallen zijn in deze moeilijke tijden geen vrouw te hebben gehad die hem hielp de drukkende last te torsen. Des te meer zal hij in deze crisisfase van zijn leven, stilgezet bij de ruïnes van zijn carrière en huiselijk geluk, troost en steun bij zijn moeder en broers hebben gezocht en gevonden. Zij brachten hem ertoe de Heilige Schrift te gaan lezen.

Loutering

In geen perdiode van zijn moeite- en smartvol' leven zal Prins Willem zich zo ellendig, zo verlaten en vernederd hebben gevoeld als in deze tijd. De wegen van druk en smart hebben door de werking van Gods Geest die innerlijke loutering en godsdienstige verdieping gebracht, dat er een geestelijke verandering in het leven van Prins Willeni heeft plaatsgegrepen. Daar op het vaderlijk slot, waar zoveel goede herinneringen uit zijn jeugd weer wakker werden, is het geloof in het hart van Willem doorgeljroken. Het zaad, dat zoveel jaren geleden in het hart van Oranje gezaaid was, bracht nu vruchten voort van geloof en bekering. Zo heeft Willem het zelf ook beleefd. In zijn Apologie van 1580 lezen we dat hij zich bewust geworden is dat „God niet had toegelaten, dat het heilige zaad, dat Hij Zelf in mij gezaaid had, verstikt was". Hoe duidelijk is dat ook in de vruchten openbaar gekomen. In 1569 schreef hij aan zijn ontrouwe echtgenote: "Ook zie ik wel, dat ik dit mijn leven in moeite en strijd moet doorbrengen, waarmede ik zeer tevreden ben, omdat alzo het welbehagen Gods is, want ik weet wel groter kastijding verdiend te hebben".

Ridderkerk.

B. Stolk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1984

De Saambinder | 8 Pagina's

Het zaad in het hart van Oranje gezaaid en gezegend

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1984

De Saambinder | 8 Pagina's