Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De woonplaats van de Heere

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De woonplaats van de Heere

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Alzo zegt de Heere: De hemel is Mijn troon, en de aarde is de voetbank Mijner voeten; waar zou dat huis zijn dat gijlieden Mij zoudt bouwen; en waar is de plaats Mijner rust? Want Mijn hand heeft al deze dingen gemaakt en al deze dingen zijn geweest, spreekt de Heere; maar op dezen zal Ik zien, op de arme en verslagene van geest, en die voor Mijn Woord beeft." Jesaja 66 : 1-2

De Heere woont niet in menselijk zelfgemaakte bouwwerken.

De profeet Jesaja heeft van de Heere opdracht gekregen door zijn woord en prediking aan het volk van Israël de heerlijkheid van Israëls God voor ogen te stellen. Om het volk van Israël te leren Wie hun God en Heere is, maar dan ook tevens om te onderwijzen wie de mens is in zijn dwaasheid, nietigheid, zondigheid en schuldigheid voor God.

Het is de psalmdichter die uitroept: Want wie mag in den hemel tegen den Heere geschat worden, wie is de Heere gelijk onder de kinderen der sterken? God is grotelijks geducht in de raad der heiligen en vreselijk boven allen die rondom Hem zijn.

O Heere, God der heirscharen! Wie is als Gij grootmachtig, o Heere! En Uw getrouwheid is rondom U (Ps. 89 vers 7-9).

Het is voor ons allen goed en ook noodzakelijk om dit op de leerschool van goddelijke genade te leren kennen: Godskennis en zelfkennis. Maar de Heere had in dit onderwijs door de profeet Jesaja voor Israël toch wat bijzonders voor ogen. De eredienst in de tempel en alles wat daarmee verbonden was, was toch door Israëls God aan het volk uit genade gegeven en de Heere had daarmee het volk Israël afgescheiden van de heidense volken rondom Israël. Israël zal alleen wonen en met de heidenen niet gerekend worden. De Heere had Israël Zijn volk genoemd en Zijn grote wonderwerken van genade in Israël verheerlijkt. Maar waar waren nu de vruchten van dankbaarheid? Waar de vruchten van liefde, van ootmoed, van afhankelijkheid, van een dagelijkse bekering tot de Heere?

De gehele Israëlitische godsdienst en eredienst was verlopen in een uitwendige vormendienst. Men meende genoeg gedaan te hebben voor de Heere als men de uiterlijke vorm van de godsdienstplichten had volbracht. Over schuld voor God werd niet meer gedacht en gepraat. Inleving van de diepe verlorenheid voor God werd er niet meer gevonden. Ware verzoening werd niet meer begeerd. Het woord van Jesaja: Onze misdaden voeren ons weg als een wind. werd niet meer geloofd. Dat gold voor andere volken, maar niet meer voor Israël. Neen, Israël had toch de uitwendige voorschriften van de Heere, zij brachten toch hun offers op de gezette tijden, zij hadden toch hun tempeldienst die ze in ere hielden.

Ook deze geschiedenis van Israël leert ook ons als mensen die leven onder de Nieuw- Testamentische bedeling, dat hoe meer de Geest Gods gaat wijken, hoe meer de mens genoeg heeft aan de uiterlijke vormen van de godsdienst en met voldoening rust in de gedane godsdienstplichten.

Er komt een vals vertrouwen op rechtzinnigheid en op eigen gerechtigheid en men meent hierin genoeg te hebben voor de eeuwigheid. Wat is het nodig en noodzakelijk dat de Heere dan door Zijn Geest gaat leren dat deze grond onder onze voeten geheel wordt weggeslagen, om een arm, ellendig Adamskind voor de Heere te worden. Vele Joden in de dagen van Jesaja meenden dat er met hen niets kon gebeuren, want de Heere had Zich toch Zelf eenmaal met de tempeldienst verbonden en Zijn beloften daarbij aan Israël gegeven.

Het was toch genoeg wanneer zij als godsdienstige Joden nu de tempeldienst getrouw waarnamen, zij waren dan toch onderscheiden van de omringende heidense volken met hun afgodendienst.

Zo is de mens altijd van nature bezig om zichzelf op een voetstuk te zetten: Ik ben niet als de mensen in de wereld met hun zonden en goddeloosheden. Ik ben geen vrijdenker, niet rooms of arminiaans, maar neem het ernstig met de Heere en Zijn dienst, ik ben een belijder van de rechtzinnige waarheid. Maar er is geen oog voor, gelijk als bij de Joden in de dagen van Jesaja, dat de Heere meer vraagt: waarachtige bekering des harten en dat ook nodig is een innerlijke godsvrucht van het hart, dat deze dingen alleen de Heere behagen. De Joden sloten de Heere op in de tempel en maakten zich gelijk aan de heidenen die ook hun afgoden in hun tempels opsloten.

Ja, tempeltjes bouwen en dan de Heere wat toebrengen om zich voor Hem aangenaam te maken zit de godsdienstige mens in het bloed. Zich aangenaam maken voor God om dan als tegenprestatie van de Heere Zijn genade te ontvangen, wil er bij de mens nog wel in. En toch wat kan de mens in zijn totale verdorvenheid en in zijn vijandschap tegen soevereine en vrije genade God aanbrengen? Zonden in plaats van reinheid, haat in plaats van liefde. Nee, de verlossing zal van een andere kant moeten komen. De Heere moet Zijn tabernakel maken van genade in Christus in onze harten. De mens kan God de Heere niets meer toebrengen, ook de Joden niet in de dagen van Jesaja. Daarom zegt Hij: De hemel is Mijn troon en de aarde is de voetbank Mijner voeten. Waar zou dat Huis zijn dat gijlieden Mij zoudt bouwen, en waar is de plaats. Mijner rust? Want Mijn Hand heeft alle deze dingen gemaakt en alle deze dingen zijn geweest.

Een troon op aarde is het teken van vorstelijke majesteit. Vorsten worden gekroond en zijn gezeten op vorstelijke tronen.

Van Salomo lezen we in de Schrift dat hij een troon liet maken van elpenbeen en die geheel overtrokken was met goud. De opgang naar deze verhoogde troon bestond uit zes trappen en aan de zijden van deze trappen stonden twaalf leeuwen. Hoe schoon en heerlijk deze troon van Salomo ooit is geweest, heerlijker dan deze troon is de Troon des. Heeren in de hemel.

Er is zulk een groot onderscheid tussen aardse tronen, hoe schoon en heerlijk ze ook mogen zijn, en de hemelse troon van de Heere der Heirscharen. Aardse tronen dienen om de mens een heerlijkheid en glans te geven. Maar bij de Heere in de hemel is het juist andersom.- De heerlijkheid van God de Heere maakt Zijn troon heerlijk. Bovendien kunnen aardse tronen omver gestoten worden.

Ja, waar zijn de vele aardse tronen gebleven? De geschiedenis leert dat de macht en heerlijkheid van vele machtigen en groten der aarde zijn verdwenen. Zo vergaat de heerlijkheid van de wereld. Maar de troon van de Heere in de hemel is onvergankelijk en is een eeuwige troon. De troon des Heeren is van geslacht tot geslacht, en de scepter des Heeren is een eeuwige scepter. Duivelen en mensen kunnen de hemelse troon des Heeren niet vernietigen. De troon in de hemel van de Heere ontvangt de heerlijkheid van de Heere Zelf. En de apostel Johannes, die vergund werd een blik in de hemel te slaan, zag uit Gods troon bliksemen, donderslagen en stemmen voortkomen (Openbaring).

In Psalm 89 staat dat gerechtigheid en gericht de vastigheden van Gods troon zijn. Hetzelfde staat in Psalm 97 dat de grondslagen van de hemelse troon zijn gerechtigheid en gericht en dat een vuur voor Zijn Aangezicht henen gaat en het steekt Zijn wederpartijen in brand. De Heere en Zijn troon is één. En wie der mensenkinderen zal voor deze heiligheid en gerechtigheid kunnen bestaan? Wie zal God kunnen zien en leven? Gods gerechtigheid en heiligheid moet de zondige, onreine en schuldige mens verteren gelijk het vuur de stoppelen op de akker. Zelfs een man als Mozes kon slechts de achterste delen van de Heere aanschouwen. Eenmaal zal de goddelijke gerechtigheid en heiligheid de mens met al zijn goddeloosheid doen verstommen als de Heere komt ten oordeel. De spotter in de wereld zal proberen te vluchten, maar aan het oordeel is dan geen ontkoming te vinden.

Maar ook de rechtzinnige kerkmens zal zonder de bedekkende gerechtigheid van Christus voor God niet kunnen bestaan. Deugden en plichten zullen geen beschutting geven in het verterend vuur van Gods heilige deugden en volmaaktheden.

Op de leerschool van de genade van Christus laat de Heere Zijn kinderen er wat van kennen. Ja, een weinig van de bekendmaking en de openbaring van Gods gerechtigheid en heiligheid doet ze als een worm ter aarde in het stof kruipen.

Zo Gij, Heere, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan? (Ps. 130:3). Ja, wie genade ontvangt, buigt voor de Heere in het stof en roept uit: "Heere, wees ons genadig".

De Heere God is oneindig hoog boven al het geschapene en dat uit Zijn Hand is voortgekomen.

Wie kan des Heeren wijsheid en grootheid doorgronden? En wie is met Hem gelijk te schatten?

Wat is de mens met zijn ingebeelde wijsheid en eigengerechtigheid. Daarom zegt de Heere: De hemel is Mijn troon en de aarde is de voetbank Mijner voeten. Alle leven op aarde is uit God en de Heere regeert en bestuurt de wereld en heeft de mens Zijn wetten gegeven om naar te leven.

De Heere is zo groot en heerlijk dat er nergens een plaats of een tempel te vinden zou zijn waarin Hij zou kunnen wonen. Alles is te gering, te klein en te onrein. Waar zou dat Huis zijn dat gijlieden Mij zoudt bouwen.

En wanneer de Heere in de tempel te Jeruzalem boven het verzoendeksel woonde in het Heilige der Heiligen, dan was dit alles vrije en soevereine genade die de Heere de Joden had bewezen zonder enige verdienste hunnerzijds.

Genade bewezen in de beloofde Verlosser en Zaligmaker Jezus Christus, waarop alles in de tempel zag, waarnaar alle ceremoniën heenwezen. In deze beloofde Verlosser en Zaligmaker woonde de Heere onder het oude bondsvolk Israël. Nee, het was geen verdienste van het Joodse volk, het was alleen Gods goedheid om dan voor Hem in het stof te buigen.

O, die Joden in de dagen van de profeet Jesaja. Ze dachten dat de Heere wel blij met hen kon zijn. Ze draaiden de zaken om. In plaats dat zij dankbaar moesten zijn voor de Heere, meenden zij dat de Heere hen nu wel dankbaar moest zijn om hun waarnemen van de godsdienstplichten in de tempel. Maar zijn wij betere mensen dan deze Joden? Wanneer we in nood zijn, moet de Heere helpen en dan liefst zo gauw mogelijk. En wanneer de Heere ons heeft geholpen, kunnen we Hem weer aan Zijn plaats laten en hebben we Hem niet meer nodig. En waarom stond er een tempel in Jeruzalem en waarom was er een verzoendeksel waarboven de Heere woonde? Alleen daarom omdat er in de hemelse troon van gerechtigheid en heiligheid, ook was een eeuwig welbehagen in Jezus Christus, waaruit genade voortkwam om de schuldige en zondige mens te brengen tot vernieuwing des harten en tot waarachtige bekering, om dan als een door schuld getroffen en verslagen mens tot God te roepen: Wees mij als een arm zondaar genadig. Deze genade uit Christus door de Heilige Geest gewerkt, brengt de schuldbrief thuis, men ziet zich dan als schuldenaar aan alle geboden Gods. Er blijft dan niets van de mens over dan zonden en schuld voor God. Eigengerechtigheden en ongerechtigheden worden ontdekt en met ware boetvaardigheid en vernedering des harten voor God de Heere beleden. En daarvoor hadden juist de Joden de Heere en Zijn tempel niet nodig.

En zijn wij als nieuw-testamentische mensen anders en beter dan deze Joden?

Dit moesten de Joden in de dagen van Jesaja goed leren, en wij moeten dit ook doen, dat de mens God de Heere niets kan toebrengen.

Dat alles uit en om Christus' gerechtigheid als genade moet ontvangen worden: Want Mijn Hand heeft alle deze dingen gemaakt, spreekt de Heere.

En toch heeft God een oog van Welbehagen, een oog van verlustiging dat ook rust op de aarde n.l. in Zijn eigen werk. Zo was het eenmaal in de schepping aller dingen. De Heere zag in heilige verlustiging wat Zijn vingeren hadden gedaan, en ziet het was zeer goed.

Het was schoon en beantwoordde aan het doel waartoe Hij alles had geschapen, n.l. tot Zijn eer, Zo was ook alles in de tempel te Jeruzalem gemaakt, ook alle dierenoffers van de Heere (Calvijn). Het wees erop dat van eeuwigheid alles ter zaligheid aangebracht was voor Zijn gunstgenoten. En in Christus maakt de Heere nu een huis waarin Hij zal wonen door Zijn Geest van genade en eeuwige verlossing: Armen en verslagenen van geest, en die voor zijn woord beven.

Dit zijn de voorwerpen van Zijn Geest en waarop Zijn oog in Welbehagen rust. In de dagen van Jesaja bijzonder onder het Joodse volk, maar na Pinksteren door de gehele wereld. Daarom staat er dan ook: En alle deze dingen zijn geweest.

Tempel en oud-testamentische eredienst zou verdwijnen, wel zou blijven wat de Heere zei tegen de Samaritaanse vrouw: De ure komt en is nu, dat men overal de Vader aanbidden zal in Geest en in Waarheid. De tijd die zou komen en is ook gekomen, dat in Jezus Christus er geen jood en heiden zou zijn, maar wel mensen die door Gods genade zijn geworden armen en verslagenen van geest en die beven voor het Woord des Heeren. Het is een ellendig en arm volk dat maar één ding kan overhouden, n.l. hopen op Gods genade en een vertrouwen oefenen op de Naam des Heeren. Ja, de Heere maakt ze Zelf in Zijn opzoekende genade. Hij buigt neder in de genade en in het welbehagen in Christus in zondige en schuldige harten.

Hoge harten vernedert Hij, maar die in het stof ligt neergebogen, wordt door Hem weer opgericht.

Armen en verslagenen van geest, .wie zijn ze? Het zijn mensen die van 's hemelswege geleerd hebben zichzelf niet te kunnen onderhouden. Ze kunnen alleen schuld voor God en Zijn heilige Wet maken. Ze zijn ook machteloos gemaakt om zichzelf op de been te houden. Ze beleven het met Paulus: Ik, ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam der zonden en des doods. En toch ook met een hongeren en dorsten naar de goddelijke gerechtigheid die de mens eenmaal bezat in het Paradijs.

Goddelijk-hemels onderwijs brengt de mens naar het Paradijs, opdat hij (zij) zal leren zwijgen onder God, opdat de breuk met God met smart en droefheid zal worden ingeleefd: Het is alles eigen schuld. Wie zo zaligmakend ontdekt wordt aan zijn rampzaligheid, aan zijn onreinheid en ongerechtigheid, heeft alle sterkte in zichzelf verloren en ziet zich ook zonder heelmeester. Geslagen door het vonnis van de Wet is er geen verlossing meer van de kant van de mens te verwachten.

Daarbij nog dikwijls geslagen door de vuisten van de satan is er schrik en benauwdheid. Vroeger misschien geslagen en geen pijn gevoeld, maar nu geworden tot gekrookte rieten met een sprekend geweten, met een mishagen aan zichzelf. Buigzaam en lijdzaam gemaakt en zuchtend onder de last der zonden, is er ook een droefheid naar God en een zuchten en roepen om genade tot de Heere. Met de beloften in Gods Woord kunnen ze zelf niets beginnen. Ze hebben geen handen om te grijpen. Ze geloven dat alle beloften Gods waar en zeker zijn en vervuld zullen worden. Maar ze zijn voor Gods kinderen en zij staan daarbuiten: Ze moeten het van de Heere Zelf in Zijn Woord horen. Maar juist daarom zegt de Heere: Op de arme en verslagene van geest, en die voor mijn Woord beeft, zal Ik zien. Juist de kinderlijke vreze in hun harten ziet daar naar uit en de liefde voor de Heere doet alles van Gods barmhartigheid verwachten.

Maar wat een troost is het dan ook als de hemelse kabinetten voor hen opengaan. Als de Heere toepast en door de Heilige Geest geloof schenkt om de beloften te omhelzen. En dit alles gaat steeds weer in de weg van geestelijke afsnijdingen in de ziel. De openbaring van goddelijke barmhartigheid, de zoete Naam van Christus in het Woord Gods, de Persoon van Christus in al Zijn dierbaarheid, schoonheid en beminnelijkheid. Hij Die blank en rood is. Maar ook in de afsnijding van alle zoete ervaringen met Christus en al Zijn gezegende levenslessen. om als een doemwaardig zondaar van de Vader om Christus' gerechtigheid vergeving van zonden en het recht op het eeuwige leven te ontvangen. Maar altijd blijft het: Alle roem is uitgesloten, en alle hemelklokken zullen luiden als ik binnenkom, zei Bunyan.

En in de weg van een dagelijkse bekering, ook in de heiligmaking, zal Christus' reinigend en heiligend bloed niet gemist kunnen worden.

Laten wij allen het onderwijs dat de Heere nog aan de Joden wilde geven toch ter harte nemen.

We reizen allen naar een eeuwigheid met een eeuwig wee of een eeuwig wel. De beslissing hiervan valt aan deze zijde van het graf. Maar we leven nog in het heden van de welaangename dag der zaligheid. God de Heere wil om genade gebeden worden. Wat bij de mens onmogelijk is, is mogelijk bij God, zo leerde de Grote Leermeester der Gerechtigheid. Wantrouwt aan u zelf, maar niet aan Gods barmhartigheid en liefde. In Christus heeft de Heere genade en verlossing aangebracht voor de grootste zondaar in de wereld, voor de meest bezoedelde en onreine onder de mensenkinderen.

Ja, Hij heeft het gezegd ook voor armen en ongelukkigen m zichzelf: op deze zal Ik zien, op de arme en verslagene van geest, en die voor Mijn Woord beeft.

En daarom komen al Gods kinderen eenmaal m de hemel met de woorden:

Door U, door U alleen om het eeuwige Welbehagen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1984

De Saambinder | 8 Pagina's

De woonplaats van de Heere

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1984

De Saambinder | 8 Pagina's