Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heere, de Toevlucht Zijns volks

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heere, de Toevlucht Zijns volks

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

,,Een lied op Alamoth voor de opperzangmeesler, onder de kinderen van Korach. God is ons een Toevlucht en Sterkte, Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden." Psalm 46: 1

Wat ook wankelen moge, niet de beloften Gods. Wat ook vallen moge, niet het werk des Heeren. Zijn raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen. Het is de raad van Hem, Die is de Onbegrijpelijke; de alleen souvereine God, Die met het heir des hemels en met de inwoners der aarde doet naar Zijn welbehagen. Hij zal het werk der genade in Zijn volk kronen. De grootste machten in de wereld zullen niet in staat zijn de Kerke Gods te verdoen en te verderven van de aarde. De poorten der hel zullen Zijn gemeente niet overweldigen. Welke macht heeft ooit tegen God en Zijn erfdeel het zwaard getrokken en is voorspoedig geweest? Wie heeft zich ooit tegen de Heere en Zijn kerk verheven, die niet verplet is geworden? De weg voor Gods volk is vaak benauwd; loopt vaak door het onmogelijke heen. Doch voor Sion is geen nood. De Heere zegt van Zijn kerk: „Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn; en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken." Dit is ook de geloofsroem der Kerk in Psalm 46, een troostlied voor Sion.
Het is vervaardigd ten tijde van koning Hizkia, toen Jeruzalem belegerd werd door de heirscharen der Assyriërs. Dat ware bange dagen voor Juda en de koning. Wat vermochten zij tegen zulk een macht en tegen zulk een geweld? O, daar zijn ogenblikken in het leven van Gods kinderen, dathun de grond onder de voeten beeft en zij sidderen van vreze. Zo was het met Hizkia te dier tijd. Maar de Heere, de God Israëls waakt. Hij zal altijd de hoogmoedigen en dwazen op de weg hunner overtredingen en ongerechtigheden plagen, maar Zijn nooddruftigen brengen uit de verdrukking in een hoog vertrek. God is en blijft eeuwig Dezelfde, blijft Zichelf altijd gelijk in Zijn toorn tegen Zijn vijanden; in Zijn hulp jegens Zijn volk. Hij zegt: „Ik, de HEERE, worde niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs, niet verteerd."
Dit moest ons leren, vooral in deze ontroerende en fel bewogen tijden, waarin de machten der duisternis steeds sterker en verwaand zich opmaken ten strijde tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde, ons vertrouwen te stellen op de levende God, Die nog nooit één slag heeft verloren en voor Wie de machtigste vijanden niet meer zijn dan een droge stoppel.
Hoe is de roem der Kerk in de Heere niet in haarzelf, niet in eigen kracht. Neen, zij verheft zich tot God de Allerhoogste. Die is haar tot en Toevlucht en Sterkte. En zeker, de Heere is de Toevlucht Zijns volks, dewijl in Hem alles te vinden is en gereed ligt ter beveiliging. Die in de schuilplaats der Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Er is geen kruis of verdrukking, die Gods kerk overkomt, of het is van de Heere. Daarom kan de verdrukker haar niet verderven. De Heere, de Machtige Jakobs, heeft Zijn volk in Zijn handpalmen gegraveerd en op Zich genomen, dat Hij haar God zal zijn. Daarom kan nimmer Gods Kerk worden overmocht, omdat de Heere is de'Toevlucht en de Sterkte der Zijnen. Hij is groot van raad, Hij is machtig van daad. Laat de vijand woeden tegen des Heeren erve, omdat hij meent en denkt, dat zij geen kracht heeft, dat zij geen sterkte bezit, toch, hoe zwak zij schijnt, is zij nog nimmer overmocht. Zij daarentegen zijn in stukken gebroken, die tegen haar zijn opgestaan, die het zwaard hebben durven uittrekken tegen haar, om haar ter slachting over te geven. De Heere zal altijd de ellendigen Zijns volk richten en de kinderen der nooddruftigen verlossen, doch de verdrukker verbrijzelen. Hij is de Uithelper Zijns volks. Het is de roem der Kerk: „Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden".
Voor benauwdheden blijft Gods Kerk dus niet gespaard. O, ze zijn vaak vele! Maar zij zal daarin niet omkomen. Zij heeft een helper, Die uit zes benauwdheden redt, en in de zevende niet zal achterblijven. De Kerk wordt verdrukt, vaak ten bloede toe, en toch leeft zij.
Zij lijdt honger en toch wordt zij rijkelijk gevoed; zij wordt vervolgd en toch is zij daarin nimmer verlaten. De vijand doet wat hij kan, bereidt vele instrumenten tegen haar om ze te vernielen. En toch, ook al zou hij haar in het graf neerdrukken, zij zal toch leven, want haar Koning is bij haar. Zijn hulp is een tijdige hulp, want, zegt de Kerk: „Gij hadt de mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen." Dus op verdrinken en verbranden af. „Maar", zegt ze, „Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing." „De Heere heeft mij vele kwaden doen zien", zegt een andere heilige, "maar heeft mij ter dood niet overgegeven." Des Heeren hulp is een haastige hulp, want eer zij roepen, zal Ik antwoorden. Het is een overvloedige hulp, want in Hem is meer dan overvloedig boven al wat wij bidden of denken. Het is een vaardige, bestendige en volkomen hulp. Nooit laat God Zijn hulp ten halve steken. Nimmer is Zijn hulp een seconde te laat gekomen. Hij is een Uithelper, Die niet slaapt of sluimert, maar altijd wakker is over Zijn volk.
De Heere, de God Zijns volks, bepaalt en bestuurt alle verdrukkingen van Zijn kerk. Er is zulk een matiging in al de moeiten en wederwaardigheden van Gods kinderen, dat er geen kruis of verdrukking over hen komen zal, of het is in de hemel afgewogen, al voor het hen overkomt. Nimmer zal de Heere Zijn Kerk meer uit de drinkbeker des lijdens doen drinken, dan zij verdragen kan. Zij zal er niet meer van krijgen dan het Gode behaagt, en tot Zijn eer strekt. Hizkia 'heeft het gesmaakt, De benauwdheid was groot. Het geweld van de Assyriër scheen ontembaar. Maar de Heere waakte en zou die harige schedel vellen, de hoogmoed des vijands neerwerpen. Geen pijl zou de Assyriër in de stad schieten. Maar ook Juda zou geen boog spannen tegen het leger van Sanherib. De Heere wil de eer van de verlossing Zijns volks hebben. Hier is het:
Op uw noodgeschrei
Deed Ik grote wond'ren;
Onder Mijn gelei,
Vondt gij hulp; Mijn woord,
Werd van u gehoord,
Uit de plaats der dond'ren.
God zorgt eer het leed genaakt. Mozes zag zich gered keer op keer. Daniël, door de leeuwen omringd, bleef ongedeerd.
Hoe wonderlijk is toch de Heere der heirscharen! Hoe krachtig zijn Zijn daden onder de kinderen der mensen! Als ge op Gods kinderen ziet, zijn zij nooit de meesten in aantal, ze zijn nimmer de sterksten, noch de rijksten en wijsten. Zij worden door de wereld als een uitvaagsel gerekend, het onedele en verachte. De wereld kent hen niet, omdat zij God niet kent.
Wat de Kerk heerlijk maakt en onoverwinnelijk doet zijn, is voor de vijand verborgen.
Een vreemde zal zich met de blijdschap en heerlijkheid der kerk niet vermengen. Haar leven en daarom ook haar schoonheid, haar sierlijkheid, haar kracht en behoudenis is met Christus verborgen in God. Waarlijk, de uitnemendste dingen der Kerk zijn voor de vijand verborgen. Hij is krachtiglijk bevonden een Hulp in benauwdheden. Er is nog iets aangaande de verdrukkingen van Gods volk, dat onze opmerking waardig is. God legt Zelf een uitnemende luister op al de moeiten en verdrukkingen van Sion, want ze zijn gedrenkt met Zijn liefde, genade en gunst. God rekent met Zijn vijanden af in toorn en gramschap.
Dat heeft Sanherib ervaren. Maar, zeker, het is waar, de verdrukking is voor vlees eri bloed bitter op zichzelf, maar zoals God Zijn volk tuchtigt, is alle tuchtiging en verdrukking met Zijn liefde bevochtigd. Hij bemint Zijn volk eeuwiglijk, en zal daarom nooit aflaten alles ten beste te keren. Zijn hulp is onfeilbaar. Hij helpt waarlijk, waar Hij het beloofd heeft. Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
Hoe gelukkig dat volk, dat Jakobs God ter hulpe heeft. Onderzoeken we ons zelf. Beproeven we ons zelf! Veel schijnt vóór te zijn, wat blijken zal tegen te zijn. Niet een iegelijk, die zegt: „Heere, Heere", zal ingaan. Voor het oprechte volk geen nood al wankelen ook alle fundamenten der aarde. Al worden alle roerselen der ziel geschud. De Heere is en blijft de onwankelbare Rotssteen en veilige Toevlucht Zijns volks. En die op Hem vertrouwt, op Hem alleen, vindt zich omringd met Zijn geweldadigheden. Mocht de hoop en het vertrouwen des harten op Hem gevestigd zijn, Hij redt ter goeder uur en geeft psalmen in de nacht.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1985

De Saambinder | 8 Pagina's

De Heere, de Toevlucht Zijns volks

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1985

De Saambinder | 8 Pagina's