Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenrubriek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenrubriek

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vraag: Dhr. N. te Z. vraagt of het wel juist is Sdat ambtsdragers telkens aftredend zijn en dan gweer opnieuw bevestigd moeten worden? Daarbij trekt hij een vergelijking met de priesters uit het Oude Testament, die toch ook voor jhun leven priester werden. Bovendien maakt hij bezwaren tegen de bevestiging op Nieuwjaarsmorgen, waardoor alles zo gehaast toetgaat.
Antw.: Over de periodieke aftreding van ambtsdragers is al heel wat geschreven. Art. 27 van de Dordtse Kerkordening handelt erover.
Het is dus naar het door onze kerken aanvaardde recht, dat gegrond is op Gods Woord. Nu kunnen we deze aftreding niet direct uit Gods Woord afleiden. Het volgende zou ik er over willen opmerken. Allereerst is het m.i. niet juist ouderlingen en diakenen bij de priesters te willen vergelijken. Het bevestigingsformulier van ouderlingen vergelijkt hen bij de Levieten, die de priesters hielpen in hun dienst.
De predikanten worden bij de priesters vergeleken en hun ambt is inderdaad voor het leven. De Levieten dienden niet hun gehele leven, maar van hun 25e tot hun 50e jaar. In de tijd van de Reformatie en kort erna waren de roomsen, de Engelse episcopalen en de remonstranten voor een levenslange diensttijd. In Genève bij Calvijn werden de ouderlingen door de overheid benoemd en traden elk jaar af. Het tijdelijk dienen werd door Calvijn gewenst geacht:
a) opdat de tirannie en hiërarchie voorkomen zou worden en ook opdat de invloed van de gemeente op de regering van de kerk vergroot zou worden;
b) opdat verschillende krachten en gaven uit de gemeente tot openbaring zouden komen. De Nederlandse gereformeerde kerken hebben van het begin af de regel genomen dat er een periodieke aftreding zou plaats hebben. Men had daar verschillende redenen voor:
a) de ambtsdragers moeten door hun burgerlijke werkzaamheden wel eens van woonplaats veranderen;
b) Gods Woord geeft geen bepaling van diensttijd. Er is verwisseling van ambt mogelijk. Filippus werd van diaken evangelist;
c) de ambten kleven niet aan de persoon, maar aan de kerk;
d) het maatschappelijk leven lijdt er soms onder als ouderlingen voor hun leven worden gekozen;
e) om hiërarchie tegen te gaan en om de gaven en krachten, die in de gemeente schuilen naar voren te brengen, terwijl onbekwaam gebleken ambtsdragers weer uit de kerkeraad kunnen worden gedaan (zie ook de toelichting van Ds. K. de Gier op de D.K.O.).
Voetius achtte een diensttijd van drie of vier jaar beter, dan het gewone: om de 2 jaar volledig aftreden.
Van het begin van het ontstaan van de Nederlandse gereformeerde kerken heeft men dus vastgehouden aan een periodieke aftreding.
De kerkelijke vergadering van Wezel in 1568 bepaalde er ook bij, dat opnieuw bevestiging van afgetreden ambtsdragers mogelijk was: als de broeders geschikt en bereidwillig zijn.
Ook de Synode van Embden in 1571 sprak zich dienovereenkomstig uit. De provinciale Synode van 1574 te Dordrecht en de nationale Synodes van 1574 en 1581, resp. te Dordrecht en Middelburg gehouden, hebben het gehandhaafd: ten ware de gelegenheid en het profijt van enige kerken het anders vereist.
Tenslotte bleef de bepaling dezelfde op de nationale Synodes van 's-Gravenhage van 1586 (art. 19) en van Dordrecht (1618-19), art. 27.
Men heeft deze regel niet zomaar overgenomen van de Franse kerken of van Genève, zonder zich daar grondig rekenschap van te geven. Ook toen werd het gevoelen, dat deze ambtsdragers niet moeten aftreden, verdedigd en op kerkelijke vergaderingen aan de orde gesteld. Zo had de Nederlandse vluchtelingenkerk te Londen geen periodieke aftreding. Er is daar ook lang over gestreden.
Uiteraard behoort bij herverkiezing ook herbevestiging in het ambt, omdat men weer een nieuwe ambtsperiode aangaat. En ook omdat aan het eind van de ambtsperiode het aftredende kerkeraadslid weer gelijk geworden is aan elk ander mannelijk lid der gemeente.
Daardoor is ook de kerkeraad niet verplicht hem weer op het dubbelgetal te plaatsen. Het algemeen belang van de gemeente behoort te gaan boven het persoonlijk belang. En dat geldt uiteraard zowel de bekwaamheid als ook de leeftijd, als ook de bereidheid en vermogens om te dienen.
Of deze bevestiging op Nieuwjaarsmorgen moet plaats vinden, zal per gemeente bezien moeten worden. Noodzakelijk is het uiteraard niet.
Wel is het een teken van geestelijke armoede als er zo weinig geschikte ambtsdragers te vinden zijn. Het werk van Gods Geest mag hierbij wel voortdurend ingeroepen worden. Hoewel anderzijds het mogelijk is dat er toch wat meer zijn, dan soms bevroed wordt.
Het is verder niet juist dat deze (herbevestiging niet de aandacht krijgt, die ze verdient. Of dat, zoals de vraagsteller opmerkt, de leden uit de kerk blijven of elders gaan kerken. Het is juist een zegen als de ambten weer vervuld worden. Deze ambtsdragers mogen wel steeds in het gebed opgedragen worden, dat zal de gemeente ook ten goede komen.
Waar liefde woont gebiedt de Heere de zegen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1986

De Saambinder | 8 Pagina's

Vragenrubriek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1986

De Saambinder | 8 Pagina's