Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leviticus (100)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leviticus (100)

Lev. 16 : 14.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

14. En hij zal van het bloed van de var nemen, en zal met zijn vinger op het verzoendeksel oostwaarts sprengen; en voor het verzoendeksel zal hij zevenmaal met zijn vinger van dat bloed sprengen.
Nu werden de voorschriften ter verzoening door middel van bloedstorting uitgevoerd.
Wat gebeurde er met het bloed? In de eerste plaats nam de hogepriester het bloed van de var, dit dragende in een schotel, en moest dit met zijn vinger, vooraan op het verzoendeksel aanbrengen. Oostwaarts staat in de tekst.
Wanneer we ons nog kunnen herinneren de ligging van de tabernakel (of later de tempel) ten opzichte van de windstreken, dan is hier op het verzoendeksel oostwaarts: vlak bij de ingang, vlak achter het voorhangsel van het Heilige der Heiligen. Dus dan mocht de hogepriester niet al te ver het Allerheiligste ingaan.
Ook hier weer de diepe eerbied voor de Heerlijkheid des Heeren, uitstralend van boven het verzoendeksel in heiligheid. Daarna sprengde hij het bloed zevenmaal voor het verzoendeksel dat de Ark afsloot, waarin de tafelen der wet zich bevonden.
Welk een plechtig ogenblik! Zeker niet het minst voor de hogepriester zelf. Daarin ligt afgebeeld de belijdenis van zijn eigen zonden, zijn eigen dood, zijn eigen welverdiende straf en wraak. Terwijl de tranen hem over de wangen lopen vanwege de droefheid over de zonde en in die bloedstorting gepredikt wordt dat hij zijn leven heeft verbeurd, maar o wonder, ook tegelijkertijd daarin verbeeld dat zijn leven wordt gered. Tevens wordt het reukwerk ook binnengebracht, verbeeldend de gebeden der heiligen, Openb. 8 : 4, zodat het gebed niet heeft ontbroken.
De bede van de tollenaar zal hem niet vreemd zijn geweest: O God, wees mij zondaar genadig. In de bloedstorting en de bedekking met het bloed ligt de verzoening. De Joden verklaren, dat de druppels bloed naar het verzoendeksel werden gesprengd, zodat ze op de grond vielen. De eerste besprenging was op of naar de oostelijke rand, zodat hij zijn hand in genen dele mocht uitstrekken, dat deze tussen de cherubim zou reiken. De laatste besprenging moest zevenmaal voor de Ark gebeuren. Dat zevenmaal wijst op de volkomenheid, telkenmale de verzoening afbeeldend. De zevende keer mag de hogepriester voor God bestaan, gerechtvaardigd, aangenomen, geheiligd, geliefd en gezegend in het bloed der besprenging.
Heiliger plaats dan eenmaal Adam stond in de hof van Eden. Hersteld en verzoend, voor eeuwig van de vloek ontheven en gekomen in een eeuwige gemeenschap met de HEERE.
Dat alles in Christus, de HOGEPRIESTER in Zijn reukwerk en Zijn bloed. Hier ontmoeten de gerechtigheid en de genade elkander, met elkander verzoend, samenstemmend in de vergeving der zonden.
Daar is geen genade dan in een weg van recht.
Er is geen vergeving der zonden, geen rechtvaardiging, noch zaligheid voor enig mens dan alleen in het bloed van Jezus Christus, waarin de volkomen verzoening is aangebracht.
De verzoendag is ingesteld èn voor het volk èn voor de priesters. Er was ook verzoening nodig voor de priesters zoals we zagen. Er waren ook ambtelijke zonden, zoals tekortkomingen en gebreken van hun diensten, in onwetendheid begaan. In het slachten en het bloedsprengen beleden ze dat zij ook door hun zonde voor God niet konden bestaan. Ook in het reukwerk, wijzend op de gebeden.
In de wolk of nevel van het reukwerk die de heerlijkheid Gods bedekte was de hogepriester daar alleen, waarheen ook vers 17 wijst.
Ook voor het volk lessen om te leren! Lessen, betreffende het Heilige der Heiligen en de Schechina over het verzoendeksel boven de Ark tussen de cherubs.
De Heere is een onzienlijk Wezen, Die voor de mens in donkerheid woont. Welk een vermetelheid om God te willen zien en te willen begrijpen, zonder te sterven!
Alleen in het reukwerk kon de Heere genaderd worden. Dat is het reukwerk van godzaligheid, dat is die kinderlijke vrees en dat vertrouwen in God, door Hem zelf geschonken in het hart, in het gebed.
Dan ligt er zulk een rijke betekenis in die welriekende specerijen, klein of fijn gestoten en aangestoken door de gloeiende kolen van het heilige vuur van het altaar des HEEREN.
Wie dan ook; hetzij priester of een uit het volk: niemand heeft toegang tot de troon der genade dan alleen in de voorbede (het reukwerk) en het offer (de bloedsprenging) van Christus.
Hier is de prediking van Hem, de Middelaar Jezus Christus, Die is ingegaan door het voorhangsel in het Allerheiligste, de Hemel der Hemelen, met Zijn bloed. Zijn gerechtigheid. Zijn offer. Daar leeft Hij om altijd tussen te treden bij de Vader, biddend en pleitend voor al de Zijnen. Door het geloof, ziende op die grote Hogepriester, wekken ze elkaar op: Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

God heeft met ernst gezeid ende gezworen
Met eenen eed, die vastelijk zal bestaan.
Gij zijt een eeuwig Priester uitverkoren.
Naar Mekhizedeks ordening voortaan.

Ps. 110 Datheen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1987

De Saambinder | 8 Pagina's

Leviticus (100)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1987

De Saambinder | 8 Pagina's