Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DEMAS. . . TOCH BEKEERD?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DEMAS. . . TOCH BEKEERD?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Stil zit de oude man in de vunzige, donkere, tochtige kerker, 't Is herfst in Rome. Buiten striemt de regen en huilt de wind. 't Zal in het jaar 64 zijn. De oude man huivert: hij heeft zijn reismantel in Troas laten liggen. Zie, Paulus (hij is het immers) schrijft. Zijn ogen moeten moeite doen om in het schemerdonker goed te kunnen zien. In een hoek van de cel zit nóg iemand, 't Is Lukas, de dokter. Bezorgd ziet de geneesheer op naar de apostel, die hij sedert lange jaren zozeer bemint. Er ligt voor Lukas veel op het gelaat van Paulus te lezen.
De talloze ontberingen, teleurstellingen en strijd hebben het oude gezicht gegroefd. Slagen, gevangenissen, beroerten, arbeid, waken en vasten eisten hun tol. Er is iets wonderlijks aan die oude man: hij heeft iets droevigs, doch is tevens altijd blijde.. . Wie zal het verklaren?
Paulus schrijft. Het is zijn laatste brief, 't Is een persoonlijke brief aan een jonge man, aan wie hij zeer verbonden is: Timotheüs. Het thema van de briefis: kom, kom spoedig! „Benaarstig u, haastelijk tot mij te komen!" (vers 9). „Benaarstig u om vóór de winter te komen!" (vers 21). De apostel hunkert naar de nabijheid van Timotheüs, aan wie hij zonder ophouden nacht en dag in zijn gebeden gedenkt. Zal Timotheüs nog op tijd komen? Paulus weet, dat de martelaarsdood hem wacht: de tijd zijner ontbinding is aanstaande (vers 6).
Toch is hij niet mismoedig! Zelfs in deze donkere, bange kerker weet hij, Wien hij geloofd heeft. „Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden. . . (vers 7). Evenwel: hoe vast het anker van zijn hoop ook ligt, hoe stellig zijn geloofswetenschap ook is, er is, nu Paulus deze laatste brief van zijn leven schrijft iets, dat hem zeer bezwaart. Er ligt een trek van smart op zijn gelaat, wanneer hij de woorden neerschrijft: ., Want Demas heeft mij verlaten.
Demas. Wie was hij? In elk geval een vooraanstaand man in de jonge christengemeenten. Hij behoorde tot de voornaamste mede-arbeiders van de apostel Paulus. Waarschijnlijk van geboorte afkomstig uit Thessalonica, heeft hij al snel de aandacht van de apostel getrokken, die een beroep op hem deed, zich te geven aan het werk des Heeren. Demas hééft zich gegeven, meer dan menig ander. Paulus heeft in zijn leven driemaal langdurig gevangen gezeten: eenmaal in Caesarea, ruim twee jaar (Hand. 24 : 27) en tweemaal in Rome. De eerste gevangenschap in Rome viel rond het jaar 59, de tweede (waar Paulus niet meer uit vrij kwam) rond 64 wellicht. Welnu, tijdens Paulus' eerste gevangenschap in Rome is Demas bij hem geweest met grote trouw. Wij weten dat uit de brieven die de apostel vanuit die gevangenschap heeft geschreven, onder andere die aan Kolosse en aan Filemon, waarin hij schrijft dat Demas bij hem tegenwoordig is (Kol. 4 : 14 en Filem. : 24). Nu was die eerste gevangenschap in Rome weliswaar niet zo zwaar, 't Was die gevangenschap, waarvan wij lezen aan het einde van het boek Handelingen. Paulus had een eigen gehuurde woning en hij kon vrij bezoek ontvangen. Maar tóch: Demas was er dan toch maar! Hij week niet van de zijde van de apostel, die hem in één adem noemt met mannen als Markus en Lukas.
Méér nog. Wanneer Paulus jaren later voor de tweede maal gevangen raakt in Rome, is Demas er aanvankelijk wéér bij. Reeds meer dan tien jaren heeft Demas nu zijn trouw bewezen aan de zaak des Heeren. Zijn aanwezigheid is voor Paulus een bijzondere steun en verkwikking. Nu gaat het erop aan komen! Van een eigen gehuurde woning, van het vrij ontvangen van bezoek is nu geen sprake meer. 't Gaat nu de kerker in, de dóód tegemoet! Wie nü nog bij Paulus wil blijven, loopt grote kans straks ook met hem te moeten sterven. Reeds eenmaal heeft Paulus zich moeten verantwoorden, misschien zelfs voor keizer Nero persoonlijk. De Heere heeft hem toen bijgestaan en bekrachtigd: toen hij weer weg mocht naar zijn cel, voelde hij zich uit de muil van de leeuw verlost! (vers 17). De gang van zaken tijdens dat verhoor gaf Paulus toen weinig hoop op een gunstige afloop. Dat bezwaarde hem echter niet zozeer; hij was erop voorbereid. Veel erger vond hij het, dat niemand (Lukas wellicht uitgezonderd) toen bij hem was geweest. „Zij hebben mij allen verlaten . . .", zo klaagt hij. Bitter gestemd is hij er niet over: „Het worde hun niet toegerekend" (vers 16).
Maar, zouden wij willen vragen, waar was Demas dan? Dat Crescens en Titus niet meer bij Paulus waren, kunnen wij begrijpen: de apostel had hen reeds eerder weggestuurd, naar Galatië (Turkije) en naar Dalmatië (Joegoslavië).
Maar Demas? Waar was uw trouwe metgezel dan, Paulus, die u meer dan tien jaren trouw had bewezen? Hoor het antwoord: Demas heeft mij verlaten. . . Wij zullen bet ons wel zo voor moeten stellen, dat op zekere dag Demas eenvoudig wég was, zonder dat hij afscheid had genomen. Het woord, dat door onze Statenvertalers met "verlaten" is vertaald, betekent eigenlijk: in de steek gelaten.
Dit plotselinge vertrek van een van zijn meest getrouwe metgezellen heeft de apostel geschokt en bedroefd. Er klinkt een ondertoon van verwondering door in zijn woorden, alsof hij wil zeggen: Timotheüs, ge hebt Demas toch wel gekend? Kunt ge dat nu begrijpen van zó iemand? Demas heeft mij verlaten!
Onder ons heeft de naam van Demas een slechte klank gekregen. Hij wordt vaak aangehaald als een voorbeeld van het tijdgeloof. Een baken in zee! Hoever kan het gaan met een mens, zonder dat hij toch de wortel der zaak deelachtig is! Nu gebiedt de eerlijkheid ons te zeggen, dat lang niet alle verklaarders zo negatief over Demas denken. Er zijn er, die de mogelijkheid open laten, dat zelfs Demas uiteindelijk een waar gelovige is geweest, 't Zijn werkelijk de minste verklaarders niet, die dit stellen. Zo merken onze kanttekenaren op, dat uit onze tekst niet mag worden afgeleid, dat „hij ganselijk van het geloof zou afgevallen zijn".
En de grote Calvijn merkt op, dat Demas weliswaar een schandelijke daad bedreven heeft toen hij Paulus alleen liet: „Nochtans moet men niet denken, dat hij Christus ganselijk verloochend heeft". Dr. C. Bouma merkt in zijn Kommentaar op het Nieuwe Testament op: „Iets van Judas wordt in Demas openbaar. Maar of hij al dan niet Christen is gebleven, is niet te zeggen en kan uit niets hier worden afgeleid". Maar hoe heb ik het nu, zal een lezer misschien zeggen. Er staat toch nog wel iets bij? En neemt juist datgene, dat Paulus erbij voegt, niet alle mogelijkheid tot misverstand weg? Staat er niet: hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen?
Dat staat er inderdaad. Maar juist deze woorden zijn het geweest, die de verklaarders hebben doen aarzelen. In de oorspronkelijke taal immers wordt voor "wereld" niet het woord gebruikt, dat meestal in de Heilige Schrift ter aanduiding dient van de goddeloze, boze wereld. Bekend is bijvoorbeeld de tekst: „Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is" (1 Johannes 2 : 15a). Daar wordt het Griekse woord kosmos gebruikt. Dit woord gebruikt Paulus echter hier, als hij over Demas spreekt, niet. Hij bezigt hier het woord aioon, dat "eeuw" of "tijdsgewricht" betekent. Wij geven toe, dat dit van grote betekenis is. Paulus heeft niet bedoeld te zeggen, dat Demas de boze, goddeloze wereld heeft liefgekregen. Demas is zich niet aan uitspattingen te buiten gegaan! 't Is zo terecht, wat de kanttekenaren zeggen: hij heeft het gemak van dit leven gezocht, om arbeid en gevaar te ontgaan, of om zijn tijdelijke zaken te bezorgen. En Calvijn zegt, dat Demas zich niet tot alle goddeloosheid heeft begeven, maar dat hij alleen zijn eigen gemak en rust liever had dan het leven van Paulus. Inderdaad, zo is het geweest. Lange tijd heeft Demas in het ambt gediend; heel veel heeft hij over gehad voor de dienst des Heeren. Zelfs tijdens diens eerste gevangenschap heeft hij Paulus trouw bijgestaan. Demas heeft veel voor de Naam en de zaak des Heeren overgehad, maar. .. 't moest niet te erg worden! Nu Paulus voor de tweede keer gevangen geraakte, nu het wrede monster Nero zijn hete adem liet gevoelen, nu de gevangenschap hard en zwaar werd en de dood ging dreigen, nu werd het Demas teveel. Op zekere dag was hij weg, en bleef hij weg. O neen, niet naar de wereld, niet naar de goddeloosheid; hij is alleen maar naar Thessalonica gereisd...
Zo hebben velen het voor Demas opgenomen.
Niet voor zijn lafhartige daad, maar wel voor zijn staat voor de eeuwigheid. Nu hópen wij natuurlijk voor Demas het beste. Het gaat er ons niet om, te drijven dat deze man verloren moet zijn. Dat zij verre van ons. We zouden zelfs geen steen naar die man durven werpen.
Wie zichzelf wat kent, zal beven en zeggen: ben ik het, Heere? Wat zou er van mij worden, als het schavot eens dreigde? Als ik eens moest kiezen tussen de martelaarsdood en de zoete (geoorloofde!) genietingen van deze tegenwoordige wereld? O God, waar zou ik blijven.
't Is te vrezen, dat er heel wat Demassen rondlopen in het kerkelijk leven. Alleen, zij vallen niet op. Zij lopen niet weg. Zij verlaten de kerk niet. Demas loopt pas weg, als zijn leven in gevaar komt. Kent u die Demas niet, van binnen?
Dit alles is waar. Tóch kan ik mij niet aan de indruk onttrekken, dat Demas inderdaad een tijdgelovige is geweest. Er zijn enkele fijne trekken in onze tekst, die deze indruk wekken.
Paulus gebruikt zulk een sterk woord: verlaten, in de steek gelaten. De reeds genoemde dr. Bouma zegt: „Dat is niet slechts lichamelijk en plaatselijk iemand verlaten, maar hem geestelijk alleen laten". Paulus gebruikt dit zo sterke woord bijna nooit; het komt voor in de Griekse vertaling van Psalm 22, waar het voor de bange godverlatenheid van Christus wordt gebruikt! En dan ook nog dit: Demas is niet maar naar de tegenwoordige wereld teruggekeerd, maar hij heeft haar liefgekregen.. . Hij heeft zijn liefde, zijn hart eraan gegeven! Zou het nu werkelijk toeval zijn, dat Paulus het twee verzen eerder heeft gehad over mensen, die niet deze wereld, maar de verschijning van Christus hebben liefgehad? 't Is alsof de oude apostel, gebogen over zijn brief in zijn donkere kerker zeggen wil: o Timotheüs, het is toch maar één van beiden: Christus liefhebben of de tegenwoordige wereld? Hoe het ook zij, lezers: Demas' lot is beslist. God heeft over hem rechtvaardig geoordeeld; wij behoeven dat niet te doen. Wat overblijft, voor u en voor mij, ziende op deze zo schokkende daad van een jarenlang getrouw en beproefd ambtsdrager, is de bede: „Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten, en zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg".

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 1987

De Saambinder | 8 Pagina's

DEMAS. . . TOCH BEKEERD?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 1987

De Saambinder | 8 Pagina's