Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De rechtvaardigmaking van eeuwigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De rechtvaardigmaking van eeuwigheid

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

In een aantal artikelen willen wij trachten iets te schrijven over de rechtvaardigmaking, een van de voornaamste stukken van onze geloofsleer. De leer van de genadige rechtvaardigma- king van de zondaar voor God werd in de reformatietijd terecht beschouwd als het geloofsartikel, waarmee de Kerk des Heeren staat of valt. Gods Kerk mocht, na een eeuwenlange periode waarin rechtvaardigmaking en heiligmaking met elkaar werden verward zonder dat één van beide recht werd verstaan, weer ontdekken, dat de rechtvaardigmaking een rechterlijke daad Gods is. Een daad, waarin God de Vader, handelend als Rechter en Handhaver van al Gods heilige deugden, de goddeloze zondaar vrijspreekt van schuld en straf en hem een recht schenkt ten eeuwigen leven, door hem de volmaakte gerechtigheid van Christus toe te rekenen.

Helaas - nog maar nauwelijks hadden Luther en Calvijn bij het licht des Geestes het geheimenis van de rechtvaardiging van de goddeloze mogen ontdekken, of deze leer werd door dwalingen vertroebeld. Johannes Piscator (1546-1625), hoogleraar in de dogmatiek in Herbom, stelde dat alleen de lijdelijke gehoorzaamheid van Christus (Zijn dragen van de straO aan de zondaar wordt toegerekend, maar niet Christus' dadelijke gehoorzaamheid (Zijn doen van de Wet). Andreas O slander (1498-1552) leerde dat de rechtvaardigmaking van de zondaar niet bestaat in de toerekening van Christus' gerechtigheid, maar in de inplanting en instorting van een nieuw levensbeginsel, namelijk de eeuwige rechtvaardigheid van God de Vader in ons hart. Jakobus Armlnlus (1560-1609) verwarde de kerk door te stellen, dat Christus geen volkomen voldoening heeft opgebracht aan het recht van God, maar slechts een verzoening, die door God genadig werd aanvaard. Hij maakte van het geloof niet het instrument, waardoor de zondaar de gerechtigheid van Christus, die hem is toegerekend, omhelzen mag, maar de grond waarop de rechtvaardigmaking rust.

Juist tegenover de volgelingen van laatstgenoemde Arminius, de Remonstranten, hebben onze gereformeerde vaderen met kracht geleerd, dat er niet alleen een rechtvaardigmaking door het geloof is, maar ook een rechtvaardigmaking vóór het geloof Met dat laatste bedoelden zij te zeggen, dat er een voorwerpelljke grondslag moest zijn gelegd door de Heere, alvorens de gerechtigheid van Christus onderwerpelijk aan Gods kind kan worden toegerekend. Maar ook bedoelden zij, als ik het goed zie, met deze rechtvaardigmaking vóór het geloof te onderstrepen, dat er, eer er van een gelovige aanneming van onze zijde gesproken kan worden, een goddelijke toerekening voorafmoQi zijn gegaan.

Wat verstonden onze oude godgeleerden nu onder de rechtvaardigmaking vóór het geloof? Zij spraken er in tweeërlei zin over, namelijk als de rechtvaardigmaking In Gods besluit van eeuwigheid, en als de rechtvaardigmaking In de opstanding van Christus. Eerst willen wij trachten na te gaan wat zij verstonden onder de rechtvaardigmaking van eeuwigheid. Zij bedoelden met deze uitdrukking te zeggen, dat God de Vader reeds in de nooitbegonnen eeuwigheid, in Zijn goddelijke besluiten. Zijn uitverkoren Kerk heeft vrijgesproken van schuld en straf en haar een recht gegeven ten eeuwige leven. Let wel: onder de rechtvaardigmaking van eeuwigheid verstonden deze gereformeerde theologen dus niet maar, dat God van eeuwigheid besloten heeft de zondaar in de tijd door het geloof te rechtvaardigen (zo wilde Jacob Groenewegen het in zijn dispuut met Comrie immers verstaan), neen, zij bedoelden ermee, dat God van eeuwigheid Zijn kinderen heeft vrijgesproken! Ik haast mij erbij te zeggen, dat zij er volstrekt niet mee bedoelden, dat dit de gehele rechtvaardigmaking zou zijn, en dat er nu in de tijd niet meer met Gods kinderen behoeft te gebeuren. Dit heeft niet één rechtzinnig theoloog ooit gesteld. Niettemin - deze gedachte van een eeuwige rechtvaardigmaking is in de loop der eeuwen op veel verzet gestuit, en wel van verschillende kanten. Een volgende keer hopen wij te zien, wie zich tegen dit stuk van geloofsleer hebben verzet en waarom.

Gouda,

Ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1988

De Saambinder | 8 Pagina's

De rechtvaardigmaking van eeuwigheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1988

De Saambinder | 8 Pagina's