Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Do Zon der Gerechtigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Do Zon der Gerechtigheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„Ulieden daarentegen, die Mijnen Naam vreest, zal de Zon der Gerechtigheid opgaan, en daar zal genezing zijn onder Zijne vleugelen, en gij zult uitgaan en toenemen als mest kalveren". Mal. 4 : 2.

De dag is gedaald, de avond valt; de avond der oud-testamentische bedeling. Het hoogtepunt der profetie is reeds lang bereikt. De Heere heeft gesproken door de mond der profeten van oordelen en gerichten, van vertroostingen en toezeggingen. Het onderscheid werd vermeld tussen de rechtvaardige en de goddeloze, tussen die, die God dient en die, die Hem niet dient. Maleachi is de laatste der profeten. Nog éénmaal zal hij de stem der profetie verheffen nl. dat de Knecht des Heeren Zelf zal verschijnen. Het ongeloof loochende de toekomst des Heeren. De Heere Zelf zal echter het laatste woord spreken wanneer de boodschap vervuld zal worden in de verschijning van de Boodschapper. Maleachi heeft door de Heilige Geest het ruisen Zijner voetstappen gehoord.

Zal het voor de verachters der belofte een dag van ontsteltenis zijn, terwijl hun noch wortel noch tak gelaten wordt, vers 1. „Ulieden daarentegen die Mijnen Naam vreest, zal de Zon der Gerechtigheid opgaan". De „Naam" betekent: e Heere, zoals Hij Zich openbaart, wie en wat Hij is voor Zijn volk. Die Naam vrezen, is de Heere vrezen en is de inhoud van de practicale Godsvrucht. Deze vrees is wel te onderscheiden van de slaafse en van de knechtelijke vrees. Slaafse vrees is dienen van God uit vrees voor de straf Dat vindt men zelfs bij de duivelen. Knechtelijke vrees is het dienen van God uit hoop op loon. Daarvan sprak Jezus in Matth. 7 : 22.

De kinderlijke vrees vloeit uit de ware Godsvrucht, en uit liefde tot God, omdat God, God is. Dezulken gaan uit liefde en hoogachting voor God, de zonde haten en vlieden en jagen naar gerechtigheid. Van nature missen wij die kinderlijke vreze. De Heere Zelf werkt het in de harten der Zijnen, als Hij hun te sterk wordt. Zeker, er zijn nog veel inmengselen van slaafse vrees, maar... toch ligt het op de bodem van het hart, indien het mogelijk ware, volmaakt voor God te leven. Dat deed Ruth Moab een scheldbrief geven, Mozes Farao's hof verlaten, Abram uit Ur der Chaldeeën uitgaan. Aan dat volk wordt de toezegging gedaan: „Ulieden zal de Zon der Gerechtigheid opgaan".

De grond van deze toezegging ligt niet in de gelovige. De belofte Gods en haar vervulling ligt in God Zelf, krachtens Zijn eeuwig onveranderlijk welbehagen. Daarom is het een bron van troost, zaligheid en vastheid.

Welk een voortreffelijk beeld ontleend aan de schone werken Gods in het rijk der natuur wordt hier gebruikt. Zomin als de zon in haar op­ gaan aan het firmament des hemels is tegen te houden, evenmin de komst van de Messias Zelf Niet aanstonds wordt de zon in haar middaghoogte waargenomen. Welke een schoonheid als na het nachtelijk duister, de dageraad gaat aanbreken. Echter voor de zon opgaat is de nacht op het donkerst. Ziedaar het beeld, waarin de heerlijkheid van Christus' komst tot zaligheid der Zijnen wordt voorgesteld.

Hoe kan het eerst nog donker zijn eer de Heere in het hart der Zijnen intrek neemt. Duisternis en schrik van rondom. Donker niet in het minst van binnen. Hoe donker was het in de dagen vóór de geboorte van Christus. Vierhonderd jaar had de mond der profetie gezwegen; het was of het altoos nacht zou blijven.

Zouden Zijn beloftenissen Verder haar vervulling missen.

De zon is niet tegen te houden. Het laatste woord is nooit aan de nacht. Hoe scheen de nacht te zullen heersen, toen de mens zich van God losrukte in de verbreking van het werkverbond. Had de vorst der duisternis het nu gewonnen? Welk een heerlijke lichtstraal openbaarde de Heere Zelf in de moederbelofte. Genesis 3 : 15. Welk een duisternis heerste er met de ondergang van de eerste wereld, maar de Heere verwekte een Noach. Wat was het donker toen Is- raël door Farao en zijn mannen onderdrukt werd in Egypte en later Juda zeventig jaar in Babel. Zal nu de nacht heersen? Ziet, de Heere doet het licht doorbreken. Daniël 9 : 24. De zon zal opgaan als een proces van Gods onweerstaanbare trouw en genade.

Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Naar Zijne goedigheid zeer groot, En aan Zijn waarheid vroeg en spade. Tot troost Israels in den nood.

Het morgenlicht breekt door bij de verschijning van de engel aan Zacharias, bij Maria en Jozef, tot eindelijk de Zon zelf boven de kimme rijst in Bethlehem. Als de zon opgaat, wordt zij steeds duidelijker en heerlijker gezien. Zo ook met de Zon der Gerechtigheid. Hoe heerlijk werd Hij gezien bij Zijn geboorte, bij Zijn doop, op de berg der verheerlijking. In de grote tekenen en wonderen die Hij deed. Zeker, er kwamen ook wolken van duisternis, zodat het scheen of de Zon zou ondergaan en niet meer zou gezien worden, namelijk toen Jezus leed en stierf en begraven werd. Hij is herrezen toen Hij opstond en de dood heeft verslonden ter eeuwige overwinning. Hoger voer Hij op met Zijn hemelvaart. En eenmaal zal de Zon der Gerechtigheid in volle heerlijkheid gezien worden, ten spijt van al de vijanden, maar. .. tot troost voor al degenen, die Zijn verschijning hebben liefgehad.

En is nu Gods weg vóór Zijn Kerk, in de heilsfeiten aangetoond als de opgaande zon, een zelfde weg zal moeten ervaren worden in ons, zal het wel zijn. Door de dood heen tot het leven, dat is de weg van al Gods kinderen. Nacht moet het daarom ook van binnen worden, voor en aleer er plaats kan zijn voor het Licht des Levens. Hoeveel zijn er, die in de dagen die aanstaande zijn, zich bezig houden met kunstlicht en zich beroemen in een Jezus van vijf letters, terwijl er nooit plaats is gemaakt in hun hart voor de geboren Sions Koning. Hoe nodig is het door Gods Geest bearbeid en ontdekt te worden aan onze verloren staat. Wij liggen in ons verbondshoofd Adam gans buiten God. Het is van onze zijde afgedaan. Daar leert Gods Kerk, onderscheiden in trap en mate, iets van kennen. En juist voor dat verloren volk, zal op Gods tijd de Zon der Gerechtigheid opgaan. Hoe groot is het als die eerste lichtstralen gezien worden uit het dierbare Evangelie. Ja, als de Heere de beloften voor dat volk gaat ontsluiten en ze zo met aandrang tot de ziel brengt, dat zij niet weigeren kan om ze te omhelzen (zegt Comrie). O, dan mag er iets van de Kerstvreugde gesmaakt worden door de ziel.

Voor elk, die in het duister dwaalt, Verstrekt deez' zon een helder licht. Dat hem in schauw des doods bestraalt. Op 't vredepad zijn voeten richt. Christus is „de Zon der Gerechtigheid". Hij triumfeert over de nacht der ongerechtigheid en doet de nachtschaduwen des doods vlieden door Zijn aangebrachte gerechtigheid. Hij heeft aan het recht Gods volkomen voldaan. Sion zal door recht verlost worden!

Adam is moedwillig van God weggevlucht. Christus treedt in zijn plaats. Wat Adam naliet, volbrengt Christus. Zo blinkt in Bethlehems kribbe de genade en trouw, maar... ook het recht Gods. Gerechtigheid zal opgaan als een zon. De Heere zal Zijn volk niet overgeven ten verderve. Het moge bang zijn bij tijden voor Gods kinderen, machtige vijanden tegen zich zien gesteld, veel veroordeling in zich ervaren, ja donkere nachten doorworstelen, Hij zal de twistzaak twisten en hun recht aan het licht brengen.

De Zon der Gerechtigheid zal opgaan. Het licht is voor de rechtvaardigen gezaaid en vrolijkheid voor de oprechten van hart. Ja meer, daar is genezing onder Zijn vleugelen. Genezing voor de melaatsen; voor gebrokenen van hart en verslagenen van geest; voor de piepende Hiskia's; voor de kermende Manasse's; voor allen die zich leren kennen ten dode veroordeeld door het eten van die verboden vrucht in het Paradijs. Maar hoe diep de wonden ook zijn, bij Hem dat Kind, ja die Zon, is genezing. Genezing niet in uw tranen, niet in uw gestalten, deugden of plichten, niet in uw werkzaamheden of bevinding, maar bij Hem alleen. God geve, dat er veel wonden geslagen en nachten worden ingeleefd, dan krijgt de komst van de Zon der Gerechtigheid voor u grote waarde. Dan is er geen behoefte aan een verlichte boom met wat versierselen, maar aan de Christus der Schriften.

Behoren wij nu onder degenen die in de tekst vermeld worden met „Ulieden daarentegen". Daar zijn namelijk zoveel anderen dan deze , , ulieden". Dat zijn zij, die Zijn Naam niet vrezen; die de dienst van God bespotten en verachten; of die aan de uitwendige godsdienst genoeg hebben; die met een uitwendige verandering en omkeer in hun leven klaar zijn; die roemen in een Jezus van vijf letters, doch nooit het vonnis des doods hebben aanvaard. Voor dezelken geldt eveneens een „daarentegen", maar met bedreiging en vloek zoals in vers drie. En gij zult de goddelozen vertreden; want zij zullen as worden onder de zolen uwer voeten. Dan zal het onderscheid gezien worden tussen dien die God dient en dien die Hem niet dient.

Is er een volk, dat de Zon is opgegaan na een lange nacht van strijd? Wandelt als kinderen des lichts. Het is hier alles ten dele. Is Hij u verschenen tot ulieder vreugd, eenmaal zal het zijn tot verzadiging en eeuwige vreugde.

De Valk-Wekerom,

Ds. W. Hage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1988

De Saambinder | 12 Pagina's

Do Zon der Gerechtigheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1988

De Saambinder | 12 Pagina's