Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerstwonder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstwonder

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

, , Want alzo liefheeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." Johannes 3:16.

De Zoon van God Zelf sprak dit woord. Hij, Die uit eeuwige liefde gegeven is, en Wiens komst in het vlees wij thans weer herdenken. Kerstfeest toch is het feest van Christus' geboorte. En dat feit, zo onuitsprekelijk groot, maar door weinigen slechts gekend, dat Kerstfeest beschrijft de Leraar der gerechtigheid Zelf in Zijn gesprek met Nicodémus, de nachtdiscipel. Wie is in staat beter beschrijving te geven dan Hij, Die uit deze liefde Gods nederkwam. Die ons in alles gelijk geworden is, uitgenomen de zonde; Wiens mond niet arm aan woorden is, gelijk de onze! Hij wijst op het gewrochte der eeuwige liefde Gods, zeggende: „Alzo lief heeft God de wereld gehad."

, , Alzo lief', roept Christus uit, om in ons niet alleen volle aandacht te verwekken voor wat geschied is in Bethlehems stal, maar ook diepe verwondering. Alzo lief! Ondoorgrondelijk, eeuwig, soeverein, heeft God de Vader de wereld lief gehad met een liefde, die geen weerga vindt. Van die verwondering trilt de ziel van Johannes, als hij schrijft: „Ziet hoe groot een liefde ons de Vader bewezen heeft." Zou dan het Kerstwonder onze ziel niet verrukken?

„God is liefde." Hij vermag de liefde te bewijzen, die opstandelingen, rovers van Zijn eer, Adams zonen en dochteren Zijn eniggeboren Zoon schenkt, hun ter behoudenis. Alzo lief, dat elke poging deze liefde te beschrijven haar geweld aandoet. Die liefde is in geen woorden te bevatten. Gods volk mag ze ervaren en bewonderen. Het is de liefde des Vaders, waarmede Hij de Zijnen van eeuwigheid heeft liefgehad in Zijn Eniggeborene, Die Zich door dezelfde liefde ten Borg stelde in het verbond der verlossing, opdat eens in de tijd door God de Heilige Geest, God een God der zaligheid zij voor de verlorene. Een Oceaan der eeuwige liefde Gods opent zich in dit Woord. De liefde kent begin noch einde. En wie er iets van mag ervaren, zal het uitroepen met de dichter:

Een volle beek van wellust maakt Hier elk in liefde dronken.

Ach, onze harten zijn versteend door de zonde. De wereld mag Kerstfeest vieren met kerstboom en kerstlicht en kerstkrans en kerstgeschenk - in kerk en kroeg neemt ge het waar - doch de natuurlijke mens kent de liefde Gods niet. Hij weigert voor God te bukken. Hij wil tot Christus niet komen. Hij holt voort ten verderve. Op zijn stenen hart stuit de liefde in de geving van des Vaders eniggeboren Zoon af, tenzij die liefde in Hem met onwederstandelijke kracht wordt uitgegoten. „Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet gekend."

En toch, die liefde heeft God de wereld bewezen. Hoe? vraagt ge. Maar toch strekt de liefde Gods niet uit tot allé rnensen die in de wereld zijn? Gewis, neen! Al doet God Zijn zon opgaan over bozen en goeden, met deze liefde minde Hij Zijn uitverkorenen alleen. Doch de wereld betekent dan ook geenszins alle mensen, die in de wereld zijn. De liefde Gods in Christus is niet bestemd voor alle mensen, gelijk de remonstrant leert. Een algemene verzoeningsleer krenkt de liefde Gods; miskent de uitverkiezing; loochent Christus'borgstelling; ontkent dat de zaligheid zelve verworven is; negeert de val in Adam; is in één woord gans verwerpelijk, als in strijd met Gods Woord. Zij wordt dan ook in deze tekst niet geleerd.

De heilige Schrift kent meer dan één betekenis van het woord wereld. De wereld is de schepping Gods met al wat er op is. En anderzijds, de wereld is de tegen God vijandige macht, waartegen de Heere waarschuwt: „Hebt de wereld niet lief" En Christus heeft gezegd: „Ik bid niet voor de wereld."

Als dan ook geschreven staat: „Alzo lief heeft God de wereld gehad", dan hebben wij het niet zo te verstaan, alsof voor geheel de wereld God Zijn Zoon schonk. Christus heet „het Licht der wereld". Hij „draagt de zonde der wereld". Hij is „de Zaligmaker der wereld". Hij gaf Zijn vlees en bloed voor , , het leven der wereld". God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende. Het was de wereld Zijner uitverkorenen. Zij en zij alleen worden in Christus behouden, en zij zullen eens de wereld beërven. Een nieuwe hemel is hun bereid en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Die door Christus is vrijgemaakt van de vloek der zonde, omdat God de Vader Zijn eigen schepping lief heeft en aan satan nimmer prijs gaf De wereld viel af van God. Maar Gods soevereine liefde, in Zijn Vaderhart van eeuwigheid ontbrand, en niet opgewekt door iets buiten Hem, bracht behoudenis, en dat in het geven van Zijn eniggeboren Zoon.

Wie, ja wie zal de liefde Gods peilen! Alzo lief, dat vijanden met Hem worden verzoend. De hel was het deel der van God beminden! Nooit kan de liefde Gods ons waarlijk groot worden, indien wij onze doodsstaat niet leren kennen. Maar voor dat volk dat zich doemwaardig keurt voor God, wordt de liefde des Vaders wonderlijk, onuitsprekelijk, vrijmachtig: „Alzo lief heeft God de wereld gehad."

Zó lief, dat Hij Zijn Zoon gegeven heeft. eniggeboren

Ook Jesaja heeft van die schenking Gods gesproken, in het bekende woord: „Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven." Geboren werd een Kindeke, klein en arm, maar in dat Kind is gegeven de Zone Gods. Hij, Die is het afschijnsel van des Vaders heerlijkheid, het Beeld des onzienlijken Gods. Onbevattelijke schenking!

Hemel en aarde samen genomen, vermochten niet het rantsoen aan te brengen, nodig om verlorenen te behouden. Alles, alles schoot te kort. Doch Gods liefde schonk wat geheel de schepping ver overtreft: Hij gaf Zijn eniggeboren Zoon, Die het geen roof geacht heeft Gode de Vader evengelijk te zijn. Ziet, met hoe grote liefde Hij ons heeft liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven.

Een gegeven Zaligmaker ligt in Bethlehems stal: de Zone Gods, Zoon des mensen, opdat de zondaar door God met God worde verzoend. Een gegeven Jezus moet onze Zaligmaker zijn, zullen wij in waarheid Kerstfeest vieren; gegeven van de Vader. Ach, hoe menigeen nam Jezus aan met een historieel geloof, een Jezus van vijf letters: nooit Hem van God gegeven.

Het oppervlakkig, Jezus-roemend christendom van onze dagen mocht het licht eens opgaan, opdat het zijn aangenomen Jezus verloor, en als een arm zondaar de zaligheid deelachtig mocht worden in de gift des Vaders. Van dat arm zondaarsleven is menigeen bitter afkerig, en toch, hij "gelooft", hij viert Kerstfeest! Arme belijder, schrikkelijk misleider van uw ziel! Verlies uw ingebeelde zaligheid, eer uw oog zich opent in het eeuwig verderf

En zou voor menige ziel, die door genade verwaardigd werd als een die het recht Gods billijken moest, tot Christus te komen, en in Hem de weg des levens te vinden, de benauwing en vrees niet wijken, indien zij de gift des Vaders door het geloof mocht eigenen? Komt hongerigen, dorstenden naar de gerechtigheid, komt en aanschouwt Hem, Die gegeven is van de Vader opdat Hij zalig make wat verloren is. Hij worde u gegeven in deze kersttijd, opdat ook u de boodschap geworde: „Heden is u geboren de Zaligmaker in de stad Davids."

Neen, uw hart is niet te slecht, uw zonden zijn niet te groot voor Hem, Die van de Vader gegeven is in een beestenstal.

Als Maria en Jozef in Bethlehem aankwamen was voor henlieden geen plaats in de herberg. Voor henlieden geen plaats. Mogelijk nog wel voor een heel reisgezelschap, doch niet voor de Christus Gods, in Maria gedragen. Van ver mochten deze nakomelingen van David komen; Maria in een toestand verkerende, die rust gebood... het kon niet baten. . . voor henlieden geen plaats; de herberg bleef voor hen gesloten.

Zo staat het met de wereld: geen plaats voor Christus; geen plaats voor Zijn volk. „Zij hebben Mij gehaat", sprak de Heere tot Zijn discipelen, „eer dan u." Laat het ons, volk van God, niet te zeer verdrieten. Het was ook zo met ons. In ons hart kan een gehele wereld geborgen worden, maar plaats voor Jezus is er niet, dan alleen door genade. De Jood een ergernis, en de Griek een dwaasheid; het gaat door. Altijd en altijd weer, ook na ontvangen genade, moet zich Christus plaats in ons bereiden. Niet als vrienden, doch als vijanden worden wij met God verzoend.

Maar ook door zulk een weg ontsluit zich voor ons dan ook de volheid van de liefde Gods. Straks kondigt de engel des Heeren het de herders aan: „Dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeke vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe." Daar in de kribbe, in een beestenstal is Hij gegeven, de Eniggeborene van de Vader. Lager kan Hij niet bukken; geringer inkomst in de wereld is niet denkbaar. De Koning der koningen wordt geboren in een stal! Maar nu is dan ook voor de laagst gezonkene behoudenis; toe gang tot Hem! Hij stiet nimmer iemand af, die tot Hem kwam. Voor Manasse was beicering; voor de slechte vrouw in des farizeeërs huis vergeving. In een beestenstal is onticoming voor de slechtsten der slechten. Wat een ruimte is er dan toch in het Kerstevangelie! „Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft." Zo is verlossing teweeggebracht voor gevallenen in Adam. Uw toevlucht moge tot Hem zijn met al uw zonden en ongerechtigheden. Bij Hem is vergeving, opdat Hij gevreesd worde. Hoor: Hij is gegeven, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

Het verderf zijn wij allen in Adam onderworpen. O, onbekeerden van hart! Het grijpe u eens aan. Het Kerstwonder spreekt van uw verderf God drukke het op uw hart wat het is, hier zonder God te leven, door uw misdaden en zonden, en straks de eeuwigheid in te gaan, om buiten Gods gunst en gemeenschap in het eeuwig verderf te worden neergestoten. Daar zal zijn wening en knersing der tanden. Het wonder van Gods liefde, thans weer herdacht, grijpe u aan, terwijl gij de kerstprediking nog horen moogt, die u wijst op de grootheid van de liefde Gods, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve. Een iegelijk, hetzij Jood of heiden; er is geen onderscheid, geen volksbevoorrechting geldt meer, als onder de Mozaïsche bedeling; maar dan is er ook geen voorwendsel meer voor de zonde. Dat wij de knie dan leren buigen voor deze Koning! Die in Hem gelooft, redt Hij van het verderf en schenkt Hij het eeuwige leven. Neen, het was niet uit u, dat ge door het geloof tot Christus mocht vluchten, om in Hem de Behouder uwer ziel te vinden, volk van God. Gij zult het moeten erkennen: ook gij zocht het buiten Hem, maar die weg werd u afgesneden. En toen is het Kerstwonder u geopenbaard; de eeuwige liefde des Vaders in Christus! O, hoe ruim werd toen zaligworden! Onmogelijk bij ons, maar ruim in Hem, Die bukte in een beestenstal.

Bij vernieuwing leide de Heere ons in de grootheid Zijner eeuwige liefde in. Hij make onze zielen vrij, en doe in Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Zaligmaker vinden, in die nauwe vereniging met Hem, die ons het eeuwig leven schenkt. Doden zullen leven. Hellewichten ten hemel geleid. Niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

Kerstmis was het voor u, om de eerstelingen van het hemelleven in uw ziel te doen genieten. Hoe groot zal het zijn eens de Gegevene des Vaders te zien, in eeuwige heerlijkheid. Niet meer in een stal, niet meer in doeken gewonden en in een kribbe; doch daar boven bekleed met de heerlijkheid, die Hij had eer de wereld was, om Hem eeuwiglijk te eren, met die schare die Hij kocht met Zijn bloed, met de wereld der uitverkorenen, van God de Vader geliefd, en beërvend de nieuwe aarde waarop gerechtigheid woont. Dan zal in dat volmaakt genieten en eeuwig zijn bij God het ten volle verstaan worden: , , Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe."

Wijlen Ds. G. H. Kersten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 1989

De Saambinder | 12 Pagina's

Kerstwonder

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 1989

De Saambinder | 12 Pagina's