Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloof en zekerheid bij Luther en Calvijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof en zekerheid bij Luther en Calvijn

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Zekerheid is bij Luther een zaak, die de gelovige geniet en dikwijls ook weer verliest vanwege de aanvechting des Satans en de werkingen van het zondige vlees. Luther kent geen zekerheid, die ons in een gemakkelijke stoel zet en vanuit de hoogte doet neerzien op arme tobbers, die de zekerheid missen. Het wordt nooit iets triomfantelijks. We zijn en blijven in onszelf altijd zondaar voor God. Het heeft te maken met een gedachte, die bij Luther sterk aanwezig is, n.l. dat de gelovige tegelijk rechtvaardig is, in Christus en tegelijk zondaar is, in zichzelf We worden altijd weer opnieuw de zondaar, die uitsluitend aangewezen is op de vergevende genade van God. Zekerheid en strijd sluiten elkaar daarom niet uit. Er is zelfs meer zekerheid in de strijd van de zwakgelovigen, dan in de vermetelheid van de schijnvromen. Luther durft zelfs te zeggen: "Het is vrees en beven, hetwelk het zekerste teken van genade is." (Comm. Romeinen blz. 392).

De zekerheid van de gelovige staat bij Luther, omdat wij in onszelf altijd zondaar blijven, dan ook ten nauwste in verband met de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze. Alles draait rondom dit leerstuk.

Het geloof werpt ons altijd weer terug op het heil, dat buiten ons in Christus is. Dat geeft aan het geloof de zekerheid en de vastheid. Maar dit brengt tevens de strijd in het hart van de mens, die zijn zondaar zijn voor God beleeft. Wij zijn immers altijd geneigd om het heil in onszelf te zoeken. Wij gaan af op onze eigen gevoelens en ervaringen. Wij luisteren naar het evangelie van de duivel, dat de zaligheid er alleen is voor hen, die God iets aan te bieden hebben.

De twijfel en de strijd van de gelovigen komt, volgens Luther, dan ook voort uit een Roomse zuurdesem. Waarom kan en durft de naar Gods heil dorstende zondaar de belofte Gods niet omhelzen en geloven dat Christus voor al zijn schuld heeft genoeggedaan?

Luther ziet daar twee oorzaken voor.

1. Het zondige vlees van de gelovige werpt tegen, dat deze genade voor anderen is, waardiger dan hij of zij is. De hoogmoed van het vlees zoekt altijd naar de waardigheid in zichzelf Men wil dan met de toeëigening van het geloof wachten "totdat men door zijn eigen werken daartoe waardig gemaakt wordt: (Galaten blz. 26). Luther ziet daarin de doorwerking van de Roomse dwaalleer van de verdienstelijkheid van de mens. De gedachte: "was ik het maar waardig", rust op de veronderstelling, dat God ons niet kan toelaten in Zijn gemeenschap, tenzij de mens dit verdient door het vervullen van de Wet. De mens wil zich dan Christus en de genade waardig maken en als een gezonde tot de Medicijnmeester gaan.

2. De duivel verdraait altijd het Evangelie. Hij geeft er een andere beschrijving van. Satan verduistert het Woord der genade en zegt, dat er slechts genade is voor hen, die zich beteren en waarlijk heilig worden. Satan maakt van Christus een andere Christus dan de Schrift. Hij is, volgens Luther niet alleen "een groot kunstenaar om de zonden te verzwaren en het geweten te ontroeren, maar ik weet ook dat de Duivel gewoon is ons te verschrikken door de Persoon van de Middelaar... en maar een gedeelte van Christus, niet den gehelen Christus voorstelt, zodat het benauwende gemoed Hem houdt voor een strenge Heer en Rechter" (Galaten blz. 31, 32.)

Het is vanuit de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof in Christus, dat Luther twee soorten van raad geeft om tot de zekerheid te komen, dat Christus , ook voor onze zonden is gestorven. • Vanwege het hoge pastorale belang neem ik zijn raadgeving letterlijk over.

1. Luther raadt: "Wanneer het geweten beroerd wordt door de herinnering aan voorleden zonden en wanneer de Duivel met groot geweld aanvalt en door de zwartste golven en een zondvloed van zonde u wil bedekken en overrompelen om u te verschrikken en van Christus af te trekken en tot wanhoop te brengen, dat gij dan, zeg ik, met een standvastig vertrouwen kunt zeggen: Christus, de Zone Gods is gegeven, niet voor rechtvaardigen en heiligen, maar voor onrechtvaardigen en zondaren. Indien ik rechtvaardig was en geen zonde had, zo zou ik geen Christus nodig hebben tot Middelaar ter verzoening. Waarom wilt gij dan, o boze, schijnheilige Satan, van mij een heilige maken en gerechtigheid afvorderen daar anders niet dan zonden bij mij te vinden zijn. Dewijl dan mijn zonden zo zwaar zijn, waarachtig, groot, oneindig, schrikkelijk en onoverwinbaar zijn, zodat mijn gerechtigheid voor God mij geen voordeel, maar eerder nadeel toebrengt, daarom is Christus de Zone Gods voor die zonden in de dood overgegeven om deze te verzoenen en uit te delgen, en opdat Hij mij en aan allen, die dat geloven, behoudenis en eeuwig leven zou toebrengen. Amen".

We zien hier hoe Luther alles waagt op het leerstuk van de rechtvaardiging van de goddeloze. Hij ziet dit als het enige middel om aan Satans listen te ontkomen. De bestredene moet het omdraaien en zeggen: "Omdat ik zo'n goddeloos zondaar ben, daarom ben ik juist geschikt voor Christus en is Christus geschikt voor mij." Hij noemt dit ook werkelijk de wijsheid en kunst van het geloof, waarmee men de list des duivels ontkomt.

2. De tweede raad is: "Omdat wij niet kunnen loochenen, dat wij allen zondaars zijn en gehouden zijn te zeggen: Adam heeft door zijn zonden ons verdorven, ons tot vijanden Gods gemaakt, onderworpen aan Gods gramschap en rechtvaardig oordeel en aan de eeuwige dood schuldig. En zulks gevoelen en betuigen de ontwaakte gewetens en overtuigde harten en vinden die smart voor hun gemoed ondragelijk. Zo kunnen wij niet ontkennen, of Christus is voor onze zonden gestorven opdat wij door Hem gerechtvaardigd zouden worden. Want Hij is niet gestorven opdat Hij rechtvaardigen rechtvaardigen zou, maar opdat Hij zondaars zou rechtvaardigen, tot vrienden en kinderen Gods zou maken en erfgenamen van de hemelse goederen. Wanneer ik mij dan duidelijk en bij overreding een zondaar gevoel en betuig te zijn, wegens de overtreding Adams, waarom zou ik mij niet een gerechtvaardigde mogen noemen, wegens de gerechtigheid van Christus? " (Galaten blz. 196).

Ook hier laat Luther de leer van de rechtvaardiging van goddelozen bevrijdend werken voor de bestredene. Juist voor hen, die zich onrechtvaardig en goddeloos weten is Christus gestorven. De bestreden gelovige wordt dan ook opgewekt het Evangelie goed te lezen en op zichzelf toe te passen: "Christus is een Liefhebber dergenen, die in benauwdheid zijn en met zonde en dood worstelen, en wel zodanige Liefhebber, Die Zichzelf voor ons overgeeft. Wat kan er nog meer aannemelijker en verkwikkender gezegd worden." (Galaten blz. 195).

De benauwden en aangevochtenen worden dan ook opgewekt: Lees en overweeg diensvolgens de woorden "Die mij Uefgehad heeft" (Gal. 2:20). Lees met nadruk en aandoening uws gemoeds "mij" en "voor mij", en gewen u daar aan opdat gij dat woord "mij" met vast geloof en vertrouwen kunt omvatten en op uzelf toepassen en toeëigenen en twijfel dan voorts niet of gij zijt onder het getal, die zeggen mogen: mij", (Galaten blz. 196).

Oostkapelle,

ds. C Harinck.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1990

De Saambinder | 12 Pagina's

Geloof en zekerheid bij Luther en Calvijn

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1990

De Saambinder | 12 Pagina's