Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De rijke man en de arme Lazarus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De rijke man en de arme Lazarus

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

(2)

"En het geschiedde, dat de bedelaar stierf... en de rijke stierf ook..." Lukas 16 : 22-23.

Beiden gaan sterven, zowel de rijke man als de arme Lazarus. Nu blijkt, wie echt het rijkst is. Lazarus is de eerste, die sterft. Want de dood komt tot armen en rijken. De dood slaat niemand over. We lezen niet van een begrafenis van Lazarus. We lezen niet van een mooie begrafenisrede en een grote schare achter de baar. Maar er zijn engelen geweest. Als een kind van God sterft, dan zijn daar engelen. Zij dragen de zielen van Gods kinderen de heerlijkheid binnen. Gods kinderen worden van sterven beter. In Christus is de dood een doorgang naar het eeuwige leven. De engelen hebben Lazarus gedragen in Abrahams schoot. Op aarde was hem nog geen kruimel gegund, maar nu mag hij aanschikken aan de ronde tafel van het avondmaal van de bruiloft van het Lam. Als er gesproken wordt over Abrahams schoot, dan wijst dat op een ereplaats. De Heere geeft genade én ere! Het woord "schoot" wijst ook op intieme gemeenschap. Daarin ligt ook de gedachte van de gemeenschap der heiligen. Die is hier zo onvolmaakt, want Gods kinderen kunnen zo langs elkaar heen leven. Zou dat niet een bijzonder oordeel in onze tijd zijn? Maar boven is de gemeenschap der heiligen volmaakt. Daar zal Efraïm Juda niet meer benauwen. Lazarus in Abrahams schoot: Ik geloof, dat de verlosten hierboven elkaar ook zullen herkennen. Maar bovenal zullen zij zich met elkaar verliezen in het Lam. Toen Lazarus stierf, raakt hij voorgoed bedelaar af.

De rijke man stierf ook. Van hem lezen we wel, dat hij begraven werd. Het zal een plechtige begrafenis zijn geweest met een lange rouwstoet en klinkende begrafenistoespraken. Maar... hij hief zijn ogen op in de pijn, in de hel. Hij kon niets meenemen toen de dood kwam. Misschien hebben zijn nabestaanden wel ruzie gemaakt over de erfenis. En hijzelf in de hel. Vandaag mag men van veel mensen niet meer over de hel spreken. Maar de Schrift spreekt erover onder aangrijpende beelden. En hier staat het: "zijnde in de pijn". De hel is de plaats van de pijn. Naar het lichaam, want God straft ook lichamelijk.

Naar de ziel, want er zal een eeuwige wroeging zijn. Zal dat ook uw toekomst zijn? Buiten Christus is dat onze toekomst. Al zijn we nog zo godsdienstig, maar zonder Christus, zonder genade, is onze toekomst een eeuwige nacht. Is het ons om een Borg te doen? In het aangezicht van de dood valt alles weg, kunnen we het ook niet doen met onze bevindingen en ervaringen, blijft er maar één ding over: Wees Gij mijn Borg! Het is een heel slecht teken als u kunt rusten buiten Christus. Ik weet wel, dat Gods kinderen ook na ontvangen genade zoveel rustbanken kunnen maken. Maar de Heilige Geest jaagt ons van al onze eigengemaakte rustbanken af en geeft ons geen rust, dan alleen in Christus.

Dan moet ik alles verliezen. Want alleen daar is de rust, waar ik door het geloof als een goddeloze zinken mag op de gerechtigheid van Christus alleen. Daar verliest ook de dood zijn prikkel. "Niemand ging ooit verloren met zijn aangezicht naar Jezus gekeerd" (Rutherford). Ik gun u geen rust dan alleen in de Borg. Zonder Borg kunt u niet sterven. En u wordt nog geroepen en genodigd tot deze Zaligmaker.

Maar nog meer lezen we in de gelijkenis, want de rijke man ziet Abraham van verre en Lazarus in diens schoot. Nu moeten we bedenken, dat we hier een gelijkenis hebben, beeldspraak dus, want er is geen kontakt meer mogelijk tussen hemel en hel. Christus bedient zich hier echter van deze beeldspraak om de tegenstelling nog duidelijker te maken. De rijke man roept Abraham. Hij vraagt verkoeling. Hij zegt: "Vader Abraham". Abraham is immers zijn vader? Hij is immers kind des Koninkrijks? Hij draagt immers het teken van het Verbond? Hoe aangrijpend: en toch eeuwig verloren! Het moet ons opvallen, dat de rijke man een mens roept en niet de Heere. Op aarde had hij nooit in waarheid tot God geroepen. Ook nu doet hij het niet. In de hel heeft het ook geen zin meer om tot God te roepen. Hier wel! Hier wordt de Heere ons gepredikt als een Hoorder van het gebed. Maar in de hel heeft bidden geen zin meer. Daar houdt het bidden op. Daar klinkt ook niet meer de naam van Jezus. Hier wordt Hij gepredikt, maar dat is daar voor altijd voorbij. Laat het toch tot u doordringen nu het nog de genadetijd is.

Wanneer de rijke man daar in de hel ligt, dan vraagt hij om verkoeling.

Hij vraagt niet om verlossing, dat heeft geen zin meer. In de hel is geen verlossing meer mogelijk. Hij vraagt alleen een kleine verkwikking: Laat Lazarus zijn vingertoppen in het water dopen en zijn tong verkoelen. Wat is alles nu omgedraaid: Vroeger verlangde Lazarus naar de kruimkens van de rijke man, nu vraagt de rijke om een paar waterdruppels van Lazarus. Wat heeft hij nu nog aan zijn rijkdom? Al bent u schatrijk, maar u mist God, dan mist u alles.

Het verzoek van de rijke man wordt afgewezen. Abraham zegt tot hem: Kind, gedenk dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven. Toch is het zo aangrijpend, dat Abraham tot hem zegt: Kind! Hij was een kind van Israël. Hij was een kind des Koninkrijks. Hij droeg het teken des verbonds. En toch voor eeuwig verloren. Christus heeft gezegd tot de Parizeen: De kinderen des Koninkrijks zullen buitengeworpen worden. Wat een ernstige waarschuwing voor ons. Ook wij dragen het teken des verbonds, ook wij leven op het terrein van het verbond en dragen het teken van Gods genade. Maar met al die voorrechten kunnen we eeuwig verloren gaan. Dan zullen we met meerdere slagen geslagen worden. Het komt zo aan op de wedergeboorte en het zaligmakende geloof

Abraham zegt tot hem: Kind gedenk! Denk eens terug aan uw leven. We nemen ons geheugen mee naar de eeuwigheid. Dat zal de hel nog aangrijpender maken.

U zult daar terugdenken aan de vermaningen en tranen van uw ouders, aan de roepstemmen Gods, aan de preken die u hebt gehoord. Dan zal de wroeging knagen: Had ik toch geluisterd! Maar dan zal het te laat zijn. Daarom, sla dat alles toch niet in de wind. Roep toch tot God om genade.

Daarbij kan het verzoek van de rijke man ook niet worden vervuld, omdat er een kloof is tussen hemel en hel, die niet te overbruggen is. Dat tekent het onherroepelijke van onze eeuwige staat. Bij de dood is ons lot beslist. Dan is er nooit meer iets aan te veranderen. Dan ligt het eeuwig vast. Daarom die kloof tussen hemel en hel.

Het verzoek om verkoeling is dus afgewezen. De rijke man moet erin berusten. Maar nu heeft hij nog een an­ der verzoek. Laat Lazarus naar zijn vijf broers gaan om hen te waarschuwen. Is hij nu met deernis vervuld over zijn broers? In zijn leven kende hij geen barmhartigheid; nu wel? Niets ervan! Uiteindelijk is zijn verzoek alleen zelfverdediging. Als ik maar meer gewaarschuwd was, dan was ik hier niet gekomen! Daarmee beschuldigt hij God. Is dat niet verschrikkelijk? In de hel, en dan nog zichzelf verdedigen en God beschuldigen. Wat leeft dat toch diep in het hart van ieder van ons.

Maar Abraham zegt: Zij hebben Mozes en de profeten. Zij hebben het Woord. Laten zij daarnaar horen. Wij hebben ook het Woord. Nabij u is het Woord! Dat Woord kan ons wijsmaken tot zaligheid, spreekt ons van zonde, van recht, van genade. Is dat geen wonder? Het Woord is het middel, dat de Heilige Geest gebruikt om zondaren zalig te maken. Vreselijk als we het Woord dan verachten. Dat had de rijke man gedaan! Dan zal straks het Woord tegen ons moeten getuigen. Dan zal het oordeel rechtvaardig zijn. Nog eenmaal waagt de rijke man het

Abraham aan te spreken: Als er iemand van de doden zou opstaan, dan zouden zij wel luisteren. Maar ook dat laatste argument wordt door Abraham weersproken: Al zou er iemand uit de doden opstaan, zij zouden zich niet laten gezeggen. Zo wordt de doodstaat van de mens getekend. En het is waar. Lazarus is uit de doden opgestaan, maar zij hebben niet gehoord. Nog meer: Christus is uit de doden opgestaan, maar zij hebben niet gehoord. Dan zien we zo duidelijk, dat God Zelf eraan te pas moet komen. Daarmee eindigt deze gelijkenis. De

rijke man blijft in de pijn. Voor hem is het voor eeuwig te laat. Hoe is ons leven? Dat is beslissend! Als we hier nooit naar God hebben gevraagd, dan zal ons einde vreselijk zijn. Val de Heere nog te voet. Het kan nog! Maar als we hier in dit leven de Heere leerden vrezen, dan is er toekomst. Zie het aan Lazarus. Hij had een leven van lijden en verdrukking, maar dan is het lijden van deze tegenwoordige tijd niet te waarderen tegen de heerlijkheid, die ons zal geopenbaard worden. Zalige toekomst! Alleen uit de Drieënige God. Alleen door het Lam.

Zeist,

Ds. J.J. van Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1990

De Saambinder | 12 Pagina's

De rijke man en de arme Lazarus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1990

De Saambinder | 12 Pagina's