Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De erfenis van onze vaderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De erfenis van onze vaderen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(9)

J. van Lodensteyn en zyn beschouwinge van Zion (1)

Als u in Utrecht tegenover Maliesingel 24 en 25 staat, kijkt u naar de plek waar ooit een fraaie buitenplaats lag. Die buitenplaats behoorde toe aan hem over wie wij het nu willen hebben: dominee Jodocus van Lodensteyn.

Hij werd geboren te Delft op 6 februari 1620. Zijn vader heette Joost Comelisz. van Lodensteyn en behoorde als schepen tot de delftse regentenstand. Zijn moeder heette Maria van Voorburch. De jonge Jodocus groeide op in een vermogende familie. De vestingstad Delft huisvestte vele gegoede burgers, met name welgestelde kooplieden.

Ook in godsdienstig opzicht stond Delft hoog genoteerd. Er was een bloeiende gereformeerde gemeente, waar een onvervalste Woordverkondiging, een zuivere sacramentsbediening en een getrouwe uitoefening van de kerkelijke tucht was ingeburgerd. De delftse predikanten benadrukten onder dit alles dat het oprechte christenleven niet alleen uiterlijk, in de levenswijze, moest worden beoefend. Maar vooral ook innerlijk in de houding van de ziel. Deze predikanten hebben de godsdienstige vorming van Jodocus via prediking en catechese ongetwijfeld beïnvloed. Beroemd als praktijkprediker en - schrijver was indertijd ds. D. Spranckhuysen. Samen met ge- lijkgezinde collegae en een dito magistraat bevorderde hij in en vanuit Delft de heiliging van het openbare en verborgen leven der gereformeerden. Men zou het een streven naar verdieping van de leer der Reformatie in het leven kunnen noemen. Zij die zich daarvoor inspanden vormden met elkaar een beweging. Kenmerkend is dat zij, zoals in Delft eenzelfde doel nastreefden, namelijk een nadere reformatie. Zo groeide Jodocus van Lodensteyn op in het milieu van de beweging der Nadere Reformatie.

Toen Jodocus een jaar of achttien was ging hij naar Utrecht om theologie te studeren aan de pas opgerichte universiteit. Zijn leermeester in Utrecht werd prof dr. G. Voetius. Wie Voetius was weten we na de voorgaande afleveringen van deze artikelenserie. Wat Spranckhuysen was in Delft, was Voetius in Utrecht. Zijn betekenis voor de Nadere Reformatie zou door de jaren heen uitzonderlijk groot worden. Wat Jodocus had geleerd in Delft werd in Utrecht op wetenschappelijk niveau bevestigd: de verbinding tussen vroomheid en wetenschap. In Voetius zag hij dagelijks een levend en lichtend voorbeeld van deze leerregel. Deze leerregel zou tevens Van Lodensteyns leefregel blijken.

Na volbrachte studie trok hij nog twee jaar, van 1642 tot 1644, in bij de franeker wetenschapper, prof dr. Joh. Coccejus om zich verder te bekwamen in de oosterse talen. De onderlinge verstandhouding lijkt uitstekend te zijn geweest. Toch zou Van Lodensteyn eerder de trekken van Voetius dan van Coccejus gaan vertonen in zijn verdere karakterontplooiing. Op bepaalde punten wou hij zelfs Coccejus' tegenpool worden. Op andere punten weer niet.

Door toedoen van zijn vader krijgt Van Lodensteyn een beroep naar het nabij Delft gelegen tweelingdorp Zoetermeer/Zegwaard. Hij doet er intrede op 28 augustus 1644.

Er gaan jaren voorbij, jaren vol pastorale drukte. Zoals dat ging in een predikantenleven. Zoetermeer werd verwisseld voor Sluis (1650), Sluis voor Utrecht (1653). Het is 1674. Even buiten Utrecht, daar waar nu Maliesingel 24 en 25 is te vinden, staat een statig woonhuis en ligt een fraaie buitenplaats: Het Park. Wie scherp luistert hoort zingen. Een mannenstem bezingt de schoonheid der schepping in Het Park. De vogels inspireren hem kennelijk. Luister maar:

"Onnozel Diertje! sprak u Taal/ U lieflfelyke Stemme-straal/ Uw w^ze trekjes altemaal: Wat Wysheyd zoud gy ons/ Wat Wysheyd zoud gy ons al leeren? Wat Wysheyd leerd gy ons dog niet? Nu 't Godlyk Woordboek van uw Lied/ Ons waarlijk wijs maakt; en 't bedied Leerd van uw lieflijk kwinkeleren."

Is het de opwekkende zang van een putter dat hem inspireert? Het ritme doet daar wel aan denken... Onze belangstelling gaat echter meer uit naar de persoon in kwestie. "Statig, Ontsaghlijk en Deftig" en tóch beleefd en vriendelijk, zo zou men hem later typeren. Groot liefhebber van de zangkunst, gehecht aan het buitenleven. Als één der meest vermogende burgers van Utrecht door de Fransen in 1673 in het land van Kleef gegijzeld en vandaar in 1674 teruggekeerd in Het Park. Als predikant rijk begenadigd met de Heilige Geest. Tijdens z'n ballingschap het middel in Gods hand tot bekering van een duitse dominee. Vriend van de vromen. Bestraffer van de zonden van land en volk, kerk en staat. Samen met Voetius zijn oude vriend, één der hoofdpersonen van de beweging der Nadere Reformatie. Ziedaar, ds. Van Lodensteyn in 1674.

's-Gravenhage,

G.H. Leurdijk

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1990

De Saambinder | 12 Pagina's

De erfenis van onze vaderen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1990

De Saambinder | 12 Pagina's