Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het leven in de bijbelse landen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het leven in de bijbelse landen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(23)

De Mosaïsche spüswetten

"Want Ik ben de HEERE, uw God; daarom zult gij u heiligen, en heilig zijn, dewijl Ik heilig ben, en gij zult uw ziel niet verontreinigen aan enig kruipend gedierte dat zich op de aarde roert". Lev. 11:44.

Israël was het volk van God. Niet omdat het een beter volk was dan de andere volkeren op aarde, maar de Heere had het daartoe verkoren en afgezonderd. De volmaakt heilige God had Zich aan dit volk verbonden. Daarom noemt Hij Zichzelf de Heilige Israels (Jes. 1:4).

Israël had daarom ook een bijzondere roeping: Het was drager van de belofte van de Zaligmaker der wereld. Deze Zaligmaker woonde onder hen in de lendenen van Zijn voorvaderen.

Het volk moest derhalve heilig zijn, afgezonderd van de omringende volkeren, toegewijd aan zijn God. Dit moest steeds in herinnering gebracht worden. Dit geldt nu niet minder voor de zichtbare gemeente des Heeren. Zijn we ons dit dagelijks bewust? De spijswetten waren dus voor Israël een voortdurende leerschool in heiligheid en reinheid. Men mocht zich niet verontreinigen door het vlees van onreine dieren te eten. Evenmin mocht verontreinigd vlees van rein vee gegeten worden. Om steeds herinnerd te worden aan eigen onheiligheid door de zonde en de noodzaak van verzoening en heiliging mocht het volk ook geen bloed en bepaalde vetstukken van reine dieren nuttigen.

De onderscheiding tussen reine en onreine dieren bestond reeds lang vóór de wetgeving van Mozes. Denk aan de geschiedenis van de zondvloed. Oorspronkelijk waren alle dieren goed geschapen (Gen. 1:31), dus kan er in de Staat der Rechtheid geen sprake geweest zijn van onreinheid. De onreinheid is veroorzaakt door de val van de mens. De onreinheid en de vloek heeft zich over de gehele schepping uitgebreid. De schepping gaat daaronder gebukt (Rom. 8:20-22). Het redeloos schepsel is niet zelf met zonden beladen, maar gaat gebukt onder de gevolgen van de zonde en draagt onder allerlei vormen en verschijnselen het stempel van de zonde en de dood. Deze vrucht en uitwerking van de zonde komt het meest zichbaar in de dood en de ontbinding van het lichaam. Daarom wordt al wat dood en bedorven is voor onrein gehouden en moest Israël zich daarvoor wachten, daar het in strijd was met zijn bestemming om een heilig volk van God te zijn. Het kon verontreinigd worden door:

1. lijken van mensen;

2. melaatsheid als het lichamelijke beeld van zonde en dood;

3. stoffen door het menselijk lichaam afgescheiden herinnerend aan ziekte en ontbinding;

4. dieren die gestikt of door andere natuurlijke oorzaken doodgegaan waren.

Wat het voedsel betrof kwamen daar nog bij verscheidene soorten levende dieren. Onrein waren namelijk alle dieren die het beeld van zonde, dood en bederf met zich omdragen. Dus onder de grotere landdieren alle verscheurende dieren die dood en verderfin de schepping verspreiden. Onder de vogels waren dit uiteraard de roofvogels. Maar daarnaast ook moeras-en watervogels die zich met wormen, dode dieren en andere onreinigheden voedden. Van de waterdieren waren onrein: alle slangachtige vissen en slijmachtige schaaldieren. Van de kleine dieren alle behalve een paar soorten sprinkhanen, omdat zij hun voedsel zochten in vuile omgeving, in het stof kropen en in de slijmachtige toestand van het lichaam het beeld van bederf meedroegen.

Bepaalde dieren hebben karaktereigenschappen die doen denken aan menselijke ondeugden. "De nachtuil vliegt doorgaans bij nacht. God kan dan met het eten van die vogel te verbieden de mensen verboden hebben het verrichten van de onreine werken der duisternis" (Ferré van Brinkman).

Israël moest alleen wonen en al te vertrouwelijke omgang met de heidenen mijden om niet besmet te worden met hun afgoderij. Een van de vormen van vertrouwelijke omgangwas de maaltijd. De spijswetten maakten het onmogelijk bij de hei­ dense buurman te gaan eten omdat er licht wat op tafel kon komen dat voor de Israëliet verboden was. In Handelingen 10 werd aan Petrus duidelijk gemaakt dat die spijswetten niet meer golden; anders was het hem onmogelijk geweest om het huis van Cornelius binnen te gaan. De middelmuur der afscheidsels was weggenomen.

Tenslotte zijn de spijswetten de gezondheid van het volk zeer ten goede gekomen. Zoals al gezegd: voor ons gelden de Mosaïsche spijswetten niet meer.

Maar dat neemt niet weg dat we ons tegen de achtergrond van het Zesde Gebod voor het aangezicht des Heeren wel mogen afvragen of we eten en drinken tot Gods eer.

En... waar voeden we ons geestelijk mee? Wat komt er binnen door de oorpoort en de oogpoort? Niet wat den monde ingaat ontreinigt de mens, maar wel kan het gebeuren door wat via het oog en het oor zijn weg vindt naar het hart.

Scherpenzeel,

Iz. den Dekker.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1990

De Saambinder | 12 Pagina's

Het leven in de bijbelse landen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1990

De Saambinder | 12 Pagina's