Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Enige aspecten van de wedergeboorte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Enige aspecten van de wedergeboorte

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Na hetgeen aan de orde geweest is en waarin ik geprobeerd heb zoveel mogelijk Gods Woord te laten spreken, willen wij nu gaan luisteren naar onze belijdenisgeschriften. En dan wijs ik u op onze Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. Bij onze N.G.B, denken wij natuurlijk vooral aan Art. 24. In Art. 22 heeft de belijdenis dan al gehandeld over de rechtvaardigmaking en in Art. 23 over "de vergeving der zonden en de toerekening van de gehoorzaamheid van Christus". Daarna pas brengt de belijdenis de wedergeboorte ter sprake.

Boven Art. 24 staat: "Van de heiligmaking des mensen en de goede werken." En dan citeer ik letterlijk" "Wij geloven, dat dit waarachtig geloof, in de mens gewrocht zijnde door het gehoor des Woords Gods, en de werking des H. Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwe mens."

Er staat hier dus, dat het waarachtig geloof de mens wederbaart. De wedergeboorte wordt hier dus voorgesteld als voortkomende uit het geloof. Daarbij wordt de wedergeboorte aan de orde gesteld in het stuk van de heiligmaking na de rechtvaardigmaking. Precies hetzelfde vinden wij bij Calvijn: Eerst het geloof, dan de wedergeboorte. In de Institutie III, 3 lezen wij het letterlijk: "Dat wij door het geloof wedergeboren worden." Dus precies hetzelfde als in Art. 24 van de N.G.B. Door het geloof worden wij wedergeboren, zegt Calvijn. En hij werkt dit in zijn Institutie nadrukkelijk uit.

Als wij nu dit alles vergelijken met de Dordtse Leerregels, is er dan geen tegenspraak? Volgens Calvijn immers en de N.G.B, worden wij wedergeboren door het geloof, terwijl in de Dordtse Leerregels de wedergeboorte aan het geloof voorafgaat. Met name in D.L. III/IV wordt over deze zaken gesproken. In 111/ IV, 12 lezen wij: "En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, dewelke God zonder ons in ons werkt. Het is een zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgen en onuitsprekelijke werking, die in haar kracht niet minder, noch geringer is dan de schepping of de opwekking uit de doden." En dan staat er achter: "Alzo, dat al degenen in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en metterdaad geloven." Dus heel duidelijk: eerst de wedergeboorte, dan het geloof Daarbij hebben de Dordtse Leerregels nooit de wedergeboorte losgemaakt van het Woord, want in III/IV, 17 lezen wij: "Deze werking Gods, waardoor Hij ons wederbaart, sluit geenszins uit en stoot het gebruik des Evangelies niet om, hetwelk de wijze God tot een zaad der wedergeboorte en spijs der ziel verordineerd heeft." Dus nog eenmaal herhalen: In Art.

Dus nog eenmaal herhalen: In Art. 24 N.G.B, lezen wij in navolging van Calvijn, dat het geloof ons wederbaart; eerst geloof, dan wedergeboorte. In de D.L. lezen wij het net andersom: Eerst wedergeboorte en dan geloof Is hier tegenspraak? Volgens velen is bij de D.L. het begin van een heilloze ontwikkeling te constateren. In de Reformatie viel alle nadruk op de rechtvaardiging door het geloof, daarom zeggen ook Calvijn en de N.G.B, dat het geloof ons wederbaart. Sinds de D.L. is het accent meer en meer komen te lig­ gen op de wedergeboorte als het begin van het nieuwe leven, en daardoor is dan het accent meer en meer komen te liggen op de wedergeboren mens en niet op Christus en Zijn werk. Dus men verwijt de D.L. een verschuiving te hebben veroorzaakt van de rechtvaardiging door het geloof naar de wedergeboorte, met als gevolg, dat de vrome en wedergeboren mens in het middelpunt is komen te staan. Wat hiervan te denken? Dr. A.D.R. Polman merkt hier op dat men de D.L. verwijt, dat zij "veel meer de aandacht richten op de wedergeboren mens, op dit instorten van nieuwe hoedanigheden, waardoor de door de Reformatoren met afschuw verworpen leer der ingestorte genade, weer binnengesmokkeld zou zijn." Nogmaals, wat hiervan te denken?

Dr. G.C. Berkouwer vindt het onjuist hier een tegenstelling te scheppen tussen een theologie van de rechtvaardiging en een theologie van de wedergeboorte (in zijn "Geloof en volharding"). Volgens hem ging het de D.L. erom tegenover de remonstranten de eer van de vernieuwing van de zondaar alleen aan God toe te schrijven. Daarom leggen de D.L. alle nadruk op de wedergeboorte als de aanvang van het nieuwe leven, als de levendmaking, en benadrukken dat dit geheel en uitsluitend het krachtdadige werk Gods is. In de N.G.B, en bij Calvijn wordt over de wedergeboorte gesproken als de voortgang van het nieuwe leven, dus meer als het leven van de heiligmaking; het ging er daarbij om de totaliteit van het leven op Gods genade te betrekken. Met het oog hierop is men gaan spreken over wedergeboorte in engere zin en wedergeboorte in ruimere zin. Onder wedergeboorte in engere zin

verstaan we dan het begin van het nieuwe leven, de levendmaking, als werk Gods. Op deze wijze spreken de Dordtse Leerregels. Onder de wedergeboorte in ruimere zin verstaan wij dan de voortgang van het nieuwe leven. Op deze wijze spreekt de N.G.B, en ook Calvijn. De wedergeboorte in engere zin is een punt, de wedergeboorte in ruimere zin is een lijn. Bavinck vindt het verklaarbaar, dat men dit onderscheid is gaan maken, omdat het woord wedergeboorte onwillekeurig doet denken aan het begin van het nieuwe leven. Hij meent echter ook, dat als wij de wedergeboorte beperken tot de wedergeboorte in engere zin, wij in strijd komen met de Schriftgegevens, die wel degelijk ook weten van wedergeboorte in de zin van de voortgang van het nieuwe leven. Kuyper is van oordeel, dat de onderscheiding tussen wedergeboorte in engere en in ruimere zin de consequentie is van de gereformeerde leerontwikkeling. Het gaat erom, volgens hem, dat zowel het begin als de voortgang van het nieuwe leven gezien worden als het werk Gods alleen. Ik meen, dat het geheel onjuist is, een tegenstelling op te roepen tussen het spreken van Calvijn en de N.G.B, en de latere ontwikkeling, zoals wij die vinden in de D.L. De Dordtse vaderen moesten nu eenmaal positie kiezen tegen de remonstranten en daarom hebben zij de wedergeboorte in engere zin zo benadrukt. Calvijn en de N.G.B, benadrukken, dat het nieuwe leven in zijn geheel Gods werk is. Tegenover de remonstranten benadrukken de D.L., dat het begin van het nieuwe leven Gods werk is. En nooit hebben de Dordtse vaderen de wedergeboorte verzelfstandigd door deze los te maken van het werk van Christus en het Woord Gods als het zaad der wedergeboorte. En ook Calvijn heeft gesproken over wedergeboorte als de aanvang van het nieuwe leven, dus in engere zin; al heeft hij die dogmatische term als zodanig nog niet gekend, de zaak waar het om gaat echter wel. Dat blijkt bijv. duidelijk uit zijn commentaren. In zijn commentaar op Joh. 1 : 13 zegt Calvijn letterlijk, wanneer daar gesproken wordt over het "uit God geboren zijn": Hieruit volgt ten eerste, dat het geloof uit ons niet voortkomt, maar vrucht is van geestelijke wedergeboorte. Want de evangelist ontkent, dat iemand kan geloven, tenzij hij uit God geboren zij." Uitdrukkelijk heeft Calvijn hier ook de volgorde van de D.L.: erst de wedergeboorte, dan het geloof Calvijn vervolgt dan; "De Evangelist schijnt averechts de wedergeboorte vóór het geloof te stellen, daar zij toch veeleer een vrucht van het geloof is en erop volgt. Ik antwoordt dat beiden zeer wel samengaan, want door het geloof ontvangen wij het onvergankelijk zaad, waardoor wij tot een nieuw en goddelijk leven herboren worden, en toch is het geloof zelf reeds een werk des H. Geestes, die in ons woont. Zo is dan in verschillend opzicht het geloof een deel onzer wedergeboorte."

Hier blijkt toch wel heel duidelijk, dat wij geen tegenstelling moeten scheppen tussen wedergeboorte in engere en in ruimere zin. Calvijn zegt, dat het geloof in verschillend opzicht een deel is der wedergeboorte; in engere zin opgevat vloeit het geloof uit de wedergeboorte voort, in ruimere zin opgevat vloeit de wedergeboorte uit het geloof voort.

Wat gebeurt er bij de wedergeboorte? In de D.L. worden drie dingen genoemd:

1. Ons verstand wordt verlicht.

2. Ons hart wordt geopend.

3. Onze wil wordt vernieuwd.

Laten wij het, om het persoonlijk toe te spitsen, eens nagaan:

1. Ons verstand wordt verlicht. Ons verstand is immers verduisterd door de zonde. Van nature verstaan wij niet de dingen, die des Geestes Gods zijn. Wij zijn van nature blind. Maar door het wederbarende werk van de H. Geest wordt ons verduisterde verstand verlicht. Daardoor wordt de waarheid van Gods Woord door ons gekend, maar ook doorleefd, diep in het hart. Door de verlichting van de wederbarende Geest worden zonde en genade diepe doorleving in ons hart.

2. Ons hart wordt geopend. De H. Geest dringt in Zijn wederbarende werking door tot in de binnenste delen van de mens. Ons hart is gesloten, maar Hij opent het en doet het zaad van het Woord Gods erin val­ len. Ons hart is als een steen, onaandoenlijk voor de dingen Gods. Maar de H. Geest neemt het stenen hart weg en geeft een vlesen hart in de plaats; een hart, dat gaat wenen naar God en gaat hongeren en dorsten naar Christus; een hart, waarin Gods Woord zijn kracht doet. Het onbesneden hart wordt door de H. Geest besneden. "Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij vermurwt, dat hard is; Hij besnijdt, dat onbesneden is."

3. Onze wil wordt vernieuwd. Ons wilsleven is van grote betekenis, maar onze wil is door de zonde verdorven tot in de grond. Wij verzetten ons van nature tegen de Heere en willen niet, wat Hij wil. We werken niet echt met de Heere mee, wij werken alleen maar tegen. Maar de H. Geest maakt door Zijn wederbarende kracht gewillig. Dat is het wonder van Gods genade. Door de wederbarende Geest worden wij gewillig gemaakt. Daardoor worden vijanden tot vrienden gemaakt. Op de dag van Zijn heirkracht, heeft de Heere een gewillig volk. Daardoor leren wij de zonde haten en vlieden en bewenen. Daardoor wordt het onze keus om tot eer van God te leven. Daardoor wordt het verlangen van onze ziel op Christus gericht. "In de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt, dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt.

(Wordt vervolgd)

Zeist,

ds. J.J. van Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1990

De Saambinder | 12 Pagina's

Enige aspecten van de wedergeboorte

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1990

De Saambinder | 12 Pagina's