Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Enkele aspecten van de bekering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Enkele aspecten van de bekering

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Hoe nuttig en nodig is het in de geschriften van onze vaderen te lezen hoe zij het leven der bekering getypeerd hebben. Ik vrees dat velen in onze tijd het leven der bekering anders verstaan. Er wordt veel geroemd in de verlossing die Christus verwierf en de oproep is er om toch maar uit die verlossing te leven, en aan de uitdrukking "een arm zondaarsleven leiden" wordt vaak schouderophalend voorbij gegaan. Ik roep elke jongere en oudere op te lezen bij Calvijn hoe hij spreekt over het leven des geloofs. U vindt daar de regels: En daarin stemmen alle schrijvers, die een enigszins gezond oordeel hebben, met elkaar overeen, dat in de wedergeboren mens een voedingsbodem van kwaad overblijft, waaruit voortdurend begeerten spruiten, die hem verlokken en prikkelen tot zonde". Na een boeiend betoog, waarin Calvijn vele facetten van het leven der boetvaardigheid bespreekt, komt hij tot de volgende samenvatting: Evenals de haat jegens de zonden, die het begin is der boetvaardigheid, voor ons de eerste toegang opent tot de kennis van Christus, Die Zich aan geen anderen vertoont dan aan ellendige en terneergeslagen zondaren, die zuchten, bekommerd en belast zijn, hongeren, dorsten, en van smart en ellende verkwijnen (Jes. 61:1, Matth. 11:5, Luk. 4:18), zo moeten wij streven naar de boetvaardigheid zelf, ons ganse leven ons op haar toeleggen en haar tot het einde toe najagen, indien wij in Christus willen staande blijven. Want Hij is gekomen om zondaren te roepen; maar tot bekering. Hij is gezonden om onwaardigen te zegenen, maar opdat een ieder zich bekere van zijn boosheid (....). Daarom moeten wij, zolang wij in de kerker van ons lichaam zullen wonen, voortdurend met de gebreken van onze verdorven natuur strijden en dus met onze natuurlijke ziel. Plato zegt enige malen dat het leven van een wijsgeer is een overdenking des doods. Met meer waarheid mogen wij zeggen, dat het leven van een christen een voortdurend streven en voortdurende oefening is om het vlees te doden, totdat het geheel gestorven is en de Geest de heerschappij in ons heeft. Daarom ben ik van oordeel, dat hij het meest gevorderd is, die zichzelf het meest heeft leren mishagen: iet om in dit slijk te blijven steken, en niet verder voort te gaan, maar meer om zich tot God te haasten en naar Hem te verlangen" (Inst. III, 3, 20).

Het leven van een christen wordt door Calvijn getypeerd als een leven in boetvaardigheid. Maar laten we niet denken dat de boetvaardigheid op zich de grond van de vergeving der zonde en de genadige aanneming tot Gods kind is. Ook is het geen vrucht die groeit op de akker van ons natuurlijk hart, ze is gave Gods. Ds. C. Harinck schrijft in zijn boek "De bekering" in navolging van Calvijn: "Zonder de bevatting van de genade Gods in Christus geopenbaard of de beoefening van een zaligmakend geloof, is er geen oprechte boetvaardigheid. Een berouw zonder geloof in Gods barmhartigheid, in Christus geopenbaard, kan Gode niet welbehagelijk zijn, gelijk de voorbeelden van Farao, Ezau en Judas bewijzen (blz. 142)".

Calvijn zegt: "De boetvaardigheid van het leven zien we in allen, die door de prikkel der zonde bij zichzelf gewond en door het vertrouwen op Gods barmhartigheid opgericht en opgeleefd tot de Heere bekeerd zijn" (Inst. III, 3, 4). Calvijn wijst ons dan op David, die wel neergeworpen werd door de boodschap van Nathan, maar tegelijkertijd de vergeving heeft verwacht. Calvijn wil niet weten van een geloof zonder boetvaardigheid. De natuur van het nieuwe leven, het leven des geloofs is dat het ware geloof vergezeld is van boetvaardigheid en een zich afkeren van de zonde (De Bekering, blz. 146). Wet èn Evangelie hebben elk hun eigen plaats in het leven van de boetvaardigheid. Door de Wet, in de hand van de Heilige Geest, wordt de onuitsprekelijke boosheid, vuilheid en vloekwaardigheid van de zondaar geopenbaard. Door de Wet is de kennis der zonde. Maar door het Evangelie ontvangt de zondaar de meest vernederende en hartsmeltende gevoelens van de zonde. Het gelovige hart, ziende hoe zulk een door hem beledigd God, nochtans in Christus genadig en barmhartig wil zijn, wordt daardoor gebracht tot de oprechtste en bitterste smart over de zonde (De Bekering, blz. 147). ­

Boven het leven der boetvaardig heid komt de zondaar niet uit. Wanneer de Heilige Geest ons hart vernieuwt en het nieuwe leven schenkt, wordt de rechte boetvaardigheid geboren. Het is nodig, zegt Calvijn, aleer we de genade op de juiste waarde schatten van twee boze pesten verlost worden: namelijk de gerustheid tegen Zijn wraak en het valse zelfvertrouwen. Waardoor worden wij van deze pest verlost? Door de wet, waardoor we verbrijzeld onze ogen beginnen op te heffen tot de hemel.

Bij de bekende tekst in 2 Kor. 7:10: "Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid" schrijft Calvijn: De droefheid die naar God is, is een betrekking op God, te weten, wanneer de mensen het ervoor houden, dat er geen andere ellende is dan buiten de genade Gods te leven, zodat zij levendig verslagen zijnde, door de vrees voor hun oordeel, zuchten over de zonden. (...) Alzo begint de bekering met smart en dat om de reden, die ik heb genoemd, te weten, omdat niemand op de rechte weg kan worden geleid als hij de zonden niet haat. Welnu, waar een haat tegen de zonde zal zijn, daar zal ook een walg, een mishagen aan zichzelf zijn".

Bij Lukas 15:21 schrijft hij: Wie er niet bedroefd over is, dat hij heeft gezondigd en zijn schuld niet voor ogen heeft, zal er nooit toe komen om over boetvaardigheid te denken. Het is dus noodzakelijk, dat een mishagen vanwege de zonde altijd voor de boetvaardigheid gaat". Hierbij zij opgemerkt hoe nodig en onmisbaar het is dat de Wet een plaats heeft in de prediking. In de prediking "moeten onze gewetens noodzakelijk gevoerd worden tot voor de Rechterstoel Gods". Alle hoogheid des harten moet, zegt Calvijn, worden afgelegd. "Ik noem dit geen nederigheid of ootmoedigheid, als wij menen dat er nog iets goeds in ons overig is". Is de kennis der zonde een voorwaarde om genade te ontvangen? Nee, maar het is wel de weg waarlangs de Heere genade schenkt. Wanneer heb ik voldoende kennis van mijn zonde? Als we Christus als enige Redder en Zaligmaker niet meer kunnen missen en met Smytegelt zeggen: iefste Heere Jezus, ik ben ziek om U, zonder U kan ik niet sterven, zonder U kan ik ook niet meer leven". Resumerend kunnen we stellen dat Calvijn onder het leven der bekering een leven in boetvaardigheid verstaat. Ter afsluiting van dit onderdeel wijs ik nog op hetgeen Calvijn schrijft, als hij handelt over het artikel van de vergeving der zonden. "Deze vergeving nu ontvangen de gelovigen, wanneer zij, door het bewustzijn van hun zonde gedrukt, droevig aangedaan en in verwarring gebracht zijn, en onder het gevoel van Gods oordeel verslagen ter aarde liggen, een mishagen aan zichzelf hebben en als onder een zwaar gewicht zuchten, en tobben en alzo door deze haat tegen de zonde en door hun verslagenheid hun vlees en alles wat er uit hen is doden. Naarmate dezen die boetvaardigheid, zolang zij in de gevangenis van hun lichaam vertoeven, betrachten, verkrijgen zij onmiddellijk en aanhoudend deze vergeving". Zo staat Calvijn naast de woorden van de Heidelberger Catechismus. Dit is de leer van de reformatie aangaande het leven des geloofs. En ik denk dat zij anti-reformatorisch zijn, die ons willen leren dat de mens eerst de vergeving der zonde aangrijpt en er pas daarna gaat leren, dat hij zondaar heet. "Want indien de zondaar niet een mishagen aan zichzelf heeft, indien hij zijn leven niet haat, indien hij niet bedroefd en verbrijzeld is door de kennis van zijn zonde, laten wij nooit denken, dat hij zich dan tot God zal wenden" (commentaar op 2 Cor. 7:10, waarin gesproken wordt over de droefheid naar God en naar de wereld).

Hardinxveld-Giessendam,

ds. B. v.d. Heiden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1991

De Saambinder | 12 Pagina's

Enkele aspecten van de bekering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1991

De Saambinder | 12 Pagina's