Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bethel en Pniël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bethel en Pniël

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Zo is Jakob dan tenslotte in Bethel aangekomen. Wat moet hij zich ellendig en rampzalig hebben gevoeld! Wat is er nu over van die oprechte man, die de HEERE vreesde, die zijn onverschillige broer zo vaak heeft gewaarschuwd? Hij weet zich nu een ellendige bedrieger van zijn vader en zijn broer. Met diepe ontroering denkt hij aan het afscheid van zijn vader. De grijze aartsvader heeft hem nog een keer gezegend en hem op het hart gebonden, dat hij een vrouw zou zoeken uit de doch- ters van Laban, zijn oom. 't Is zo merkwaardig, dat Izak met geen woord heeft gerept van het bedrog, hem door Jakob aangedaan. We zullen de oorzaak daarvan wel moeten zoeken in het feit, dat Izak genoeg had aan zichzelf. O, wat heeft die man de schuld naar zich toegekregen!

Weemoed vervult ook Jakobs hart, wanneer hij denkt aan het afscheid van zijn moeder Rebekka. Zou Jakob hebben vermoed, dat hij haar nooit meer terug zou zien? Hij heeft zo ontzaglijk veel van zijn moeder gehouden, 't Is niet toevallig, dat Jakob straks bij zijn eerste ontmoeting met Rachel bij de put, steeds aan zijn moeder moet denken (zie Genesis 29 : 10)!

Denkt hij aan zijn broer Ezau, dan kan hij zich eigenlijk alleen maar schamen. Hij heeft hem niet alleen sluw behandeld, maar wat veel erger is: hij heeft Gods Naam en zaak in zo kwalijk licht gesteld bij zijn broer. Wat voor indruk moet Ezau nu wel hebben van het volk, dat die God vreest?

Het zal de lezers wel opgevallen zijn, dat wij nogal lang hebben stilgestaan bij de voorgeschiedenis van Jakobs ervaringen te Bethel. Dat was nodig. Willen we een recht zicht krijgen op wat Jakob daar te Bethel is overkomen, dan moeten we vooraf goed verstaan, hoe het met hem gesteld was.

Zie nu die eenzame reiziger eens! Hij valt reeds op door het feit, dat hij alleen reist. Hoogst ongebruikelijk in die ruwe en gevaarlijke tijden. En wat heeft hij weinig bij zich! Behalve zijn eenvoudige reiskost draagt hij slechts een kruikje met olie (zo onmisbaar in dat hete land om van tijd tot tijd de droge huid weer vocht te geven) en een staf. Niemand zou in hem de welgestelde zoon vermoeden van een schatrijk herdersvorst.

Het wordt avond. In het Oosten treedt de duisternis spoedig na zonsondergang in. Haastig ziet Jakob om zich heen. Waar zal hij kunnen overnachten? Het nabije stadje Luz mijdt hij. Alleen wil hij zijn. Daar ziet hij een platte steen liggen, die hem tot "kussen" dienen kan. Daar legt hij zich op de harde grond. Ver­ moeid is hij; deze avond is hij ongeveer 85 kilometer van Berseba en zijn ouderlijk huis verwijderd: een dag of vier lopen. De sterrenhemel ziet hij boven zich, onbereikbaar ver. Maar oneindig veel verder moet Jakob zich verwijderd hebben gevoeld van de God van zijn vaderen. De hemel is voor hem gesloten. Donker is de nacht, die invalt; donkerder nog is het in zijn bange ziel.

Hoe hij zich gevoelt? Verloren, beschaamd, verlaten, goddeloos. Jakob is aan een einde gekomen van al zijn werken. Hij heeft nu de diepe levensles verstaan, dat er geen weg loopt vanuit de gevallen mens van de aarde naar de hemel.

Misschien zijn er onder onze lezers, die zich wat bezwaard afvragen waar we dit toch allemaal lezen in de tekst. Leggen we nu niet teveel in Jakobs hart, wat vanuit de Schrift zelf niet is te bewijzen? Zulke vragen moeten we altijd ernstig nemen. We mogen nooit de Heilige Schrift laten zeggen wat wij graag zouden willen dat zij zegt. Toch meen ik, met het bovenstaande de Schrift geen geweld te hebben aangedaan. Immers, de Heere spreekt tot een mens altijd overeenkomstig de omstandigheden, waarin iemand verkeert. Als wij lezen, dat Hij tot een mens spreekt: "Vrees niet", dan kunnen wij er zeker van zijn, dat zo iemand inderdaad vreesde.

Nu, wanneer Jakob in onze geschiedenis een ladder ziet, heeft hij behoefte aan zulk een ladder. Ziet hij de hemelen geopend, dan kunnen wij er zeker van zijn, dat hij vreesde dat zij juist gesloten waren. Zo mogen wij vrijmoedig uit de inhoud van de door God gegeven openbaring besluiten tot de toestand van Jakobs hart. De Heere verspilt Zijn genade immers niet! Hij maakt voor Zijn Woord altijd plaats en spreekt het overeenkomstig de omstandigheden waarin wij verkeren.

En wat was nu de inhoud van Gods openbaring aan Jakob te Bethel? Wij lezen: En hij droomde". Natuurlijk beseffen we, dat de droom behoorde tot de middelen waardoor God Zich in die dagen openbaarde, 't Was geen droom, die uit Jakobs binnenste opkwam. Gód sprak! Jakob zag in zijn droom drie dingen. Zij worden in Genesis 28 : 12 en 13 telkens voorafgegaan door de woorden: n ziet. Kort samengevat: n ziet, een ladder!En ziet, de engelen!En ziet, de HEERE!

En ziet, een ladder was gesteld op de aarde, welker opperste aan de hemel raakte. Deze ladder ziet op Christus. Daarover is geen twijfel mogelijk. De Zaligmaker heeft het beeld van Bethels ladder op Zichzelf toegepast toen Hij tot Zijn eerste discipelen zei: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Van nu aan zult gij de hemel zien geopend, en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op de Zoon des mensen".

Om het nu eens in onze woorden te zeggen: al kende Jakob de Naam van Christus nog niet, de Persoon en het werk van de Middelaar worden hem in deze droom helder geopenbaard. Hij leert, zij het onder de schaduwen van het Oude Testament, iets van de Christus kennen!

Er gaat hier in Jakobs leven een wissel om. Een verloren mens mag kennis nemen van de weg waarin God zondaren zaligt. Hoe groot is dat! Er zijn nog verschillende kleine details in Jakobs droomgezicht, waar wij niet overheen mogen lezen en waar ik nog kort op wijzen wil.

Jakob ziet maar één ladder! Een andere weg, waarin gemeenschap tussen een heilig God en een verdoemelijk zondaar kan worden tot stand gebracht, is er niet. We horen de echo van Petrus' woorden: slechts één Naam onder de hemel gegeven! Voorts: de ladder was op de aarde gesteld. Er staat maar niet dat die ladder er stond, maar dat zij was gesteld. Dat wil zeggen: door een Ander. Daar heeft Jakob niet aan af-of toegedaan. Die gestelde ladder wijst hem op een uitgewerkte zaligheid, hem door God in Christus bereid.

Gouda,

ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1991

De Saambinder | 12 Pagina's

Bethel en Pniël

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1991

De Saambinder | 12 Pagina's