Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leviticus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leviticus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(156)

Leviticus 25 : 12-22

12. Want dat is het jubeljaar, het zal u heilig zijn; gij zult uit het veld de inkomst daarvan eten.

Zonder ploegen, eggen en zaaien leefde men van hetgeen het veld opleverde in het jubeljaar. Men moest niet oogsten, d.w.z. in de schuren verzamelen. Men moest leven uit de hand des Heeren. Elke dag moest men uitgaan en in het veld of de wijngaard verzamelen hetgeen men dagelijks nodig had voor het levensonderhoud. Was dat niet de les om in afhankelijkheid van de Heere te leven? Hadden ze dat niet ondervonden in de woestijn, waar ze dagelijks met manna werden gevoed? Dat zonder onderscheid, bezitters en niet-bezitters, heren en knechten, rijken en armen.

13. Op dat jubeljaar zult gij wederkeren, ieder tot zijn bezitting.

14. Daarom, wanneer gij aan uwen naaste wat veilbaars verkopen, of uit de hand uws naasten kopen zult, dat niemand de een den ander verdrukke.

15. Naar het getal der jaren, van het jubeljaar af, zult gij van uwen naaste kopen, en naar het getal van de jaren der inkomsten zal hij het aan u verkopen.

16. Naar de veelheid der jaren zult gij zijn koop vermeerderen, en naar de weinigheid der jaren zult gij zijn koop verminderen, want hij verkoopt aan u het getal der inkomsten.

17. Dat dan niemand zijn naasten verdrukke; maar vreest voor uwen God, want Ik ben de HEERE, uw God.

18. En doet mijne inzettingen, en houdt mijne rechten, en doet dezelve; zo zult gij zeker wonen in het land.

Gij zult wederkeren, ieder tot zijn bezitting. Dat betekent dat het bezit (onroerend goed) huizen of akkers, nooit vervreemd kon blijven voor altijd. Dan moest dit teruggegeven worden aan de eigenaar, die er dan weer een onbetwistbaar recht op had.

Alle onroerende goederen, waar de Heere Zelf de Bezitter is van het land Kanaan (want het is de Heere, die hen het land gegeven heeft) moesten aan de oorspronkelijke eigenaars wedergegeven worden in het Jubeljaar. Dit wordt ook in vers 23 benadrukt.

Het moest de vroegere bezitter of diens erfgenamen terug gegeven worden. Wanneer iemand door omstandigheden, bijv. armoede, zijn akker moest verkopen was het de Heere, Die met deze bepalingen waakte tegen eventuele afzetting. Tegen degene die misbruik van de omstandigheden van zijn naaste zou kunnen maken om akker aan akker te brengen en zich ten koste van zijn naaste te verrijken. Daarom gold het gebod, dat niemand zijn naaste (ook de vreemdeling, de slaaf) verdrukke, maar: vreest voor uw God, want Ik ben de HEERE, uw God.

De bepalingen van koop en verkoop worden hier voorgeschreven. De koopprijs moest worden vastgesteld in verband met het aantal oogsten, naar het aantal jaren voorafgaande aan het jubeljaar. Dat kon veel verschil maken. Bijv. wanneer het jubeljaar pas gevierd was, dan was het bijna een halve eeuw, daarentegen kon het gebeuren dat de tijd maar een of twee jaren was. Iedereen wist de tijd van het jubeljaar.

Men moest niet te hoog of te laag bieden. Bijv. om te profiteren van de nood waarin iemand verkeerde enerzijds, dus te laag schatten. Of anderzijds door medelijden de oogsten te hoog te schatten. Daarom komt de waarschuwing van Hem Die alles ziet en hoort, ook in het kopen en verkopen: vreest voor uw God! Overeenkomstig het aantal oogstjaren moest de koop gesloten worden. Bij de inkomstjaren te berekenen, moesten de daarin vallende sabbatjaren afgetrokken worden.

De ware vreze Gods hield in: de naasten lief te hebben als zichzelf Daartoe roept de Heere op: Doet Mijn inzettingen en houdt Mijn rechten, en doet dezelve! Met de belofte: Zo zult gij zeker wonen in het land. De Heere, Die weet de over­ leggingen des harten van elk mens, maakt dat ook aan de Israëlieten bekend:

19. En het land zal zijne vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging toe; en gij zult zeker daarin wonen.

20. En als gij zoudt zeggen: wat zullen we eten in het zevende jaar? ziet wij zullen niet zaaien, en onze inkomst niet inzamelen;

21. Zo zal Ik Mijn zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat het de inkomst voor drie jaren zal voortbrengen.

22. Het achtste jaar nu zult gij zaaien, en zult van de oude inkomst eten tot het negende jaar toe; totdat zijne inkomst ingekomen is zult gij het oude eten.

De belofte: "Zo zult gij zeA: er wonen in het land", wijst op de zekerheid enerzijds dat ze in het land, dat de Heere hun geven zal om dat erfelijk te bezitten zullen komen. Maar anderzijds betekent "zeker" wonen: in veiligheid. Veiligheid uitwendig, zonder vrees voor de vijanden en volken rondom, die hen zouden kunnen benauwen. Maar ook wanneer ze met inwendige vrees bezet waren bij het onderhouden van het Jubeljaar en Sabbatjaar: Wat zullen we eten in het zevende jaar? De jaren waarin ze niet zaaiden noch de inkomsten inzamelden. Hier is de belofte dat in dat jaar, waarin ze de akkers niet bewerkten, noch de vruchtbomen snoeiden, deze genoeg opbrengen zullen, zodat er geen gebrek aan levensmiddelen zal zijn. Genoeg en overvloed zal er zijn als in vorige jaren. Ze hoefden geen karige maaltijden klaar te maken.

Het manna dat ze in de woestijn aten was daarvan een bewijs. De zesde dag ontvingen ze ook wat voor de zevende dag nodig was.

Op het onderhouden van Gods inzettingen, geboden en rechten beloofde de Heere de zekerheid van het wonen, in het land dat de Heere hun gegeven had. Daarentegen, het verzuimen van de onderhouding wekt Gods ongenoegen op en dan blijven de straffen niet uit. Een joodse verklaarder schrijft: De Heere heeft Zijn volk gestraft met de 70-jarige ballingschap, omdat ze 70 sabbatjaren niet hadden gevierd en onderhouden. M. Henry besluit zijn verklaring over dit gedeelte "Het was bestemd tot bemoediging van al Gods volk in alle eeuwen, om in de weg des plichts op Hem te betrou- wen. Wij verliezen niets door het geloof en zelfverloochening in onze gehoorzaamheid."

Die op den Heere vast betrouwen Die zullen niet vergaan Maar eeuwig blijven bestaan Ja zo vast in alle benauwen. Als de bergen van Sion plegen Zonder bewegen.

Psalm 125, Datheen.

's-Gravenpolder,

ds. J.C. Weststrate.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1991

De Saambinder | 12 Pagina's

Leviticus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1991

De Saambinder | 12 Pagina's