Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genezende balsem in Gilead

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genezende balsem in Gilead

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

"Is er dan geen balsem in Gilead? Is er geen heelmeester aldaar? Want waarom is de gezondheid der dochter mijns volks niet gerezen? " Jeremia 8 : 22.

In Gilead groeide de balsemboom. Deze boom behoorde tot de altijd groene gewassen. Uit de hars van deze boom werd een kostbare, welriekende balsem bereid. Onder de handelsartikelen, die verhandeld werden tussen Palestina en Egypte, nam deze kostbare balsem een eerste plaats in. Van hoe grote waarde deze balsem was, blijkt wel in de levensgeschiedenis van Jacob, wanneer zijn zonen voor de tweede maal naar Egypte afreizen om koren te kopen. Jacob zegt dan immers tot hen, dat zij nemen zullen van het loffelijkste van het land van Palestina in hun vaten, onder andere een weinig balsem, om deze aan de onderkoning van Egypte aan te bieden. En ziet, dat zulk een rijk man als Jacob het niet beneden zijn waardigheid acht om aan een machtig heerser in Egypte een weinig balsem aan te bieden, tekent ons duidelijk de kostbaarheid van deze balsem.

Deze balsem had daarom zulk een hoge waarde, omdat deze ten eerste zulk een aangename geur verspreidde, maar ook omdat ze zulk een helende kracht voor de pijnlijkste wonden bezat. Van die genezende kracht nu spreekt ook de profeet Jeremia hier als hij vraagt: 'ïs er dan geen balsem in Gilead? Is er geen heelmeester aldaar? "

Het Israël van die dagen was krank tot stervens toe; het was geheel verkankerd door zijn afgodische zondekwaal. En nu komt de Heere Zijn oordelen aankondigen. Maar tegelijk met de afkondiging van Gods rechtvaardige gerichten over Zijn diep schuldig volk, volgt ook de verkondiging van de mogelijkheid van behoud voor Israël in een weg van boete en oprecht berouw. O, welk een eenzijdig Goddelijk ontfermen; want Israels tuchtmeester is tegelijk Israels heelmeester, Die de stinkende zondewonden blootlegt, maar Die tegelijk Zijn kostelijke balsem aanprijst tot genezing van de dodelijke kwaal van Zijn volk.

Zelfs voor een stervend volk is bij de Heere nog raad en genezing. Hijzelf heeft Zijn genadebalsem bereid in de stilte der eeuwigheid naar Zijn Goddelijk welbehagen en in de tijd in de overgave van Zijn Zoon Christus Jezus. "Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen", zo profeteerde Jesaja reeds van Hem, Die plaatsbekledend en gerechtigheid aanbrengend als betalende Borg voor Zijn uitverkorenen al hun gemaakte schulden betaalde en de deugden Zijns Vader verheerlijkte.

Maar Jeremia moet klagen: "Waarom is de gezondheid der dochter mijns volks niet gerezen? " Wel, daarvoor zijn drie oorzaken te noemen: Allereerst kende Israël zijn zondekwaal niet. Ten tweede zocht Israël hulp bij vreemden, nl. bij Assur of Egypte, en niet bij de ware Grote Heelmeester. En tenslotte wenste men geen genade te ontvangen, omdat men geen kennis droeg van de dodelijke zondekwaal.

Gods Woord leert ons nergens een derde weg. Hoevelen zoeken een hemel op aarde en straks in het stervensuur een Jezus Die hen in de hemel hierboven brengt, zonder echter ooit de Christus der Schriften hier nodig gekregen te hebben als hun schuldovememende Borg als verloren zondaar voor God. Hemelzoekers worden straks in hun stervenssmart eeuwig teleurgesteld; alleen de ware bedroefde Godzoekers worden dan eeuwig vertroost, omdat zij hier hongeren en dorsten als arme zondaren naar de God van de hemel.

Want hoe anders wordt het met de mens als hij door Gods Geest zaligmakend wordt bearbeid en zijn zondekwaal leert kennen in de spiegel van Gods heilige Wet en als hij zichzelf leert waarnemen in de glans van Gods deugden. Hoe moet hij dan van harte buigen onder het rechtvaardig oordeel en het onverbidde- lijke vonnis van een richtend God zoals de Heere dit over de zonde heeft uitgesproken: "ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven". Hoe oprecht en tegelijk hoe bitter en smartelijk klinkt dan zijn belijdenis: "tegen U, ja U alleen, heb ik gezondigd en gedaan wat kwaad is in Uw ogen". Hoe moet hij dan toestemmen dat het beeld, hetwelk Jesaja van ons geeft, een waar beeld is van zijn schandelijk bestaan voor God.

En hoe beschaamd, maar tegelijk hoe hartelijk buigt hij dan onder de afschuwelijke tekening van zijn droeve natuurstaat en zoals Jeremia hierin Israels toestand beschrijft met deze woorden: "het ganse hoofd is krank en het ganse hart is mat. Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheel aan hetzelve, maar wonden en striemen en etterbuilen, die niet uitgedrukt, noch verbonden zijn en geen derzelve is met olie verzacht". Hoe afschuwelijk is deze tekening van de mens, die als beelddrager van Zijn Schepper door moedwillige ongehoorzaamheid alle heerlijkheid verloor. Welk een voorrecht, maar ook hoe noodzakelijk door een levendmakende daad van God de Heilige Geest onszelf zo te leren kennen voor een heilig en rechtvaardig God als één die door eigen zonden walgelijk en mismaakt is in Zijn heilig oog. Indien wij ooit genezing begeren, zal eerst onze zondekwaal moeten ontdekt en bekend en beleden worden. Want indien wij met Israël blijven volharden te zeggen: zijn wij dan ook ziek, zullen wij geen heelmeester zoeken en geen balsem als geneesmiddel begeren.

Doch de zondaar die door Gods Geest werd ontdekt aan zijn dodelijke zielekwaal, leert als David deed in Psalm 41, zijn diepe zielenood voor de Heere uitschreeuwen: "O Heere, wees mij genadig; genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd". Zulke bidders, die een welgevallen kregen in de straffen hunner ongerechtigheid, laat de Heere nimmer staan, maar gaat Hij verhoren op Zijn tijd. O, welk een wondere blijdschap doorstroomt de schuldige ziel, te mogen ervaren dat er voor schuldigen balsem in Gilead is en een heelmeester aldaar. Welk een kostelijke reuk gaat er dan uit van Die enige Naam onder de hemel gegeven. Die als een verkwikkende olie wordt uitgestort in het verbroken hart. De Vader heeft Zijn Zoon als een balsemboom hier op aarde geplant om de stinkende wonden der Zijnen te genezen.

Die wonden zijn zo pijnlijk en tenslotte dodelijk. Een ieder, die met deze wonden overladen is, en dat zijn wij van nature immers allen, zal straks rechtvaardig de eeuwige dood moeten sterven. Maar nu is er nog balsem voor de stervende zondaar, voor één die de meeste smart heeft, omdat hij tegen een goeddoend God gezondigd heeft. Er is kostelijke hemelbalsem bereid, een balsem die alle wonden geneest. Doch welk een duur verworven balsem. Een hemelbalsem die niet betaald werd met vergankelijke dingen, zilver of goud, maar die bereid werd op het gevloekte kruishout op Golgotha met het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, dat reinigt van alle zonden. Er werd wel balsem gemaakt uit de vruchten van de balsemboom, maar de beste balsem werd bereid uit het vocht dat druipt uit de "wonden" van deze boom. Welke een kostbare, maar ook welk een dierbare en genezende balsem vloeit uit de geslagen wonden van die gezegende Christus voor die in hun zonden en ellenden tot Hem zich ter genezing wenden. Indien wij menen gezond te zijn, begeren wij de balsem van deze Heelmeester niet, totdat echter een eeuwig telaat ons overvalt en wij aan onze dodelijke zondekwaal eeuwig moeten sterven. Want de schandelijkheid der zonde brengt gewis de dood, zelfs de eeuwige dood, wanneer onze ontzettende kwaal niet wordt bestreden en niet geheel wordt weggenomen. O, er is nog balsem in het heden der genade voor grote zondaren. Zo diep werden Christus' wonden geslagen dat het klinkt: "Te dien dage zal er een fontein geopend zijn".

Verbrokenen van hart en verbrijzelden van geest zullen in hun zielsverdriet en in hun zondesmart niet omkomen, maar zij zullen ervaren de helende kracht van deze balsem uit Gilead, voor welk geen hart te zwart en geen ziel te onrein is. Want deze uitnemende hemelbalsem voor dodelijk bedroefde zondaren, die wankelende, ten dode smekende zuchten: genees mij, red mijn leven, draagt als opschrift: "Kom dan en laat ons tesamen richten, al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol".

Rijssen,

ds. J.M. Kleppe.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1992

De Saambinder | 12 Pagina's

Genezende balsem in Gilead

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1992

De Saambinder | 12 Pagina's