Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verwereldlijking in het licht van onze Schrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verwereldlijking in het licht van onze Schrift

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

(2) Wat het Nieuwe Testament betreft, willen wij opmerken dat het woord hier veelal de vertaling is van het Griekse woord kosmos. Het woordenboek op het Nieuwe Testament van W. Bauer geeft aan, dat dit woord tenminste acht betekenissen kan hebben. Voor ons is hier van belang de zevende betekenis, die door dit woordenboek wordt genoemd: e wereld in haar Gode vijandige, door de zonde verdorven aard. Van deze wereld is de vorst der duisternis de "overste" (Johannes 12 : 31). De gehele wereld "ligt in het boze" (1 Johannes 5 : 19). Zichzelf van deze wereld onbesmet bewaren noemt Jakobus naast bezoeken van wezen en weduwen de zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader (1 : 27). Paulus mocht wat dit betreft schrijven, dat door Christus de wereld hem gekruisigd was, en hij der wereld. Voor deze wereld bidt Christus niet (Johannes 17 : 9). Zeer belangrijk is in dit verband ook hetgeen de apostel Johannes in zijn eerste brief schrijft (2 : 15-17): Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld hefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem ...." Hij beschrijft dan de wereld nader als "de begeerlijkheid des vleses, en de begeerlijkheid der ogen, en de grootsheid des levens", waarna hij schrijft, dat deze wereld voorbijgaat, en haar begeerlijkheid, maar dat die de wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. Helaas heeft 's Heeren kerk zich ook

in die begintijd niet algemeen aan dit apostolisch vermaan gehouden. Zelfs in die allerschoonste bloeitijd van de christelijke Kerk horen we van mensen die "afvallig worden" (Hebreeën 6 : 6). Demas heeft "de tegenwoordige wereld liefgekregen" en Paulus verlaten (2 Timotheüs 4 : 10). Er blijken mensen in de gemeenten te zijn, heel vroeg al, die "nadat zij door de kennis van de Heere en Zaligmaker Jezus Christus de besmettingen der wereld ontvloden zijn, en in dezelve wederom in­ gewikkeld zijnde, van dezelve overwonnen worden...." (2 Petrus 2 : 20). Op hen past Petrus het aangrijpende beeld toe van de hond, die is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel en van de gewassen zeug, die wederkeert tot de wenteling in het slijk. Is dit alles geen verwereldlijking? Hymeneüs en Alexander hebben van het geloof "schipbreuk geleden" (1 Timotheüs 1 : 20). De apostel Johannes vermeldt van mensen, die "uit ons zijn uitgegaan, maar zij waren uit ons niet" (1 Johannes 2 : 19). Al deze plaatsen leren ons, dat zowel onder de bedeling van het Oude Testament als onder die van het Nieuwe verwereldlijking is voorgekomen, soms zelfs in omvangrijke mate.

Er is één plaats in de brieven van het Nieuwe Testament, die onze aandacht op bijzondere wijze verdient. Dat is Romeinen 12 : 2, waar wij lezen: En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil Gods zij". Merkwaardig is, dat de Griekse taal hier niet het woord kosmos, maar het woord aioon gebruikt, hetgeen eigenlijk de betekenis heeft van tijdsgewricht, eeuw. We zouden kunnen denken aan Da Costa's "Bezwaren tegen de geest der eeuw". Wat bedoelt nu de apostel met "de wereld gelijkvormig worden"? In de oorspronkelijke taal gebruikt hij het woord "schema". Wij moeten niet hetzelfde schema vertonen als de wereld. We zouden schema kunnen omschrijven als stijl, levensstijl. Wie nu echter zou menen dat Paulus hier slechts over het uitwendige spreekt, vergist zich. Hij laat immers volgen in deze tekst: Maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds". De apostel wil hier zeggen, dat wereldgelijkvormigheid niet maar uitkomt in onze daden en ons gedrag (hoewel dat zeker ook!), maar dat zij veel dieper zit, nl. in ons gemoed, ons denken, of (zo Calvijn) ons verstand. De kanttekeningen noemen verstand, wil en genegenheden. Wereldgelijkvormig zijn wil dus zeggen: enken, gevoelen, willen als de wereld. Hoe die wereld denkt? Men leze Romeinen 1 en 13. Daar schildert Paulus met sobere maar schrille kleuren wat de wereld is. En is die schildering niet verrassend actueel? Ga eens na: nreinheid, om hun lichamen onder elkander te onteren .... de waarheid Gods veranderen in de leugen .... het schepsel eren boven de Schepper .... mannen, die met mannen schandelijkheid bedrijven .... ongerechtigheid, hoererij, boosheid, gierigheid, nijdigheid, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid, haters Gods, den ouderen ongehoorzaam, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, brasserijen en dronkenschappen, slaapkamers en ontuchtigheden .... Ziedaar het schema, de stijl van deze wereld! Voelen wij wel, dat wereldgelijkvormigheid maar niet alléén zaken als haardracht en TV betreft? Wie kan zijn hand hier rein uit zijn boezem halen?

Begonnen wij ons overzicht van de Schriftgegevens met het eerste bijbelboek, ook de Openbaring aan Johannes wijst ons erop, dat het gevaar van de verwereldlijking 's Heeren Kerk altijd heeft bedreigd. De verhoogde Christus verwijt Zijn Gemeente in Efeze, dat zij haar eerste liefde heeft verlaten; Pergamus wordt berispt, omdat sommigen in haar midden "de lering van Balaam houden, die Balak leerde de kinderen Israels een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoflfer eten en hoereren". In Thyatire laat men een zekere vrouw Jezabel toe, Gods dienstknechten te verleiden, opdat zij hoereren en afgodenoffer eten. Steeds weer hetzelfde: eestelijke hoererij en afgoderij! Sardis heeft slechts enkelen nog, die hun "klederen niet bevlekt hebben". Ook hier zullen wij weer aan een besmet worden met de geest der wereld moeten denken. Aangrijpend is in dit verband, dat de Heere soms (Openbaring 2 : 5) Zijn gemeente bedreigt met het "weren van de kandelaar van zijn plaats". De kandelaar is in het boek der Openbaring beeld van de Gemeente. Een kerk kan blijkbaar zo verwereldlijken, dat er mogelijk nog wel gepreekt wordt en de ambten nog een tijdlang func- tioneren, maar dat de levende Gemeente, het levende volk des Heeren, er reeds niet meer is. Een kerk verdwijnt niet zomaar ineens. De ondergang zet in met het wegebben van het ware geestelijke leven, dat kenbaar is aan de praktijk van de godzaligheid.

De gegevens van de Schrift zijn met het bovenstaande niet uitgeput. Dat behoeft ook niet. Toch is er één element, dat beslist nog aan de orde moet komen wat het spreken van Gods Woord over deze dingen betreft. In het bijzonder als het de brieven van Paulus betreft, krijgen wij de indruk, dat de verwereldlijking er in die dagen wel was, maar toch van een andere aard èn omvang was als die in onze geseculariseerde tijd. Verwereldlijking is er altijd geweest (ik hoop dit nu wel te hebben aangetoond), maar zij heeft ook iets in zich van een teken van de eindtijd. En van de meeste van de tekenen der tijden geldt, dat zij er enerzijds altoos zijn geweest, maar anderzijds in de dagen, die meer direct aan de wederkomst des Heeren zullen voorafgaan, zich zullen verscherpen en intensiveren. Opmerkelijk is, dat, wanneer de apostelen spreken over de afval van de kerk, zij dan bij voorkeur in de toekomende tijd spreken. Zo lezen wij in 1 Timotheüs 4 : 1, dat de apostel waarschuwt: Doch de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen der duivelen". Spreekt Paulus op deze plaats over sommigen die af zullen vallen, elders uit hij nog scherper, wanneer hij schrijft (2 Thessalonicenzen 2 : 3), dat de dag van Christus pas komen zal, als eerst de afval gekomen is en de mens der zonde, de zoon des verderfs zal zijn geopenbaard. Wat dit eindtijdgebeuren betreft spreekt ook het laatste bijbelboek aangrijpende taal. Wij lezen daar (Openbaring 13 vooral) dat er een tijd zal komen, waarin de gehele aarde zich zal verwonderen achter het beest uit de zee. Allen die op de aarde wonen zullen het beest aanbidden! Uitgezonderd dan degenen, wier namen zijn geschreven in het boek des levens des Lams. Het moet ons wel treffen, hoe massaal de ziener op Patmos zich de afval van de levende God in de eindtijd ziet voltrekken. Hij spreekt telkens heel absoluut: llen krijgen het merkteken van het beest aan rechterhand of voorhoofd; niemand zal mogen kopen of verkopen, dan die dat merkteken draagt.... Zo zijn er bijvoorbeeld altijd oorlogen geweest; maar in de laatste dagen zal de wereld gonzen van oorlogen en geruchten van oorlogen. Liefdeloosheid heeft de mensheid sinds de val in het Paradijs altijd gekend; in de tijden die aan de wederkomst voorafgaan zal de liefde van velen echter op schokkende wijze "verkouden". Zo staat het ook met de afval van de dienst en de kerk des Heeren. In dit verband willen we Calvijn citeren, die bij zijn verklaring van 2 Thessalonicenzen 2 : 3 opmerkt: Zo dan, de afval noemt Paulus de meinedige afwijking van God, niet van één of van weinige mensen, maar die wijd en breed in de meeste menigte der mensen regeert. Want waar afval genoemd wordt, zonder iets daarbij te zetten, daar kan zij niet van weinigen verstaan worden. Nu kunnen geen anderen verstaan worden afvallig te zijn, dan die zichzelf eerst tot Christus en het Evangelie begeven hebben. Zo voorzegt dan Paulus een gemene afwijking der zichtbare gemeente, alsof hij zei, dat de gemeente eerst tot mismaakte en gruwelijke afval moet komen, eer haar volkomen wederoprichting komt".

Tenslotte willen we nog op één ding wijzen. De Kerk is er, omdat God dat heeft gewild. Zijn eeuwig, soeverein, wijs en liefdevol welbehagen heeft de Kerk tot aanzijn geroepen. Niemand vroeg naar Sion, maar Hij wel; Sion is van God begeerd! Vloeit het bestaan van Sion uit Gods welbehagen voort, het lot van Sion is niet minder Gods zaak. De Kerk heeft een levend Hoofd! Hij, Die Zijn Gemeente rechtvaardig, wijs en zacht regeert, heeft ook haar goede en haar donkere dagen bepaald en gewild. Hij weert soms in Zijn rechtvaardig ongenoegen hier en daar de kandelaar, maar Hij is het ook, Die Zijn discipelen eens verzekerde dat de poorten der hel Zijn Gemeente niet zullen overweldigen. In dezelfde brief, waarin de apostel Paulus schrijft, dat allen hem verlaten hebben, en waarin het er met de Kerk des Heeren wel allerzorgelijkst voor schijnt te staan, mag hij Timotheüs en in hem alle vreesachtige en moedeloze ambtsdragers bemoedigen door erop te wijzen, dat het Woord Gods niet gebonden is, en dat het vaste fundament Gods "evenwel" staat. Daarom zal het met Gods kerk toch goed gaan.

Gouda,

ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 april 1993

De Saambinder | 12 Pagina's

Verwereldlijking in het licht van onze Schrift

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 april 1993

De Saambinder | 12 Pagina's