Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geloofsleer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geloofsleer

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De zondeval van de mens

Toen God alles geschapen had, leerden we, dat Hij alles met voldoening overzag en dat alles zeer goed was. Zowel in de hemel, als op de aarde was alles volmaakt. Hoe hieraan een eind kwam in de hemel hebben we gezien, toen het ging over de val van de engelen. De zo ontstane duivel rustte echter niet, voor hij de hele schepping had meegesleept in zijn verderf. Over het waarom en hoe handelt dit artikel.

1 De oorzaak - de verleiding van de mens door de satan

We komen hier onmiddellijk voor een groot probleem te staan. Waar komt uiteindelijk het kwaad, de zonde vandaan? Op de vraag, hoe het kwaad in de wereld kwam, geeft de Bijbel duidelijk antwoord. De vraag hoe de engelen tot de zonde kwamen, blijft voor de mens onoplosbaar. Hoe is het volmaakt goede schepsel tot de kwade daad gekomen? Het goed was een veranderlijk goed, wat verkeerd gebruikt kon worden, het schepsel kon zondigen. Van de mens zegt Augustinus, dat hij wel de macht had om de zonden te willen, maar niet de wil om het te kunnen.

Bij alle vragen, die hier onopgelost blijven, is één ding zeker; hoewel God nooit de oorzaak van de zonde is, valt het toch niet buiten Zijn besluit. Het heeft Hem behaagd, om de mogelijkheid tot zondigen open te laten, opdat Hij langs deze weg verheerlijkt zou worden in Zijn gerechtigheid en barmhartigheid. En wie zou Hem daarover ter verantwoording durven roepen? Natuurlijk had God de zonde kunnen beletten, maar omdat Hij aan niemand onderworpen is, is Hij ook aan niemand iets verplicht.

De satan heeft na zijn afval van God geen ander doel meer gekend, dan de overige schepselen ook af te trekken van God. Het kwam dus voort uit zijn haat en nijd ten opzichte van God. Om de mens zover te krijgen, maakte hij gebruik van twee middelen; door de slang kwam hij tot Eva, en door Eva benaderde hij Adam.

Alleen door toelating van God kon de satan gebruik maken van de slang, want uit zichzelf had hij geen macht over de schepping. Door haar aard leende de slang zich er het best om gebruikt te worden. Toch had Eva onmiddellijk moeten opmerken, dat er iets bijzonders aan de hand was, want de slang had, net zo min als de andere dieren, van zichzelf het vermogen om te spreken. Vervolgens kwam de satan eerst tot Eva. Niet omdat ze zwakker was, want ook zij vertoonde Gods beeld in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Maar de verantwoordelijk­ heid van Eva was niet zo groot als van Adam, want met hem was het verbond opgericht. Hierin was ze aan Adam ondergeschikt en daar maakte de satan listig gebruik van. Nu hoefde hij geen bijzonder middel meer te gebruiken om Adam te verleiden, maar deed het door middel van zijn eigen vrouw.

2 De daad - de moedwillige afval van God

Zondigen zouden we kunnen omschrijven als niet handelen van het redelijk schepsel in overeenstemming met Gods gebod. Zonde kan dus bestaan in het doen van wat God verboden heeft, of het nalaten van wat Hij geboden heeft. Zonde bestaat dus altijd in een daad (zowel in gedachten, in woorden, als in werken) van een redelijk schepsel. We noemen dit een abstraktie; indien de zonde op zichzelf bestond, dan zou het een substantie zijn, die geschapen moest zijn. Een andere konklusie is, dat de dieren niet kunnen zondigen, want zij handelen niet volgens rede en ze kennen ook Gods gebod niet. In de poging van de satan, om de mens tot de daad der ongehoorzaamheid te krijgen, moeten we op de volgende momenten letten.

- Allereerst gaat hij met Eva een gesprek aan. Door haar vragenderwijs te benaderen, lokt hij Eva's antwoord uit. Dat Eva niet onwetend was, blijkt uit haar antwoord; ze had ook besef van het kwaad en ze wist van de bedreiging met de dood.

- In de vraagstelling doet de satan voorkomen of hij niet precies op de hoogte is van Gods gebod. Hiermee probeert hij twijfel te zaaien in Eva's hart. Ten diepste schildert hij God af als tiran, van Wie de mens niets mag. Hierin komt de duivel in zijn leugenachtige karakter openbaar.

- Pas daarna komt hij ten volle openbaar in zijn aanval, want nu loochent en verdraait hij het woord van God. De bedreiging maakt hij tot een belofte ten leven. De mens zou pas vrij zijn, als hij los van God was.

Ook bij Eva zien we een trapsgewijs komen van de zonde.

- Het begint met het aanzien van de vrucht.

- Dat leidt tot het begeren ervan. De oorsprong ligt hier bij het laatste gebod van de wet; het is ogenschijnlijk niet zo belangrijk.

- Na de begeerte volgt de daad en daarmee is voor haar het kwaad geschied.

- Tenslotte draagt ze de zonde over op Adam, door ook hem tot de zonde te brengen.

3 De gevolgen van de zondeval

Niet de zonde van Eva had gevolgen voor de mensheid en de schepping, maar die van Adam, want hij was het hoofd van het verbond en door zijn ongehoorzaamheid is de zonde in de wereld gekomen en tot alle mensen doorgegaan.

- Het eerste gevolg van de zondeval was niet de ellende die het voor de mens teweeg bracht, maar dat God in Zijn eer gekrenkt werd en door de mens voor leugenaar gezet werd. De mens maakte duidelijk niet langer onder de heerschappij van die God te willen buigen, van Wie alleen het goede kwam.

- Vervolgens verloor het werkverbond haar kracht om de mens zalig te maken, want de mens zou nimmer de eis meer kunnen vervullen. Dat betekent niet dat God Zijn eis liet vallen. In die zin kan dit verbond nooit verbroken worden.

- Door de zondeval raakte de mens ook het beeld van God kwijt. In engere zin totaal. In ruimere zin liet God nog enige overblijfselen. De mens behield het verstand, alhoewel verduisterd, en de wil, alhoewel deze alleen nog maar ten dienste van de zonde wordt gebruikt. Paulus leert ons dat het beeld Gods in engere zin hersteld wordt door de wedergeboorte. Ook het beeld in ruimere zin wordt dan in beginsel weer op God gericht.

- Als ontzaglijk gevolg van de zonde deed de dood zijn intrede in de schepping en dat voor de mens in drievoudige zin:

a de geestelijke dood, waardoor de mens direkt de gemeenschap met zijn Schepper verloor, b de lichamelijke dood, waardoor het lichaam tot het stof zal wederkeren.

c de eeuwige dood, waardoor de niet wedergeboren mens eeuwig van God gescheiden en verlaten wordt, wanneer hij sterft.

De lichamelijke dood maakt dus van de geestelijke dood de eeuwige dood.

De noodzaak van de val

Wanneer we zeggen, dat alles gebeurt volgens het besluit van God en dat het daarom noodzakelijk gebeurt, dan is dat zeker waar. Toch is er verschil in noodzakelijkheid.

In de levenloze en redeloze schepping treffen we ook een noodzakelijkheid aan. Alle wetten van de natuurworden noodzakelijk volbracht. Bijv. de zon gaat op en onder op de haar geordende tijd. We noemen dit een dadelijke noodzakelijkheid, omdat ze Gods besluit volgen zonder enige bewuste medewerking.

Bij de redelijke schepselen is er geen sprake van dadelijke noodzakelijkheid, want zij handelen niet zonder bewuste, maar met bewuste medewerking. Hierdoor zijn ze ten volle verantwoordelijk voor hun daden, ook al voeren ze daarmee Gods besluit uit. Dit noemen we noodzakelijkheid van gevolg.

Zo lag de val wel in het besluit van God, maar dit besluit was voor de mens verborgen. We noemen dit de wil van het besluit. De mens handelde dus in de val uit geen enkele dwang, maar vrijwillig, tegen het gebod van God in. We noemen dit de wil van het bevel. Hierdoor ligt de verantwoordelijkheid voor de val ten volle bij de mens, want het gebod was de enige regel voor zijn handelen.

De Bijbel geeft ons in Ezau, Farao en Judas nog enkele voorbeelden, hoe een mens onder volle eigen verantwoordelijkheid Gods besluit uit­ werkt en zich zo een voorwerp maakt van Gods oordeel.

We hebben gezien dat de val door God besloten is. Nu waren er onder de infra-lapsariërs theologen die bang waren dat deze leer een te noodlottig karakter zou krijgen en dat zo de verantwoordelijkheid van de mens geheel zou verdwijnen. Daarom stelden sommige infra-lapsariërs dat de val niet in Gods besluit, maar wel in Zijn wetenschap lag. God zou dus geweten hebben van de val, maar die niet zelf besloten hebben.

De Bijbel is hierover duidelijk. God heeft de zonde niet lijdelijk toegelaten, maar Hij heeft de zonden willen toelaten. "Deze toelating is niet ledig en krachteloos, maar werkelijk, besluitend, ordenend" (Maresius). Bovendien brengt deze oplossing van de infra-lapsariërs toch geen bevrediging. Immers als God het wist, waarom heeft Hij het dan niet verhinderd, zo Hij het niet wilde? God had toch de zonde kunnen beletten? Ja, maar Hij was daartoe niet verplicht, want Hij is aan niemand onderworpen en legt geen rekenschap af van zijn daden.

Hier liggen de grenzen van de dogmatiek, omdat God Zelf geen verdere openbaring gegeven heeft.

Stolwijk,

ds. CA. van Dieren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 1993

De Saambinder | 12 Pagina's

De geloofsleer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 1993

De Saambinder | 12 Pagina's