Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sterkte voor de erfenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sterkte voor de erfenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

"Gij hebt Uw erfenis gesterkt als zij mat was geworden."

Psalm 68 : 10b.

Psalm 68 is één van de meest geliefde overwinningsliederen van de kerk van God, waarin David bezingt: "De Heere zal opstaan tot de strijd". Het geestelijke Israël meent menigmaal dat het door de Heere vergeten en verlaten is. Hier hoort men het tegendeel, namelijk dat de Heere aan de spits is getreden. "O God, toen Gij voor het aangezicht Uws volks uitloogt". Hij gaat voor, dat is de waarborg van hun overwinning. Hoewel de wegen vaak onbegrijpelijk zijn waarlangs de Heere hen leidt.

Terneergeslagen, dor en mat kan dan de ziel over de aarde heengaan. Ziet maar de weg, die de Heere met Zijn bondsvolk heeft gehouden: het was door de woestijn. Ware het maar volgzaam geweest, maar in de veertig jaren van omzwerven moet de Heere klagen over Zijn volk: "Zij zijn een dwalend, opstandig volk", zodat het twistvuur des Heeren menigmaal ontbrandde.

Blijdschap was er als de Heere uitredde, maar spoedig vergaten zij Zijn werken, daarom veertig jaren in de woestijn, dat was hun leer-en oefenschool. Vlak bij het einddoel moesten zij daarom omgeleid worden, de vijand moest bekampt worden, het manna verzameld, de tenten opgeslagen, en het zwaarst en toch het zaligst om te leren was hun hoop alleen op God te stellen en elke dag uit Zijn hand te leven. Dat is iets waar ons hoogmoedig hart en eigenlievend vlees niet aan wil, soms afgemat en terneergeslagen, uitgeput van geestelijke kracht. Verstaat gij lezer, de gang van Israël door de woestijn? Het is heilige opvoedkunde Gods. In de woestijn raken de waterzakken leeg en het meel houdt op in de kruik. En daarbij komt nog dat Israël geleid wordt langs de Sinaï, zodat men in de woestijn met de wet te doen krijgt. Sinaï roept alle zonden op en leert dat de wortel niet deugt, dus geen verwachting van deze boom meer. Het wordt nu een sterven aan onszelf en wij komen in de woestijn van het leven aan het einde, waar elke weg dood loopt. Het is dan ook geen wonder dat matheid zich over de ziel uitstrekt. Ze durven dan niet meer geloven dat er wel ooit genade aan hen verheerlijkt is. Door overtuiging van de Heilige Geest leren zij God recht toe te kennen. Houd maar moed, gij afgematte ziel, want dat volk wordt zaHg bedacht uit de hemel.

De tekst spreekt van "Uw erfenis", dat is het overblijfsel van Gods verkiezende genade. Het ganse schepsel lag onder de laaiende gloed van Gods toorn, ook dat uitverkoren volk, maar naar Zijn soeverein welbehagen schenkt God Zijn Zoon als Borg en Middelaar. Wordt dat geen aanbiddelijk wonder? Om die erfenis te bezitten moest God Zijn Zoon, Die Hij liefhad, overgeven tot de dood des kruises. Christus heeft die erfenis gekocht met Zijn dierbaar bloed. Dat afgematte volk moest het eens weten dat zij het voorwerp van Gods liefde en zorg zijn. Zij moesten de woestijn in om te leren wie zij zijn, maar ook wie God is voor Zijn volk, want daar sterkt Hij Zijn erfenis als zij mat is geworden. De Heere doet daar een milde regen druipen wanneer Hij Zich overbuigt tot dat afgetobde volk. Dan is de Hemel nabij en schenkt de Heere overvloedige zegen. Dan wordt gezongen: "Zijn goedheid gaat het al te boven; Zijn goedheid duurt in eeuwigheid". Die neerdruipende regen in de woestijn van het leven is een Koninklijke en tevens een Vaderlijke daad van God. Wat al weldaden worden er dan genoten. Dan staat Israël en al Gods volk verlegen voor God met een blik op hun afmakingen.

Het is de Heilige Geest, Die in Gods Woord meermalen wordt voorgesteld door het neerdruppen van een overvloedige, vruchtbaarmakende regen. Als wij het afgematte volk in de woestijn gadeslaan, waarop de regen des Geestes neerdrupt, verstaan wij nog beter wat die overvloedige verversing betekent. Is Gods wet die hen neerboog, de tuchtmeester tot Christus; de Heilige Geest is de Verkondiger van Christus. Hij deelt mede wat ze in Christus hebben en brengt Hem met al Zijn schatten en gaven nabij. De hongerige en afgematte ziel wordt dan gevoed met Christus, het Manna dat verborgen is, en zij mag water scheppen met vreugde uit de Fontein des Heils. Door Hem wordt God in het zaligen van Zijn erfenis verheerlijkt. Een van regen druipende hemel doet wonderen in de natuur, niet minder is dit het geval in het rijk der genade. Als de Heere hen sterkt, gaat dat volk weer bemoedigd de donkere toekomst in. God geeft Zijn gunstvolk in de woestijn van het leven moed en krachten. Door de verborgen omgang met de Heere ontvangen zij kracht naar kruis; dan gaat het volk anders op de weg dan voorheen, nu in een diepe afhankelijk­ heid van de Heere. Wat hebben zij in de woestijn moeten leren tot hinken en zinken ieder ogenblik gereed te zijn. Dat matte erfdeel wordt door God gedragen, geleid en bewaard, maar ook in de woestijn van het leven onderhouden. Het afhankelijk leven, als het in beoefening gebracht mag worden, is toch ook weer een rijk leven. Zie de bruid in de woestijn, waar zij opklimt tot aller verwondering. Haar sterkte lag in het steunen op haar Liefste, waar de dochters van Jeruzalem van getuigden. Uit de woestijn zal zij straks geleid worden in het land van de eeuwige rust. Wat wordt het een zalige wetenschap en vaste grond om te zien en te geloven dat God Zijn erfenis verkoren heeft en die ook steeds, ondanks hun zonden en afmakingen, in het leven behoudt.

Lezers, in de woestijn zijn we allen, doch er is een groot verschil hoe we er in zijn. De bruid mocht getuigen niet alleen, maar met haar Liefste in de woestijn te verkeren. Arme mens, die in de woestijn des levens doolt zonder enige hoop of uitzicht op de eeuwigheid. Het is nu nog de dag der zaligheid. Al gaat dan ons levenspad door de raadselen van de woestijn heen, als u de Heere tot uw deel hebt, dan is er geen nood, wat ook op de aarde wankele.

Terecht zegt Paulus dan ook in Romeinen 8: "Niets kan ons scheiden van de liefde van God, welke is in Christus Jezus, onze Heere".

Gelukkig volk, die in uw leven de ogen geopend zijn voor de woestijn waarin u verkeert en waarin u eeuwig zou omkomen. Die door die ontdekking des Geestes mat zijt geworden en er zo een verlangen in uw ziel is geboren naar een Ander, Die dat afgematte volk wil en kan verkwikken en sterken en uit de woestijn zal leiden in de eeuwige heerlijkheid. Wat zal dat een dag zijn, wanneer dat matte erfdeel de erfenis zal ontvangen. Zo mag de woestijnreiziger wel eens met verlangen uitzien naar die dag, met het reislied der hoop op de lippen:

"Een milde regen zond G', o Heer', Op Uw bezwijkend erfdeel neer, om sterkt' aan haar te geven".

Wijlen ds. J. Hagestein.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 1993

De Saambinder | 12 Pagina's

Sterkte voor de erfenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 1993

De Saambinder | 12 Pagina's