Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De inzet van het geding tussen de Heere en Baäl

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De inzet van het geding tussen de Heere en Baäl

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

1 Koningen 18 : 16 - 21.

De majesteit van het Woord

Wat is de reactie van Elia als hij door Achab wordt aangeduid als "die beroerder Israels"? Stuift ö in woede op na die beschuldiging? Niets daarvan. Hij komt alleen met de majesteit van het Woord. Hij komt niet voor zichzelf op, maar voor de rechten des Heeren. "Toen zeide hij: Ik heb Israël niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede, dat gijlieden de geboden des HEEREN verlaten hebt en de Baals nagevolgd zijt" (vers 18). Vlijmscherp wijst Elia dus de oorzaak van het oordeel Gods aan. Die oorzaak ligt niet bij hem en ook niet bij de Heere. De Heere zocht Israels en Achabs behoud. De oorzaak van het oordeel ligt in de zonde van Achab en Israël. Israël is het verbondsvolk. De verhouding tussen de Heere en Zijn volk Israël wordt in het Oude Testament meermalen vergeleken bij een huwelijksverhouding. Dat huwelijk is gesloten bij de Sinaï, toen de Heere sprak: "Ik ben de Heere, uw God". De Heere is de Man en Israël de vrouw. Maar Israël is overspelig geworden, heeft andere mannen, de Baals, nagelopen. Israël heeft de liefde Gods veracht en het verbond vertrapt. Nu is het oordeel Gods de verbondswraak, de wraak van de versmade liefde. Maar dat heeft Israël wel aan zichzelf te danken. Het Woord Gods uit de mond van Elia stelt Achab en het volk van Israël in staat van beschuldiging. Het Woord windt er geen doekjes om. Hij zegt onomwonden waar de schuld ligt. De schuld ligt nooit bij God, maar altijd bij ons. De schuld van onze zonde, van ons verlaten van God, van het verachten van Zijn Woord, van onze onbekeerlijkheid. Is dat al geworden de doorleving van uw hart? Dan gaat de hand op de mond. Dan houdt alle verbloemen van de zonde op en alle rechtvaardigen van onszelf Dan blijft er maar één ding over: Ik heb gedaan, wat kwaad is in Uw heilig oog; ik ben, o Heere, Uw gramschap dubbel waardig.

Nog de goedertierenheid Gods

Achab heeft het oordeel aan zichzelf te danken. Maar dat de Heere met het oordeel kwam, was geen haat, maar goedertierenheid. Het was om Israël tot inkeer ie, brengen. Het was opdat Israël die andere mannen verlaten zou en de Heere alleen erkennen zou. Het oordeel is het bewijs, dat de Heere nog in goedertierenheid twist met het volk. Verkeert u in de diepte, in kruis en in tegenspoed? Gaat uw weg door slagen en beproevingen heen? Weet dan, dat de Heere de mensenkinderen niet plaagt en bedroeft van harte. Hoort u in de slagen, die u treffen, de goddelijke klop niet op uw levensdeur? Het is niet minder dan een wonder van genade in de slagen de goedertierenheid Gods te ontdekken. Dat leidt tot hartelijke verootmoediging, tot bukken en buigen voor God. Is dat niet de ervaring van allen, die de Heere vrezen? Die de Heere liefheeft, kastijdt Hij. Er is goddelijke liefde in de kastijdingen, die Gods kinderen treffen. Het ontbreekt echter in het leven van Gods kinderen al te veel aan geloof om die liefde op te merken. Want als de honing van de liefde Gods aan de slaande roede wordt geproefd, dan wordt de roede zelfs gekust en geeft de onderwerping rust.

Een goddelijke opdracht

Wij lezen in vers 19, dat Elia tot Achab zegt: "Nu dan zend heen, verzamel tot mij het ganse Israël op de berg Karmel, en de vierhonderd en vijftig profeten van Baal, en de vierhonderd profeten van het bos, die van de tafel van Izebel eten". Alle profeten van Baal moeten dus tot Elia komen op de berg Karmel. Onder die profeten zullen ook de priesters van Baal gerekend moeten worden. Zij worden hier allemaal profeten genoemd, - omdat zij in tegenstelling staan tot de profeet Elia. De vierhonderd profeten van het bos zijn vierhonderd profeten van Astarte (zo staat het er letterlijk) en zullen wel begrepen moeten worden in het totaal van vierhonderdvijftig profeten van Baal, omdat er verder alleen maar over vierhonderdvijftig profeten gesproken wordt. Het is de heidense geestelijkheid, die leeft op kosten van Izebel, vandaar dat er gezegd wordt, dat zij van de tafel van Izebel eten. Wij lezen hier in vers 19 dus de opdracht van Elia aan de koning. Nog meer, het is het Woord Gods aan de koning. Het Woord Gods beheerst hier alles. De majesteit van het Woord komt hier zo openbaar, dat zelfs de koning eronder moet buigen. Het initiatief ligt hier niet bij Achab, maar bij Elia. In de majesteitelijke gang van het Woord wordt hier het grote rechtsgeding op de Karmel voorbereid. In de naam des Heeren eist Elia hier Achab op en beveelt hij hem. Maar Gods gericht op de Karmel is tevens genadegericht over Israël. In die weg zal de Heere Zich over het volk ontfermen en het oordeel opheffen. En nu bereidt het Woord Gods uit de mond van Elia hier dat grote geding voor.

Een heenwyzing naar het , laatste rechtsgeding

Het geding op de Karmel is een heenwijzing naar het grootste rechtsgeding aller tijden, dat zal plaatsvinden op de jongste dag. Ook vandaag is de Heere bezig dat geding voor te bereiden. Alles wat er op deze wereld gebeurt moet in dat licht worden geplaatst. Alle lijnen van het wereldgebeuren lopen daarop uit. In de krant leest u hoe de Heere alles voorbereidt voor dat laatste rechtsgeding. Maar dan moet u die krant wel lezen met geloofsogen! Alles loopt daarop uit: de verkondiging van het Evangelie tot aan de einden der aarde; de toenemende openbaring van antichristelijke machten; de ontzaglijke vlucht van het technisch kennen en kunnen; de oorlogen en geruchten van oorlogen. Al die dingen kunnen ons verbazen en overvallen. Maar u moet niet denken, dat het God overvalt.

Dat alles heeft een plaats in de voorbereiding van het laatste rechtsgeding, wanneer Christus komt met de wolken en alle oog Hem zien zal. Hij komt. Hij komt, om de aarde te richten. Wat dat betreft is onze twintigste eeuw een bijzondere eeuw. Nog nooit zijn zoveel volken bereikt met het Evangelie. Nog nooit heeft het technisch kennen en kunnen zo'n vlucht genomen. Nog nooit is de zonde en ongerechtigheid zo bruut en openlijk uitgeleefd. Horen wij daarin niet de voetstappen van de komende Rechter als nooit tevoren? Zien wij daarin de voorbereiding van het laatste rechtsgeding niet duidelijker dan ooit? Dat de gemeente Gods het hoofd dan omhoog heffe, want Christus komt en dat laatste rechtsgeding zal voor Gods volk, dat gekocht is met Zijn bloed, een genadegeding zijn, omdat het gericht aan het Lam is voltrokken in de plaats van aan dat volk. Maar allen, die buiten het Lam staan, mogen wel beven, want hen wacht de eeuwige toorn. Zo gaat ook nu het Woord Gods in een majesteitelijke gang voort om de weg te banen voor dat grote eindgericht. En het rechtsgeding op de Karmel is daarvan een oudtestamentische heenwijzing. Zijn wij in ons persoonlijk leven al voor-en toebereid voor die grote dag?

Zeist,

ds. J.J. V. Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1994

De Saambinder | 12 Pagina's

De inzet van het geding tussen de Heere en Baäl

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1994

De Saambinder | 12 Pagina's