Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De redding van Ninevé

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De redding van Ninevé

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jona 3 : 6-10.

(3)

Een lichtstraal

De proclamatie van de koning van Ninevé besluit op een wonderlijke wijze: "Wie weet, God mocht Zich wenden, en berouw hebben; en Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns tooms, dat wij niet vergingen!" (vers 9). Maar dacht de koning van Ninevé dan werkelijk, dat er toch nog afwending van het oordeel mogelijk zou zijn? De prediking van Jona was toch overduidelijk geweest? Nog veertig dagen! Jawel, zei de koning, maar wie weet! Want waarom heeft die God ons dan nog een uitstel van veertig dagen gegeven? Waarom heeft Hij niet plotseling toegeslagen met Zijn oordeel? Is het niet om ons de gelegenheid te geven tot bekering? De prediking van Jona, het uitstel van veertig dagen, was voor die koning toch een bewijs van Gods goedertierenheid. En daaraan ontleende hij de vrijmoedigheid om in die procla- matie uit te spreken: Wie weet, God mocht Zich wenden!

Zo straalt er toch een hchtstraal van hoop door in de koninkhjke proclamatie. Daarin zien wij weer het beeld van een ontdekte zondaar, die worstelt met zijn zonde en die toch God niet kan loslaten. Zo één wordt menigmaal geslingerd tussen hoop en vrees. Als hij op zichzelf ziet, dan is er geen hoop. Alles getuigt tegen hem. Alles is verzondigd. Hij heeft geen enkel recht. Als de Heere hem zou verstoten, het zou rechtvaardig zijn. Aan zijn kant is alles verloren. En toch, bij alles wat veroordeelt, zijn er ogenblikken van hoop in het hart. Hoop op God. Hoop op Zijn goedertierenheid. AI zou Hij mij doden, dan zou ik nog op Hem hopen! Daarom vluchten die ontdekte zondaren, ondanks alles wat hen aanklaagt en veroordeelt, toch naar die God toe. Zij bidden hun Rechter om genade. Die stille hoop in het hart geeft toch vrijmoedigheid om tot die God de toevlucht te nemen. Dan klinkt in dat "Wie weet" iets door van de spanning der hoop in het leven van zo'n wankelende ziel. En zo'n ziel zal ervaren, dat de Heere die stille hoop niet beschaamt. Voor zulk een volk valt het bij de Heere nog mee. Wie zijn schuld belijdt, zichzelf veroordeelt en God rechtvaardigt, zal ervaren dat er bij God genade is in Christus Jezus. Voor Christus is het niet meegevallen toen Hij met de schuld van al de Zijnen hing aan het kruis van Golgotha in helse diepten van godverlatenheid. Maar daarom zal het voor armen en ellendigen, die als schuldigen buigen voor God wel meevallen. Nee, die stille hoop in het hart, hoe onmogelijk het soms ook schijnen kan, zal niet beschaamd worden.

De Heere zag het!

Wij lezen: "En God zag hun werken, dat zij zich bekeerden van hun boze weg" (vers 10a). Let wel, er staat niet dat de Heere hun woorden hoorde, maar wel dat Hij hun werken zag. Het bleef in Ninevé immers niet bij mooie woorden, die zo goedkoop kunnen zijn, maar metterdaad verootmoedigde Ninevé zich voor God. Woorden alleen zijn zo gemakkelijk. Hoe is ons leven? God zag hun werken. Hij ziet ons leven. Hoe is ons leven? 's Zondags zit u in de kerk, maar kan er door de week alles mee door? Hoe is uw leven in uw gezin en op uw werk? Wat ziet de Heere in uw leven? Ziet Hij u wel eens in het verborgene, waar u voor Zijn Aangezicht uw zielenood en zondenood uitsnikt? Ziet Hij in uw hart de schreeuw naar Zijn gunst en gemeenschap? Blijkt het in uw leven, dat het u om God te doen is geworden? De Heere zag de werken van Ninevé, Hij zag dat vasten. Hij zag die zakken. Hij hoorde dat roepen van mens en dier. Wat ziet Hij in ons leven? Moeten wij dan niet in schaamte het hoofd buigen?

Het berouwde God

Toen de Heere dat alles in Ninevé zag, gebeurde het wonder: "En het berouwde God over het kwaad, dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet" (vers 10b). Dus het oordeel kwam niet! Hoe nu? Is de Heere dan niet de Ja en de Amen, maar een God van ja en nee? Houdt Hij dan Zijn Woord niet? Is Hij dan niet de Onveranderlijke? Staat er dan niet, dat de Heere geen Man is, dat Hij liegen zou, noch mensenkind, dat het Hem berouwen zou? En nu dit? Kunnen wij dan toch niet aan op het Woord Gods?

Het moet ons duidelijk zijn, dat het de heerlijke leer is van de Heilige Schrift, dat de Heere inderdaad de Onveranderlijke is. Deze geschiedenis van Ninevé wordt wel gebruikt als argument tegen de onveranderlijkheid Gods. Maar als de Heere niet de Onveranderlijke is, dan komt heel de zaligheid op losse schroeven te staan. Het is Zijn Woord, dat Hij niet verandert en dat daarom Zijn volk, de kinderen Jakobs, niet worden verteerd. Gods kinderen kunnen er staat op maken, dat Hij onveranderlijk is. Hij is onveranderlijk in Zijn trouw. Daarom kan al de ontrouw van Zijn volk Zijn trouw nooit teniet doen. Hij is onveranderlijk in Zijn liefde. Daarom kan de gemeente Gods niet uit Zijn liefde vallen. Hij is onveranderlijk in Zijn genade. Daarom is er genade voor de grootste der zondaren en kan en hoeft er van de mens niets meer bij. Hij is onveranderlijk in Zijn werk. Daarom, waar Hij Zijn werk be­ gonnen is daar zal Hij het ook voleinden. Hij laat nooit varen de werken Zijner handen. Wat ligt de zaligheid van de bruidsgemeente dan rotsvast. Bij ons is het vandaag nee en morgen weer net andersom. Wij zijn mensen van ja en nee. Maar zo is de Heere niet. Hij blijft de Ja en de Amen. Zijn ja blijft ja en Zijn nee blijft nee. Hij handhaaft ook Zijn bedreigingen. Misbruik deze geschiedenis van Ninevé niet, om daarmee te willen zeggen, dat het oordeel Gods nog wel mee zal vallen. Het zal niet meevallen. Het is vreselijk te vallen in de handen van de levende God.

Geen menselijk berouw

Wat is dan Gods berouw, waarover hier gesproken wordt? Heel anders dan menselijk berouw. Wij spreken over berouw over de zonde. Dat kan bij God niet. Bij Hem is geen zonde. Berouw kan ook betekenen, dat men ergens spijt van krijgt. Dan zeggen wij: Als ik alles geweten had, dan had ik het niet gedaan of gezegd. Maar zo is het bij de Heere ook niet. Hem zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. Hij wordt nooit verrast door onvoorziene gebeurtenissen. Gods kinderen kunnen Hem dan ook nooit tegenvallen. Hij wist van eeuwigheid, wie zij waren. En toch heeft Hij hen liefgehad met die onveranderlijke liefde. Mensen kunnen Hem ook niet meevallen, zoals dat bij ons het geval kan zijn. Nee, de Heere werd niet verrast door de bekering van Ninevé. Die was van eeuwigheid bepaald in Zijn heilige Raad. Het is dus niet zo, dat Ninevé de Heere toch meeviel en dat Hij er daarom spijt van kreeg, dat Hij Jona het oordeel over die stad had laten aankondigen. Toch staat er, dat het God berouwde over het kwaad, dat Hij gesproken had hen te zullen doen. Wat houdt dat goddelijk berouw dan in? Wij hopen het een volgende maal te overdenken.

Zeist, ds. J.J. V. Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1995

De Saambinder | 12 Pagina's

De redding van Ninevé

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1995

De Saambinder | 12 Pagina's