Kerstontmoeting
MEDITATIE
"En Melchizédek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn; en hij was een priester des allerhoogsten Gods. En hij zegende hem en zeide: ezegend zij Abram Gode, den Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit! En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft! En hij gaj' hem de tiende van alles". Genesis 14 : 18-20.
Het kerstlicht heeft ook al geschenen in de grijze Oudheid. Terwijl Abram terugkeert van zijn overwinning op het leger van Kedor-Laomer, komen twee koningen hun opwachting bij hem maken. Eén van hen is Melchizédek. Een voor ons wat geheimzinnig figuur. Plotseling duikt hij op uit de nevelen en op dezelfde wijze verdwijnt hij weer. Nee, zegt de schrijver van de brief aan de Hebreeën, het is een schaduwachtige verschijning van Christus. Christus werpt in Melchizédek Zijn schaduw ver vooruit.
Melchizédek is koning van Salem. Dat is een aanduiding voor Jeruzalem. Sion, Salem en Jeruzalem zijn namen voor dezelfde stad. Melchizédek is dus niet een geestverschijning geweest. Wel een hoogst merkwaardige figuur, over wie de meest uiteenlopende verklaringen in omloop zijn. Met name de gegevens in Hebreeën 7, waar de apostel zegt dat hij was 'zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch beginsel der dagen noch einde des levens hebbende', heeft velen doen denken aan een bovenaards figuur Melchizédek heeft echter een geslachtsrekening gehad als ieder ander.
Maar voor ons valt dit alles weg, omdat hij hier wordt ingevoerd als ambts-drager Dat ambt heeft Melchizédek niet door opvolging, en daarom valt zijn afstamming helemaal weg. Hij was type van de Christus. Naar Hem wijst Melchizédek heen. Of liever: door Melchizédek wijst Christus hier op Zichzelf Hij laat Zich in en door Melchizédek afbeelden in Zijn Middelaarsbediening.
Melchizédek betekent: koning der gerechtigheid, en Salem betekent: vrede. Van die beide namen gaat een prediking uit. Melchizédek is een rechtvaardig koning, die regeert in vrede. Zo is hij aftieelding van de regering van de grote Vredevorst. Want gerechtigheid en vrede vormen geen tegenstelling. Beide gaan juist samen. De vrede wordt met een kus van het recht gegroet. In Christus zijn beide verheerlijkt.
Buiten Christus is God een verterend vuur. Als God alleen gerechtigheid oefent, is het voor de mens eeuwig kwijt. Dat hebben de gelovigen van de oude dag ook ingeleefd en beleden. Dat is een gevolg van de zaligmakende overtuiging van de Heilige Geest. Dat gaat aan de ware kerstbeleving altijd vooraf
O zeker, algemene overtuiging kan ook ver gaan en heel veel gelijkenissen vertonen met de overtuiging in het leven van Gods kinderen. Toch is er zulk een groot verschil. Daarin wordt het leven gemist en ook de liefde. Daarmee kunnen de oprechten zo aangevallen worden. Maar dat doet hen bidden: "Heere, als ik nog genade mis, doe het mij toch weten, opdat ik mij niet bedrieg". Zij kunnen het niet doen met het geloof van een ander of met de overname door een kind van God. Hun gebed is tot God: "Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw heil".
Wie met Gods recht te doen krijgt, verliest eigen recht. Het wordt soms zo gemakkelijk gezegd: Een mens heeft geen rechten meer, die zijn verzondigd. Maar hoe dikwijls blijkt hoeveel rechten die mens nog heeft. Welk een voorrecht als we werkelijk onze rechten verspelen. Dan is er plaats voor Hem, Die genaderecht voor de Zijnen verworven heeft. Door lijdelijke gehoorzaamheid (in het dragen van de straf) en door dadelijke gehoorzaamheid (in het onderhouden van Gods wet) heeft Hij voor al de Zijnen een borggerechtigheid aangebracht die hun wordt toegerekend, waardoor zij rechtvaardig zijn voor God. Hoe bevoorrecht zijn zij die dit bevindelijk mogen kennen.
De Koning der gerechtigheid is ook Vredevorst. Hij heeft de vrede verworven door recht en elk die Zijn gerechtigheid wordt toegerekend, verkrijgt vrede met God. Van die vrede hebben de engelen gezongen in de velden van Efi-atha.
En nu komt Melchizédek Abram tegemoet met brood en wijn. Niet met water en brood. Dat kreeg een vluchteling ook. Maar een overwinnaar, zoals Abram, wordt onthaald op brood en wijn.
Ook Christus komt tot Zijn volk met brood en wijn, maar anders dan Melchizédek. Bij Christus zijn het tekenen en zegelen die ons Zijn lijden en sterven prediken. Het zijn panden van Zijn liefde en genade.
Maar Melchizédek is ook een zegenende en Godlovende priester. Hieruit blijkt dat in het afgodische Kanaan nog restanten van de bijzondere Godsopenbaring aanwezig zijn. Er zijn nog mensen die de levende God dienen. Dat is opmerkelijk. Melchizédek is koning van Salem en dus een Kanaaniet. De Kanaanieten zijn nakomelingen van Kanaan, de zoon van Cham. Nu blijkt dat in het geslacht van Cham de kennis van de ware God nog niet geheel verloren is. Toch zijn we bij Melchizédek ongeveer vierhonderdvijftig jaar van de zondvloed verwijderd.
U moet eens zien hoe in ons land in vijftig jaar de kennis van God verloren is gegaan. Veel kerken die toen nog vol waren, zijn nu leeg of reeds afgebroken. Is het dan niet opmerkelijk dat we in Salem nog een priester van de allerhoogste God aantrefifen? En een priester is iemand die staat tussen God en het volk. Er moet dus haast zeker nog een aantal mensen geweest zijn die van de dienst van Melchizédek gebruik gemaakt zullen hebben. In elk geval treedt uit dit verbasterd en verworden volk nog een priester van de allerhoogste God naar voren. Soms houdt de Heere in geslachten die afwijken van Zijn dienst, de gouden draad nog lang vast.
En nu is er nog iets heel bijzonders in het priesterschap van Melchizédek. Immers, naar deze ordening is ook Christus priester geworden. Niet naar de ordening van Aaron, niet één van de vele priesters. Hij is alléén Priester. Niemand ging Hem voor en niemand volgt Hem op. Uit de eeuwigheidsbaarmoeder komt Hij voort en Hij leeft in alle eeuwigheid. Omdat Hij in eeuwigheid blijft, heeft Hij een onvergankelijk priesterschap.
En dan breidt Melchizédek zegenend zijn handen over Abram uit. Als priester, door de Heere tot zegenen bevoegd, zegent hij de vader der gelovigen. En dat is alleen waarlijk kerstfeest, want zegenen is ten diepste: God meebrengen. En wat predikt Kerstfeest? Het wordt verklaard in Hem Die in de kribbe neergelegd wilde worden. Zijn naam is Immanuël, dat is: God met ons. Gezegend zijn betekent God mee te hebben in alles. Dan moeten alle dingen medewerken ten goede.
Maar buiten Hem is geen zegen. Al zouden we alles hebben wat ons hart begeert, dan missen we nog de zegen. Als we God tegen hebben, is alles tegen. Daarom ziet Gods kind zo uit naar de blijken van Gods gunst en gemeenschap. De ervaring ervan doet huppelen van zielenvreugd. En dan wordt ook de Heere gezegend, dat betekent: geprezen. Dat deed Melchizédek en in Bethlehem werd het ook gedaan door de herders. Ook Simeon loofde God en Anna stemde ennee in. En zulk een volk is er nog. Zij zullen er altijd blijven van wie het geldt: "Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen". Dikwijls moeten zij belijden: "Heere, wat komt U veel aan mij tekort".
Anderzijds is het ook beleving dat we ook hierin zo afhankelijk zijn van de bediening van de Heilige Geest. Maar als de Geest in de raderen komt, wordt de lof des Heeren bezongen. Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave. Zalig die er iets van hebben mag.
Leiderdorp,
ds. R. Boogaard.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1996
De Saambinder | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1996
De Saambinder | 12 Pagina's