Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In ’t duizendste deel niet...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In ’t duizendste deel niet...

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Weet dat deze dagen niet meerder zijn dan andere dagen / en met de Rustdag kunnen zij in 't duyzendste deel niet gerekend worden: want de Rustdag is van God/en deze dagen van de menschen ingesteld/en daarom leert men vergeefs / 't geen geboden van menschen zijn ".

Bovenstaande woorden hadden al eens eerder, jaren geleden, mijn aandacht getrokken. Dezer dagen kwamen ze mij echter opnieuw voor de geest, mede naar aanleiding van de opmerkingen van onze minister van binnenlandse zaken, de heer Dijkstal, over de zondag. De betreffende woorden zijn te vinden in een kerstpreek van de bekende Utrechtse predikant Jodocus van Lodensteyn, die leefde van 1620 tot 1677. De preek is opgenomen in de bundel De heerlijkheid van een waar christelijk leven. De tekst is Lukas 2 : 1-7, het bekende kerstevangelie. Wat Van Lodensteyn bedoelt zal wel duidelijk zijn: ij waarschuwt ernstig tegen de misvatting, als zouden de christelijke "feestdagen", in dit geval de kerstdagen, van meer waarde zijn dan de rustdag, de dag des Heeren. Dat velen van onze "oude schrijvers" zeer kritisch stonden tegenover de christelijke feestdagen, mag ik bij de lezers van ons blad bekend veronderstellen. Natuurlijk richtte de kritiek van deze godvruchtige mannen zich niet tegen de prediking van de heilsfeiten als zodanig; het was vooral de Roomse "zuurdesem" waartegen zij bezwaar hadden en het feit dat deze dagen veelal ontaardden in dagen van volksvermaak en bijgeloof. De geschiedenis heeft hun geen ongelijk gegeven, dunkt mij! Ook waren zij bevreesd dat de onderhouding van de zondag als rustdag door het houden van de feestdagen zou worden verdrongen. De reformatoren preekten over het algemeen op de zondagen over de heilsfeiten. Zo is bekend dat Calvijn op 25 december 1555 over een gedeelte van het boek Deuteronomium preekte; de zondag daarvóór had hij het kerstevangelie behandeld! Uiteindelijk is de kerk overstag gegaan voor de overheid, die op haar beurt weer toegaf aan de wens van het volk om in de week enkele dagen vrij te hebben. De kerk heeft "van de nood een deugd" gemaakt door toe te laten dat de predikanten op de feestdagen over de heilsfeiten zouden preken. Op deze wijze kon althans gedeeltelijk voorkomen worden dat het volk deze dagen in ledigheid door zou brengen. We moeten bij dit alles bedenken dat we nu spreken over de tijd dat de gereformeerde kerk in ons land nog een volkskerk was. Zo is ook te verklaren dat onze Dordtse Kerkorde in artikel 67 een bepaling over de feestdagen heeft.

Zoals al is opgemerkt, kwamen de woorden van Van Lodensteyn mij dezer dagen weer voor de geest. Minister Dijkstal zette mij - ongetwijfeld onbedoeld - op het spoor. De feestdagen nog geen duizendste deel van de zondag! Het is vandaag de dag voor de beleving van miljoenen juist omgekeerd. Ook voor onze minister, neem ik aan. Want al relativeert hij dan de betekenis van de christelijke rustdag in hoge mate door ruimte te vragen voor de mogelijkheid dat ook andere religies en culturen hun wekelijkse feestdagen zouden mogen en moeten hebben in ons land - de kerstdagen zal hij toch vermoedelijk niet willen missen, 'k Heb althans nog geen voorstellen in die richting vernomen van de zijde van de overheid. Er zou, vermoed ik, ook een volksoproer uitbreken. Het zou gelijkstaan aan een poging het volk zijn sinterklaasfeest te ontftitselen. De minister die het waagde kon zijn carrière wel vergeten; de partij die het in haar program opnam haar zetelwinst. Wie de reclames beziet van de zuivelindustrie waarop sinterklaas en kerstman aan één tafel zitten, wie ziet hoe een reclame voor autotelefoons hen beiden in één file zet, beseft iets van de plaats die beide volksfeesten zich in onze natie hebben verworven. Intens verdrietig en nameloos arm! Trof men zo'n dertig, veertig jaar geleden in bladen van "algemene" signatuur in deze tijd van het jaar nog wel overpeinzingen aan waarin over "het Kind" werd gemijmerd, nu las ik in een bekend maandblad de ontboezeming dat de betekenis van kerst wel vaak is veranderd, maar dat de oude symbolen gebleven zijn: de kaarsen als symbolen van licht en hoop...

Zo is het in de wereld: de woorden van Van Lodensteyn zijn in hun tegendeel verkeerd. De zondag is nog niet het duizenste van de feestdagen. Maar hoe is het in de kerkl Zouden wij de woorden van de Utrechtse oudvader nog voor onze rekening nemen? Deze dagen kunnen met de rustdag in 't duyzendste deel niet gerekend worden? O zeker, we houden de zondag in ere. We maken ons zorgen over het toenemende arbeidsproces op de rustdag. Een overheid die de schijn wekt alternatieven voor zondagswerk aan ons wegennet niet eens serieus te nemen, wekt onze wrevel op. We wijzen op het sektarisch streven van sommigen die ons terug willen voeren naar de onderhouding van de Joodse sabbat af Maar verder? Zijn voor menigeen de kerstdagen toch niet iets heel bijzonders, meer eigenlijk dan een "gewone" zondag? Nu doel ik niet eens op diegenen in onze kringen die de gewoonte hebben de eerste kerstdag te heiligen, als ware het een zondag. Ik zal daar geen kwaad woord van zeggen, hoewel Van Lodensteyn daar misschien anders over zou hebben gedacht. Laten we die dag maar doorbrengen onder Gods Woord, en verder in het gezin; laat er op die dag maar tijd zijn om wat te spreken en te zingen met elkaar en wat goeds te lezen. Dat is de zaak niet. Maar wat wél benauwen kan is het feit dat ook wij - net als de wereld, maar dan op onze wijze - die dagen zo hebben gemaakt tot wat ze niet behoorden te zijn. Als een predikant eenmaal op de ochtend van de eerste kerstdag zijn gemeente voor zich ziet, is hij vaak al uitgeput van alle bijeenkomsten die wekenlang zijn voorafgegaan. Zangavonden, bejaardenbijeenkomsten, verenigingssamenkomsten, schoolkersf'wijdingen"... En als dan het eigenlijke komen moet (dat geloven wij toch nog? ), namelijk de verkondiging van Gods Woord, dan kan de dominee soms niet meer, afgetobt als hij is van alle evenementen. Ik denk wel eens: laten we toch eens tot bezinning komen! Deze dagen kunnen met de rustdag in 't duyzendste deel niet gerekend worden!

We behoeven niet negatief te zijn. Het draagt Gods goedkeuring ook niet weg als we alleen maar weten te waarschuwen tegen en te schimpen op kerstbomen, - ballen, - avonden, - concerten en wat dies meer zij. Hoe dan wél? Daar wist Van Lodensteyn óók het antwoord op. Ik wil hem nog een keer aan het woord laten, uit dezelfde voorafspraak van dezelfde preek over Lukas 2.

"Om van Christus' geboorte te spreken / moeten wij dit zoo doen / en aanmerken: uwe herten moeten nu wel aangedaan zijn met deze geboorte; weinige zijnder die van Gods Geest geraakt zijn /om de heerlykheid van deze dingen te konnen vatten. Tot u wil ik dan spreken: Hebt gij wel dit Kindeken Jezus gebonden op uwe zielen? Hebt gij wel Zijne geboorte recht bedacht / om uw herte daar door te vernieuwen, en herboren te krijgen, door Zijn geboorte. Och dat wij eens dat recht gedaan hadden! Dan zouden wij vrucht daarvan hebben. Is uw herte daar over wel met vreugd aangedaan geweest? Hebt gij wel gezegt / mij is een Christus / een Zaligmaker geboren / en heeft uw herte als Johannes opgesprongen? Dat is 't feest van een kind Gods; dat kan men ook wel op andere dagen doen / al was het op een Eyland, of in de Zee door het bedenken van die ondoorgrondelijke zee van liefde, dat God Zijn Sone aan de gelovige gegeven heeft. Nu brengt dan uw herte hier / al zijn 't werkdagen gelijk andere / zoo moeten wij nu evenwel toehoren ..."

En dan begint Van Lodensteyn zijn preek. Wie zou dit negatief durven noemen? Graag wil ik mijn lezers zulk een kerstfeest toewensen, voor het eerst of opnieuw. Dan is het gedaan met alle sfeer-en sleurgodsdienst, die alleen maar moe maakt. Dan gaat het om het vleesgeworden Woord, om Hem Die gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Wie in zijn verlorenheid, vloekwaardigheid en doodschuld een oog mag krijgen op Hem, zal het Van Lodensteyn nazeggen dat men kerstfeest houden kan, al was het op een eiland of in de zee...

Capelle aan den IJssel,

ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1996

De Saambinder | 12 Pagina's

In ’t duizendste deel niet...

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1996

De Saambinder | 12 Pagina's