De beweldadiging van een zondaar

MEDITATIE

"En David zeide tot hem: rees niet, want ik zal zekerlijk weldadigheid bij u doen, om uws vaders Jonathans wil." 2 Sam. 9 : 7.

De geschiedenissen van David zijn een boodschap van Gods genade. David is koning over Israël. De Heere heeft David tot koning geroepen. God brengt David ook op de troon van Israël Veertig jaar lang heeft David het volk mogen regeren. Onder zijn regering is het volk tot grote bloei gekomen.

David is ook een voorbeeld van de Heere Jezus. Door middel van het leven van David onderwijst God het volk van het oude verbond over de persoon en het werk van de Heere Jezus die in de volheid des tijds komen zal. Hoe betekenisvol is dan het leven van David. Het is een schaduw van de komende Christus die uit zijn geslacht zou voortkomen.

De geschiedenis in 2 Samuel 9 brengt ons bij een bekende en leerzame gebeurtenis. Het gaat over de beweldadiging van de kreupele Mefibóseth. Het woord weldadigheid heeft in de grondtaal de gedachte: barmhartigheid, goedertierenheid en genade. David bewijst Mefibóseth genade. Dat is de boodschap van de bekende geschiedenis. De boodschap gaat echter veel dieper. Deze wijst heen naar het Middelaarswerk van Christus. Christus is immers gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. In David zien wij de grote Zoon van David: Christus. In Mefibóseth zien we de voorwerpen van Gods eeuwige en vergevende liefde: zondaren. Wat een geestelijke rijkdom ligt er zo gezien in deze eenvoudige geschiedenis. Het is voluit heilsgeschiedenis.

Waar is de oorsprong van de weldadigheid? Waar begint het heil voor een verloren zondaar? De oorsprong van de weldadigheid ligt niet in Mefibóseth. Het begin ligt in David. Het is "om Jonathans wil". Het hoofdstuk begint met: En David zeide". En in vers 4 lezen we: Waar is hij? ". God vraagt naar mensen. Naar het eeuwig welbehagen en in het verbond der genade zoekt God het verlorene. Hij zoekt de gevallen mens op. Hij zoekt Abraham op. Hij zet Saulus stil. "Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren en Ik heb u gesteld, dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen" (Joh. 15 : 16). In de wedergeboorte wordt een zondaar onwederstandelijk door Gods Geest stilgezet. David nam Mefibóseth (vers 5) uit het Lodebar der zonde. Het is de vrije gunst die eeuwig God bewoog. Het is de onbegrijpelijke en Goddelijke liefde waardoor God naar zondaren omziet. "De HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid" (Jer. 31 : 3).

Wat is de weg naar de weldadigheid? Hoe krijgt Mefibóseth kennis van de weldadigheid? De weg naar de weldadigheid is een stervensweg! Dan moet een zondaar de dood in! Let maar eens op Mefibóseth. Hij moet mee naar Jeruzalem. Hij maakt de tocht van Lode­ bar naar Jeruzalem. Op die weg moet hij inleven dat het sterven wordt. Het is de weg tussen Jeruzalem en Gaza (Hand. 8 : 26). Over die weg schrijft Paulus: Want ik ben door de weg der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou" (Gal. 2 : 19). Die weg heeft de Heere Jezus aangewezen. "Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal, om Mijnentwil, die zal hetzelve vinden" (Matt. 16 : 25). Hoe indringend komt de stervensweg in deze geschiedenis naar voren. Let eens op de naam van de kreupele man: efibóseth, verspreider van schande. Zijn naam wijst op zijn zondige bestaan. Let eens op het geslacht waaruit hij voorkomt. Hij komt uit het vervloekte geslacht van Saul. Let eens op de plaats waar hij woont: odebar, onvruchtbaarheid. Let ook eens op zijn benen: reupel, machteloos. De dood in betekent aan de weet komen dat ik zondaar ben en blijf, dat ik vervloekt ben voor de heilige God, dat ik leef en woon in een onvruchtbaar land, dat ik totaal onmachtig ben tot enig geestelijk goed. Kwam u al eens op deze plaats? Is de zonde u de dood geworden? Werd het al hopeloos aan uw kant? Dat is de weg waarin de Heere al Zijn kinderen leidt!

Wat is de inhoud van de weldadig- heid? Waar is het een schuldverslagen zondaar om te doen? Zeker, David geeft Mefibóseth vele weldaden. Hij mag eten aan des konings tafel. Hij krijgt vele bezittingen. Hij krijgt eer en goed, knechten en dienstmaagden. Maar is dat hetgeen Mefibóseth zoekt? Nee. David ontfermt zich over hem. Hij de doodschuldige zondaar wordt door David beweldadigd. Zoon, uw zonden zijn u vergeven. David buigt neer naar de kreupele Mefibóseth. David neemt Mefibóseth op in zijn gemeenschap. Dat is de blijdschap van Sion. De gemeenschap en de vereniging met haar Koning. Hem te mogen mijnen. Hem te mogen lieven. Hem te mogen bezitten. Hij is de Schoonste van alle mensenkinderen. Genade is in Zijn lippen uitgestort. Christus is de fontein tot de zaligheid. Om Hem is het een verloren en vervloekte zondaar te doen. Zonder Hem is er geen leven en geen vreugde. Buiten Jezus is de dood. In Hem is alles. Als het geloofsoog Hem zien mag dan zingt het hart.

Welzalig zij, die, naar Zijn reine leer, In Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen. Die Sions Vorst erkennen voor hun HEER'; Welzalig zij, die vast op Hem betrouwen.

Amersfoort,

ds. W. Visscher.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen