Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zomer is ten einde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zomer is ten einde

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De oogst is voorbijgegaan, de zomer is ten einde; nog zijn wij niet verlost". Jer. 8 : 20.

Deze tekst wijst op drie feiten! De oogst is voorbij. De zomer is ten einde. De verlossing is uitgebleven. Het zijn de woorden van het volk van Juda in de tijd van koning Zedekia. Het is een bittere klacht!

In dit hele hoofdstuk geeft de profeet Jeremia uiting aan de diepe smart over het verschrikkelijke lijden, dat zijn volk ondergaat. Deze Godsgezant is geen onbewogen prediker, die zonder enig gevoel in opdracht van zijn Zender de gerichtsprediking overbrengt!

Nee, de boodschap gaat dwars door hem heen en schokt hem diep. Hij lijdt onder de zonden van zijn volk tot diep in zijn ziel. Hij voelt zich één met zijn schuldige volk in de nood. In zijn klacht spreekt dan ook de bittere klacht van het volk van Jeruzalem.

Jeremia staat in zijn profetische arbeid aan de kant van God. Namens de HEERE spreekt hij tot het volk, maar hij lijdt ten volle mee met zijn volksgenoten. Door deze tweezijdigheid dreigt hij soms innerlijk verscheurd te worden. "Ik ben gebroken vanwege de breuk der dochter mijns volks; ik ga in het zwart, ontzetting heeft mij aangegrepen" (vs. 21).

Het volk roept uit: de oogst is voorbijgegaan! Ze zijn ontevreden over God en mensen. Ze hadden gedacht die zomer verlost te zullen worden en zie... het is niet gebeurd!

De zomer is ten einde! Oogst en zomer vormen in Palestina een belangrijk deel van het jaar. Er zijn maar twee seizoenen. Direct volgt nu de winter. Met zijn stormen en slagregens! De oogst is voorbijgegaan! We zien dat ook rondom ons heen. Hier en daar is men nog druk bezig met de aardappels. Als laatste volgen de suikerbieten.

De oogst is voorbijgegaan! Dit spreekt vandaag van de grote trouw van de Heere over een ontrouw, onwaardig en afkerig mens. Is het u geen wonder dat de Schepper en Onderhouder Zijn belofte heeft gehouden: "dat voortaan al de dagen der aarde zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht niet zullen ophouden"?

Moeten wij niet verbaasd belijden: Heere, er was nog oogst! Zelfs een overvloedige en rijke oogst. Een wonder van Gods goedheid. Temidden van de voortgaande afval, verharding en onverschilligheid in de wereld... en in de kerk... en bij onszef! De oogst is voorbij! De Heere gaf regen en zonneschijn op Zijn tijd. Hij schonk de kracht en de gelegenheid om het in te zamelen. Daarom is de voorbijgegane oogst een teken en bewijs van Gods goedertierenheid en dragende lankmoedigheid over ons en onze kinderen.

Maar wat zien we bij Juda? In plaats van verbrokenheid en bekering horen we bittere teleurstelling in hun verwachting. Nog zijn wij niet verlost!

Wat was het geval? Een deel van Juda was al in ballingschap naar Babel gevoerd onder koning Jojachin (597 v. Chr.). Maar in Jeruzalem stond nog de tempel. Het volk had gehoopt dat Egypte zou optrekken tegen Babel en dat de macht van Nebukadnezar zou worden gebroken. En dat Juda verlost werd uit de banden en de druk van Babel. Ze vertrouwden op Egypte, die gebroken rietstaf.

Als de Egyptenaars tot verlossing wilden komen, moest de goede tijd van het jaar worden gebruikt. De zomertijd! Nu de koude en natte wintertijd aanbrak, was de gelegenheid voorbij. Daarom klagen ze: de zomer is voorbij en de verlossing bleeft uit!

Ze klagen niet over hun zonde, ze doen geen hartelijke belijdenis van hun ongerechtigheden en afval. Ze buigen niet onder het rechtvaardig oordeel. Dat was een betere klacht geweest! "Wat klaagt dan een levend mens? Een iegelijk klage vanwege zijn zonde!" Juda klaagt over God! Hij had hen niet verlost. Ze voelden zich door de Heere in de steek gelaten. Hoe staat het met u. De zomer van 1997 is ten einde! Kostbare maanden van genadetijd zijn weer voorbijgegaan. Wat hebben ze ons gebracht? Hoe hebben we ze doorgebracht? Hebben de goedertierenheden van de HEERE u tot bekering geleid? Moet u vandaag zeggen met Juda: ik ben nog niet verlost? Ik weet eigenlijk ook helemaal niet waarvan ik verlost moet worden. Ik ga nog steeds voort op mijn zondeweg. Ik voel mij vrij! Rijk en verrijkt en geen ding gebrek.

Wat levensgevaarlijk: og niet verlost! Wanneer dan wel? De grote oost is nabij ! "Roepende met een grote stem tot Degene, Die op de wolk zat: end Uw sikkel en maai; want de ure om te maaien is nu gekomen, dewijl de oogst der aarde rijp is geworden" (Openb. 14:15).

Geliefden, haast u toch om uws levenswil, want misschien is onze laatste zomer ten einde! Dan komt plotseling de winter. De winter van de eeuwige duisternis buiten God! De weg die Jeremia ons wijst, is de weg van bekering, van boete, van oprecht schulbelijden. De weg van hartelijke wederkeer. "Alleen ken uw ongerechtigheid, dat gij tegen de HEERE uw God hebt overtreden" en "bekeert u, gij afkerige kinderen, spreekt de HEERE" (Jer. 3).

Er was een overblijfsel naar de verkiezing van Gods genade in Juda, die hebben het geleerd: aangezien ik dan naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke (!) en eeuwige straf verdiend heb, is er enig middel waardoor ik deze straf zou kunnen ontgaan en wederom tot genade komen?

Zo’n overblijfsel is er ook vandaag nog! Die zijn niet geholpen met de boodschap van: vrede, vrede en geen gevaar (vs. 11). Die met alles wat er gebeurd is in hun leven toch moeten uitroepen in levende bekommering: de zomer is ten einde en nog niet verlost! Die hebben door de Geest geleerd: ik lig gekneld in banden van de dood. Die roepen het uit: o God, verlos mij uit de nood. De waat'ren zijn tot aan de ziel gekomen. Ik zink in t' slijk...

Nog niet verlost? Hoor dan, gij gebondenen die daar hopen: "Er zal een Verlosser (een Go'el; een Losser; een Redder; een Zaligmaker) tot Sion komen, namelijk voor hen die zich bekeren van de overtreding in Jakob". Het uitstel van uw verlossing moet uw ziel overtuigen dat het alleen maar van Gods kant moet en zal komen!

Nog niet verlost! Zou God Zijn gena vergeten? Zouden Zijn beloftenissen verder haar vervulling missen? Hij zal verlossen! Dat is vrijmaken van het juk van satan en van de dienstbaarheid van de zonde. Dat is redden van de vloek der wet en de eeuwige straf. Dat is herstellen in de gemeenschap met God. Dat is brengen van het grootste kwaad tot het hoogste goed. Gaat daar uw hart naar uit?

Naar die levende Verlosser? Zijn naam is Jezus! Weet u waarom? Zijn er misschien die met verlangen uitzien naar de laatste oogst? Om ingezameld te worden in de hemelse schuur? De apostel Paulus wel: "Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God door Jezus Christus, onze Heere".

Dan verlost van de wereld, van de satan, van de zonde... maar bovenal van zichzelf! Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen. De zomer is ten einde! "Hoopt op de HEER' gij vromen; is Israël in nood, er zal verlossing komen; Zijn goedheid is zeer groot".

Werkendam, ds. M. Karens.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1997

De Saambinder | 12 Pagina's

De zomer is ten einde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1997

De Saambinder | 12 Pagina's