Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toerusting tot het predikambt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toerusting tot het predikambt

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

De diaconiologische groep

De onder deze groep vallende vakken betreffen niet de diaconie, zoals de titel misschien zou doen denken, maar de ambtelijke dienst van de kerk. Soms worden deze vakken wel aangeduid als de 'praktische vakken'; deze benaming is echter minder juist. Immers, de betreffende vakken hebben óók een theoretische kant en bovendien zijn de andere vakken evenzeer op de praktijk gericht. Het voorwerp van deze vakken is dus niet het ambt; dat is immers reeds in de dogmatologische en ook de ekklesiologische groep aan de orde geweest. Voorwerp van deze vakken is de ambtelijke dienst. Deze kunnen we onderscheiden in een dienst naar binnen en een dienst naar buiten. Bij de dienst naar binnen kunnen we denken aan de volgende vakken:

a.-homiletiek: dit woord betekent predikkunde. De homiletiek stelt om het zo eens te zeggen de regels voor de prediking op. Een dienaar des Woords zal enig inzicht moeten hebben in de wijze waarop een preek dient te worden opgebouwd. Een zaak als - bijvoorbeeld - de dispositio, de verdeling van de stof in een thema en enkele hoofdgedachten, is vaak niet eenvoudig. Er zijn bepaalde regels waartegen vaak wordt gezondigd en waaraan iedere predikant die beseft dat de dienst des Woords waardig dient te verlopen zich zal willen houden. Ook hier bewijzen de werken van de oudere gereformeerde homileten uit het begin van onze eeuw ons grote diensten. Vele tientallen jaren lang is een boek als de Gereformeerde Homiletiek van dr. T. Hoekstra op onze school reeds in ere. Ook De dienst der prediking van dr. K. Dijk wordt gebruikt; daarnaast werken van oudere en nieuwere theologen. Dit vak is natuurlijk heel belangrijk voor de latere praktijk. Elke student moet daarom gedurende het tweede cursusjaar beginnen korte preekvoorstellen uit te schrijven en voor te lezen voor de docent homiletiek. Deze preken worden besproken door de docent en de studenten van hetzelfde jaar. Daarna volgen enkele voorgelezen preekoefeningen voor alle docenten en studenten, eveneens met bespreking. Tenslotte moet de tweedejaars student enkele malen een preekoefening houden waarbij hij wel aantekeningen voor zich mag hebben maar de preek niet meer mag lezen. Ook hierbij zijn alle docenten en studenten aanwezig en volgt een gezamenlijke bespreking, b.-liturgiek: dit is een theologisch vak dat zich bezint op eredienst van de kerk des Heeren. De oorsprong van de eredienst, haar fundering en haar vormgeving komen aan de orde vanuit de Heilige Schrift en de kerkgeschiedenis.

blijft het waar, dat het wel een goddelijke eis is. Nooit zal de Heere ook maar iets van Zijn rechtmatige eisen afdoen. Daar gaat het hier over! Hebben Gods eisen u al in de nood en schuld gebracht voor Hem? En daarbij klinkt ook hier weer Zijn grote barmhartigheid, waarmee Hij op uw hart aandringt. "Indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen." Wat buigt Hij Zich toch laag neer. Kan dat uw harde hart niet verbreken en uw koude hart niet in brand steken?

c-catechetiek: het vak catechetiek heeft tot voorwerp de ambtelijke dienst aan de jeugd van de kerk zoals die gestalte krijgt in de catechese. Het is zeker niet het minst belangrijke van de ambtelijke vakken, mede gezien de zware slag die in onze tijd om de jeugd van de kerk plaats vindt. Leerboeken van oudere en nieuwere tijd worden behandeld en voorgeschreven. Tevens krijgen studenten die dat nodig hebben de gelegenheid enige praktijkervaring op de doen door te catechiseren in een vakante gemeente. Wanneer ze gaan proponeren komt hieraan meestal een einde.

d.-poimeniek: dit vak raakt de zielszorg aan de gezinnen en aan de enkele personen in de gemeente. Vragen naar de fundering, de oorsprong en de wijze van het huisbezoek komen aan de orde. Tevens kan binnen dit vak de 'pastorale psychologie' aan de orde komen en zelfs de psychiatrie. Tot de voorgeschreven leerstof behoren boeken als die van de psychiater Pfeiffer: Maakt geloof ziek? en zijn Inleiding tot de psychiatrie.

Bij de dienst naar buiten moeten we noemen de:

e.-zendingswetenschap. De plaats van dit vak is binnen de encyclopedie van de godgeleerdheid wat omstreden. Let wel: niet de vraag óf het vak tot de theologische opleiding behoort is aan de orde, maar de vraag waar het een plaats moet krijgen. In zijn waardevolle en ook op onze school wel gebruikte Inleiding in de zendingsweten­ schap schrijft dr. J.H. Bavinck dat zowel een plaatsing bij de bibliologische groep (het zendingsbevel staat in de Schrift!), als bij de ekklesiologische groep (de zendingsgeschiedenis als onderdeel van de kerkgeschiedenis!), als bij de dogmatologische groep (bij het vak behoort ook de elenktiek, de weerlegging van de valse religie, een onderdeel van de dogmatiek!) te verdedigen is. Toch volgen we graag degenen die het vak zendingsgeschiedenis indelen bij de ambtelijke vakken. Op onze school vormt het geen hoofdvak. De studenten die het 'aankunnen', wordt meestal het boek van Bavinck als tentamenstof opgedragen.

Studiegang en examens

Een vraag apart is tenslotte die naar de studiegang op onze school. De opleiding duurt vier jaar. Tijdens elk cursusjaar worden driemaal tentamens afgenomen; hierbij zijn de curatoren aanwezig. In totaal kent de opleiding dus twaalf tentamendagen. Na twee jaar mag de student gaan proponeren, dat wil zeggen een stichtelijk woord spreken op zondag en eenmaal in de week in de vakante gemeenten. Toestemming tot proponeren wordt door het curatorium verleend, nadat in bijzijn van curatoren en docenten aan het einde van het tweede leerjaar tot tweemaal toe een proefpreek door de student is gehouden. Het proponeren is voor de studenten zeker aanvankelijk enerverend en ingrijpend. Ds. G.H. Kersten schrijft in De Saambinder van 25 september 1941 in antwoord op een vraag of de studenten niet als hulppredikers aan een gemeente verbonden zouden kunnen worden: "Dan kwame van hun studiën, die nu reeds onder het proponeeren lijden, zeker niets meer terecht...."

Aan het einde van het vierde studiejaar vinden de afsluitende examens plaats, waarbij opnieuw voor de proponent een proefpreek voor curatoren en docenten wordt gehouden. We noemen dit het praeparatoir examen. Nu vindt bij goed gevolg de kandidaatsen beroepbaarstelling door het curatorium plaats en de uitreiking van de bul van de Theologische School. Het is van belang erop te wijzen dat niet het curatorium, maar de kerk toegang tot de kansel verleent in onze gemeenten. Zo moet het ook zijn. Daarom moet de kandidaat ook nog een examen voor de classis afleggen, het zogenaamde peremptoir examen. Slechts indien de classis, daartoe bijgestaan door de deputaten volgens artikel 49 DKO van de Particuliere Synode, positief oordeelt over het afgelegde examen en de gehouden proefpreek, wordt voor de kandidaat de toegang tot de kansel ontsloten.

Het classicaal examen

Op de vraag welke vakken in het verleden aan de orde zijn gekomen op de classicale examens in onze gemeenten, geven de oude jaargangen van De Saambinder uitsluitsel. Ik doe zomaar een greep uit de jaren kort na de oorlog: kandidaat Van Dam werd in 1947 op de classis Dordrecht ondervraagd in niet nader genoemde vakken, maar "antwoordt op vele vragen tot aller voldoening". Kandidaat De Wit werd in 1947 in de classis Middelburg onderzocht betreffende de vakken dogmatiek en kerkrecht. Interessant is de mededeling in De Saambinder van 2 oktober 1947, dat de classis Rotterdam na het examen van kandidaat Van de Ketterij in de vakken dogmatiek en kerkrecht, besloot voortaan het vak exegese Oude en Nieuwe Testament aan het peremptoir examen toe te voegen. In het licht hiervan is het duidelijk waarom in 1948 kandidaat Hagestein in deze classis ondervraagd werd in dogmatiek, kerkrecht en exegese. In 1948 werd kandidaat Heerschap in de classis Bameveld geëxamineerd in de vakken dogmatiek en kerkrecht. In hetzelfde jaar werd op de classis Tholen kandidaat Mallan door dr. Steenblok ondervraagd in dogmatiek en kerkrecht. Kandidaat J.W. Kersten deed in 1950 in de classis Kampen examen in dogmatiek, kerkrecht en homiletiek. Eveneens dogmatiek en kerkrecht zijn de vakken die door dr. Steenblok in 1952 op de classis Dordrecht worden gevraagd aan kandidaat Hage. Deze korte opsomming maakt duidelijk dat vanouds vooral de vakken dogmatiek en kerkrecht belangrijk genoeg werden geacht om tijdens het peremptoir examen in te worden ondervraagd. Later is daar exegese bijgekomen. Thans worden tijdens de classicale examens de kandidaten van onze School ondervraagd in vier vakken: dogmatiek, exegese, kerkrecht en kerkgeschiedenis. Het is wel heel opmerkelijk dat deze vier vakken ook reeds genoemd werden tijdens de deputatenvergadering van 1907! Wat dat betreft zijn we dus naar het oude spoor teruggekeerd .... Namurlijk is een classis altijd bevoegd

ook andere vakken te examineren. vanzelf na hiervan de betrokken kandidaat tevoren te hebben verwittigd. Het classicaal examen immers blijft een zaak van de classis en niet van de Theologische School, al kan de classis wel verzoeken aan de docenten van de School het examen af te willen nemen. Dit gebeurt in de praktijk ook vaak. Overigens moet men er wel rekening mee houden dat niet alle vakken die aan de School worden gedoceerd op het classicaal examen op een zinvolle wijze aan de orde kunnen komen. Het zou toch een wat gekunstelde zaak zijn als op het peremptoir examen bijvoorbeeld Hebreeuws werd geëxamineerd. Het ondervragen heeft alleen zin als een meerderheid van de afgevaardigden de juistheid van de meeste antwoorden behoorlijk kan toetsen.

In vijf artikelen hoop ik de lezers van ons kerkelijk blad enig inzicht te hebben gegeven in de wijze waarop binnen de kring van onze gemeenten gestalte wordt gegeven aan de zo noodzakelijke toerusting van de aanstaande dienaren des Woords. Deze toerusting blijft van onze kant altijd gebrekkig en vol van tekort. Mede daarom hebben curatoren, docenten en studenten voortdurend het gebed der gemeenten nodig. In het bijzonder het volk dat van de Heere bidden geleerd heeft, mocht onze school niet vergeten.

Capelle aan den IJssel,

ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1997

De Saambinder | 12 Pagina's

De toerusting tot het predikambt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1997

De Saambinder | 12 Pagina's