Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIJBELSE OUDHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIJBELSE OUDHEID

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Moab

Moab is van zijn jeugd aan gerust geweest, en hij heeft op zijn heffe stil gelegen, en is van vat in vat niet geledigd, en heeft niet gewandeld in gevangenis; daarom is zijn smaak in hem gebleven, en zijn reuk niet veran­ derd.

Jeremia 48 : 11.

Ten oosten van de Dode Zee en de Jordaan woonden de aan Israël verwante volkeren Moab en Ammon. De Moabieten en de Ammonieten zijn nakomelingen van Lot en zijn beide dochters, die incest met hem gepleegd hadden. Moab betekent "Van de vader" en Ben-Ammi: "Zoon van mijn volk".

Moab is een bergachtig hoogland ten oosten van de Dode Zee, grotendeels woest en slechts dun bevolkt. De Dode Zee, die de Arabieren Bahr Lüt (Zee van Lot) noemen herinnert aan het gericht over Sodom en Gomorra. Het vruchtbare land was weiland, zeer geschikt voor het houden van vee. De veehouderij heeft dan ook een grote rol gespeeld in Moab.

De beek Zered (Deut. 2:13) vormde de grens tussen Edom en Moab. Het is de meest zuidelijke van de vier hoofdrivieren van het oostelijke Jordaanland.

De verhouding tussen Moab en Israël is door de geschiedenis heen niet bepaald vriendschappelijk geweest. In Deuteronomium 23 : 4 lezen we het verwijt dat de Moabieten en de Ammonieten Israël niet voorzien hadden van brood en water toen het volk uit Egypte kwam. Laten wij niet te klein denken over de zonden van nalatigheid! Matth. 25 : 42, 43.

De eerste actieve dreiging kwam van de kant van Balak, die zich bedreigd voelde. Onnodig, want de Heere had gezegd: Beangstig Moab niet, en meng u niet met hen in de strijd; want Ik zal u geen erfenis van hun land geven, dewijl Ik aan Lots kinderen Ar ter erfenis gegeven heb". De Moabieten hadden dit land veroverd op de Emieten (Deut. 2 : 9, 10).

Balak echter hechtte meer geloof aan de vloekspraken van de valse profeet Bileam dan aan Gods Woord, zo het laatste hem bekend was geweest. In de uitnodiging aan Bileam vergeleek Balak Israël met een os die al het grasland dreigde kaal te vreten. De Heilige Geest legde Bileam zegeningen in de mond in plaats van de voorgenomen vervloekingen. Volhardend in zijn vijandschap deelde Bileam echter niet in de zegeningen die uit zijn mond vloeiden. Op zijn raad organiseerde Balak een feest waarin afgoderij en hoererij een grote plaats innamen. Israël leed daar grote schade omdat velen zich lieten verleiden om met dit feest mee te doen. Onder Gods hoede is een mens, een volk veilig. Maar het toegeven aan de zonde, wereldgelijkvormigheid maken kwetsbaar. In wezen geen groter vijand dan de zonde! Geen grotere bescherming dan de vreze des Heeren.

Over de tweede confrontatie met Moab lezen we in Richteren 3. Eglon, de koning van de Moabieten, werd door de Heere gebruikt om het volk Israël, dat de afgoden was gaan dienen, te tuchtigen. De naam Eglon betekent kalf. De Moabieten aten goed van het vlees van hun vee. Dik zijn was kennelijk een statussymbool onder dat volk (Richteren 3 : 29).

Niet lang daarna was er onderlinge vrede zodat tijdens het richterschap van Gideon Elimelech en Naomi zich in Moab konden vestigen. Door middel van deze niet goed te keuren weg voerde de Heere Zijn raad uit. Ruth werd daardoor in contact met de waarheid gebracht, wat haar tot eeuwige zegen is geworden. De Heere Jezus is zo nederbuigend goed geweest om Moabieten in Zijn voorgeslacht te willen hebben.

Lang zal die vrede niet geduurd hebben, want we lezen dat koning Saul ook tegen Moab gestreden heeft (1 Sam. 14 : 47).

Toen Davids ouders niet meer veilig waren onder het schrikbewind van koning Saul, zorgde David dat ze in Moab onderdak kregen. Hijzelf mocht er echter niet blijven (1 Sam. 22 : 3-5). Waarschijnlijk zijn Davids ouders daar verraderlijk omgebracht. Dit zou dan de wreedheid verklaren waarmee koning David hen behandelde na zijn overwinning over hen (2 Sam. 8 : 2). In Psalm 60 vergelijkt hij Moab met een bekken waarin het water valt dat uit een waskom over zijn voeten gegoten werd, dus onrein water. Moab had vroeger getracht Israël te verontreinigen.

Kir Hareseth was in de tijd van de koningen van Israël en Juda de hoofdstad van Moab. Op een steile berg gelegen, die het dal eromheen beheerste, was het een bijna onneembare vesting. In 1 Koningen 3 lezen we dat koning Mesa zijn zoon op de stadsmuur offerde toen de stad belegerd werd door de legers van Israël, Juda en Edom. Elisa was meegegaan.

De noordelijke grensrivier van Moab is de Amon. Beide rivieren, Zered en Amon, moesten de Israëlieten in de diep ingesneden ravijnen passeren. Een geweldige onderneming.

Niet ver ten noorden van de Amon ligt de plaats Dibon (Num. 21 : 30). De Israëlieten hadden die plaats van de Amorieten afgenomen en aan Ruben toegedeeld. Toen de Moabieten ten tijde van Joram in opstand kwamen tegen Israël, breidden zij hun gebied naar het noorden uit en lijfden Dibon bij hun koninkrijk in. Dit staat op de Mesasteen die daar is ontdekt. Een monument van de veeherder-koning Mesa. Deze steen beschrijft de oorlog tussen Mesa en de Israëlieten onder de zonen van Achab.

In 2 Kronieken 20 lezen we dat de Moabieten een inval deden in het land van Josafat. Een door Josafat uitgeroe- pen biddag deed meer dan een heel leger. Hun god Kamos had wel ogen, maar kon niet zien, oren, maar kon niet horen, voeten, maar kon niet gaan en handen, maar kon niet helpen.

De profeten Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Daniël, Amos en Zefanja hadden een boodschap aan het adres van Moab. Wat Jeremia in hfdst. 48 : 11 over Moab schrijft is typerend geweest voor het volk. Altijd weelde, weinig tegenspoed, vetgemest tot de dag der slachting. Een beeld van mensen, verwant aan Gods Kerk, maar weelderig en zonder ontdekking, zonder reiniging. Een les voor het nabijkomende Christendom. En toch... "In het laatste der dagen zal Ik Moabs gevangenis wenden, spreekt de HEERE" (Jer. 48 : 47). Ook voor zulken is er de ruime mogelijkheid van zalig worden.

Scherpenzeel,

Iz. den Dekker.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1998

De Saambinder | 12 Pagina's

BIJBELSE OUDHEID

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1998

De Saambinder | 12 Pagina's