Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paulus predikt de troostboodschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paulus predikt de troostboodschap

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIES

Hand. 13 : 13-43.

(1) Scheiding

Nadat Sergius Paulus op Cyprus tot bekering gekomen was gingen Paulus en zijn twee metgezellen weer verder. Vanaf Pafos voeren zij per schip in noordelijke richting naar het vasteland van Klein-Azië, een afstand van ongeveer 275 kilometer. Via of langs de haven.stad Attalia (Hand. 14 : 25) kwamen zij in Perge, in de landstreek Pamfylië. En daar gebeurde, wat we lezen in vers 13b: "Maar Johannes, van hen scheidende, keerde weder naar Jeruzalem". Wat was er aan de hand? Het staat wel vast dat er een conflict was ontstaan. Want toen Johannes Markus later weer mee wilde gaan, wees Paulus hem terug op grond van wat er hier in Perge was gebeurd (Hand. 5 : 38, 39). Sommigen menen dat Johannes Markus terugschrok voor de gevaarlijke tocht door het hooggebergte van Klein-Azië. Anderen zijn van oordeel, dat hij gekweld werd door heimwee naar Jeruzalem. Paulus heeft later de ware oorzaak aangegeven in Hand. 15 : 38, waar we lezen, dat Johannes Markus "van hen was afgeweken, en met hen niet was gegaan tot het werk". Dus het zendingswerk, zoals Paulus en Bamabas dat wensten te verrichten, stond Johannes Markus niet aan. Hij miste het juiste zendingsinzicht en de ware zendingslust. Hij miste die liefde tot de heidenen, waardoor Paulus werd gedreven, dus ook tot de vele heidenen in Klein-Azië. Moesten ze nu naar dat verre en gevaarlijke land? Hij voelde er niet voor. Daarom keerde hij terug.

De ene scheiding roept de volgende op

Zo kwam er een scheiding, die later uitliep op de scheiding tussen Paulus en Bamabas. Want bij het begin van de tweede zendingsreis wilde Bamabas Johannes Markus weer meenemen, maar Paulus weigerde dat toen. Daarover ontstond een conflict tussen Paulus en Bamabas. We lezen daarvan in Hand. 15 : 39: "Er ontstond dan een verbittering, alzo dat zij van elkander gescheiden zijn". Daarna is Bamabas met Johannes Markus, maar zonder Paulus, naar Cypms gegaan, terwijl Paulus toen met Silas weer naar Klein-Azië vertrok. Het ene conflict (hier met Johannes Markus) had het andere (later met Bamabas) tot gevolg. Daar ligt een waarschuwing in opgesloten. Deze waarschuwing, dat de ene scheuring de volgende scheuring vaak oproept. Steeds weer zien we dat in de kerkgeschiedenis. Twist, scheiding en scheuring is het werk van de grote scheurmaker satan. Nog steeds gaat hij daarmee door.

Zeker, we hebben ons af te scheiden van degenen, die niet van de waarheid zijn, maar er zijn al wat een scheuringen geweest waardoor Gods Naam werd gelasterd. Het is zo erg als ware kinderen Gods van elkaar gescheiden worden. Is daarbij hoogmoed niet vaak de achtergrond? Ik wil niet de minste zijn en mijn haan moet koning kraaien! Niet voor niets zegt ons Gods Woord, dat we met ootmoedigheid bekleed dienen te zijn. Dan willen we de minste zijn. Dan gaat de één de ander uitnemender achten dan zichzelf. Dat bindt samen in de gemeente Gods. U moet er altijd maar op letten, dat hoogmoed scheidt en ootmoed bindt. Toch is het later weer goed gekomen tussen Paulus en Johannes Markus (trouwens ook tussen Paulus en Barnabas). Immers in 2 Tim. 4 : 11 schrijft Paulus: "Neem Markus mede en breng hem met u, want hij is mij zeer nut tot de dienst". Satan mag scheiden, maar de Heere brengt Zijn volk toch weer bij elkaar. Want Gods kerk, gekocht met Jezus' bloed, is toch één. En dan mogen er hier scheidingen zijn, eens zal de kerk volmaakt en volkomen verenigd zijn en dan zal alles wat scheiding maken kan tussen kinderen van God voorgoed en voor eeuwig zijn weggevallen.

Naar Antiochië

Samen gingen Paulus en Barnabas dus verder. De reis ging nu in noordelijke richting naar Antiochië, niet te verwarren met de grote havenstad Antiochië, van waaruit zij vertrokken waren. Als er in vers 14 staat "het land doorgaande" dan wil dat zeggen, dat zij, vermoedelijk zonder te prediken, de landstreek Pamfylië zijn doorgereisd te voet en tussen twee meren door het in het Taunus-gebergte gelegen Antiochië bereikten. Het was een moeilijke en gevaarlijke tocht van ongeveer 160 kilometer door een ruw landschap met allerlei ontberingen, zoals beschreven in 2 Kor. 11 : 26, 27. Antiochië was een belangrijke en sterke stad in het zogenaamde Frygisch-Galatische land. De landstreek Pisidië, waar Antiochië lag, maakte in die tijd deel uit van de grote Romeinse provincie Galatië. De brief van Paulus aan de Galaten kan daarom ook voor de christenen van de hier gelegen steden Antiochië, Ikonium, Lystre en Derbe bestemd zijn geweest. In Antiochië stond de tempel van Menes, de god der Lydiërs. In de stad be­ vond zich ook een joodse gemeenschap. Het hart van beide mannen trok altijd weer naar hun eigen volksgenoten. Vandaar dat zij zich op de eerstvolgende sabbat naar de officiële godsdienstoefening in de synagoge begaven, waar zij plaats namen tussen de aanwezigen.

Dus op de sabbat gingen zij naar de synagoge. Wij zouden zeggen naar de kerk. Daar horen we op de rustdag. We lezen ook van de Zaligmaker dat Hij naar gewoonte op de sabbat naar de synagoge ging. Laten ook wij die gewoonte vasthouden. We horen op de rustdag in Gods huis onder het Woord, onder de middelen der genade. Daar is de werkplaats van de Heilige Geest. Als we zo gemakkelijk thuis blijven uit Gods huis is dat een slecht teken, een teken dat er geen behoefte is aan de redelijke onvervalste melk van het Woord. Bedenk dat die ene verzuimde kerkdienst het ogenblik had kunnen zijn, dat u de kracht van het Woord zou hebben leren kennen tot uw bekering.

Behoefte aan troost

Toen Paulus en Barnabas in de synagoge zaten werden ze uitgenodigd om een woord te spreken. De onderdelen van een dienst in de synagoge waren het uitspreken van het woord uit Deut. 4 : 4 en 5 waar over de Heere gesproken wordt als een enig Heere, de gebeden, twee schriftlezingen volgens een bepaald rooster en een woord van bemoediging, vertroosting of vermaning. De eerste schriftlezing was uit de Wet, dat wil zeggen uit de vijf boeken van Mozes. De tweede schriftlezing was uit de profeten, dat wil zeggen de boeken Jozua, Richteren, Samuel en Koningen met daarnaast de profeten, behalve de Klaagliederen van Jeremia en Daniël. Gewoonlijk had een synagoge maar één overste, maar hier waren er twee of meer Zo'n overste was belast met de leiding van de godsdienstoefening. Hij zocht de voorlezer uit (of deed dat zelf), nodigde iemand uit om het woord te voeren en was verantwoordelijk voor het gebouw. Welnu, na de schriftlezingen lieten de oversten Paulus en Barnabas vragen of zij het volk wilden toespreken. "En na het lezen der Wet en de profeten, zonden zij de oversten der synagoge tot hen, zeggende: Mannen broeders, indien er enig woord van vertroosting tot het volk in u is, zo spreekt" (vers 15). Ze vroegen dus woorden van troost. Door de zonde en alle gevolgen van de zonde heeft de mens behoefte aan troost. De zonde heeft zoveel teweeggebracht. Zoveel moeite en verdriet, dat elk huis zijn kruis heeft en elk hart zijn smart. En altijd weer blijkt, dat mensen moeilijke vertroosters zijn. Buiten Gods Woord is er geen echte troost. Alleen surrogaattroost, die op z'n best meegaat tot de dood, maar ons vaak al veel eerder ontvalt. Er zijn, zeker ook in onze tijd, zoveel troosteloze mensen.

In de synagoge van Antiochië was er blijkbaar behoefte aan troost, nadat de Wet en de profeten waren gelezen. Uit de Wet is de kennis der zonde. De profeten hebben heengewezen naar Christus. Diezelfde prediking komt ook tot ons. Wat heeft het nagelaten? Ging het altijd het ene oor in en het andere uit? Zijn we ooit door de Wet aan onze zonde ontdekt? Hebben we ooit wezenlijke behoefte gekregen aan het Evangelie? Er zijn zoveel kerkmensen, die wel de Wet kennen, maar die nooit het arme zondaarsgebed hebben geleerd om genade. Er zijn zoveel kerkmensen, die wel het Evangelie hebben gehoord, maar die nooit als verlorene in zichzelf leerden vluchten tot Christus. In de synagoge te Antiochië werd Paulus en Barnabas gevraagd om een woord van vertroosting, maar was daar wezenlijke behoefte aan troost? We hopen het verder te overdenken. Maar kent u hoogst persoonlijk die behoefte aan troost? Kent u die arme-zondaars-plaats? Daar gaat het voor ons allen om! Want voor zulke armen en ellendigen is het woord der vertroosting bestemd.

(Wordt vervolgd)

Zeist,

ds. J.J. V. Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 1999

De Saambinder | 12 Pagina's

Paulus predikt de troostboodschap

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 1999

De Saambinder | 12 Pagina's