Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat de volgelingen des Heeren hebben verlaten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat de volgelingen des Heeren hebben verlaten

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

"Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd; wat zal ons dan geworden ? " Mattheüs 19 : 27b.

In ons tekstverband vinden we de discipelen van de Heere Jezus zeer verschriict; verslagenheid heeft zich van hen meester gemaakt. Wat mag er toch gebeurd zijn, dat die vrome, vroede mannen zo zeer van streek zijn?

Geliefde lezer, wij zullen het u kort schetsen. Er is een jonge, vermogende man tot de Heere Jezus gekomen en hij heeft de Meester gevraagd wat hij goeds zou doen, opdat hij het eeuwige leven zou hebben. De Meester heeft hem gezegd, dat indien hij volmaakt wilde zijn, hij heen moest gaan en alles wat hij had verkopen en het de armen moest geven; dan zou hij een schat hebben in de hemel.

Helaas, die rijke, vrome jongen ging na deze eis bedroefd van Jezus weg. En waar Jezus' discipelen de Heere verbaasd aanzien, daar zegt Hij, dat het lichter is dat een kernel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke ingaat in het Koninkrijk Gods. En dit woord des Heeren is de oorzaak van hun verslagenheid. "Wie kan dan zalig worden? " vragen ze onder elkander.

Gelukkig dat onder hen Petrus, de voorbarige, was. Die Petrussen hebben gewoonlijk de meeste zorg en krijgen vaak de meeste klappen, maar voor de ander zijn ze tot een grote zegen. Dat zien we hier ook weer. Petrus wendt zich tot de Meester met de vraag uit onze tekst en ontlokt aan Jezus' heilige lippen een antwoord, waarvan heel de Kerk het genot heeft, tot de jongste dag toe.

"Wij hebben alles verlaten", zegt Petrus en uit Jezus' antwoord blijkt wel, dat dit alles niet weinig was. Zij toch hadden verlaten hun vriendelijk thuis, hun lieve bloedverwanten, ook hun vader en hun moeder. Ja, zelfs hun kinderen en akkers, dat alles hadden zij de rug toegekeerd.

Maar wat een pijnlijke zaak wordt er dan toch gevorderd van degenen die zalig willen worden. Bloedverwanten, vrienden, vermogen, enzovoort, zijn dat niet even zovele draden, die ons, arme stofbewoners, aan de aarde gekluisterd houden? En dan van dat alles afstand te doen. Maar is het dan voor elkeen nodig, dat we dat alles verlaten? Geliefden, de Heere zegt: wie dat alles niet verlaat, kan Mijn discipel niet zijn.

Maar hóe moeten we het verlaten? Moeten we dan als de kloosterlingen van Rome onze betrekkingen voor altoos de rug toekeren? De Heere behoede ons voor de zondige dwaasheid van die blinde kloosterlingen.

Nee, maar dit verlaten zegt: hen beneden Jezus liefhebben en achten. Gods gebod meer te achten dan het gebod van onze ouders. Gods Woord meer te beminnen en te gehoorzamen dan het woord van mensen. God voor en boven alles lief te hebben. Maar zó, dat we nochtans het vijfde gebod betrach­ ten, en goede kinderen voor onze ouders, en goede ouders voor onze kinderen zijn.

Wij hebben onze huizen en landerijen en ons vermogen zó te verlaten, dat wij nochtans goede beheerders zijn van dat erfdeel, waarover de Heere ons als rentmeester aanstelde. Het is de afgodische liefde, die de natuurlijke mens voor het vergankelijke koestert, die de Heere in Zijn discipelen niet duldt.

Hij wil niet, dat de Zijnen door schijn bedrogen worden, noch dat ze zich zullen voeden met as. Maar dat we ons hart zullen hechten aan het bestendige, dat we het mindere zullen verlaten voor hetgeen het allerhoogste is en zijn moet.

Petrus kon namens al zijn medediscipelen zeggen, dat zij dat hebben gedaan: "Wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd". Zij hadden beantwoord aan de eis des Heeren. De Heere had hen almachtig, had hen met Zijn herscheppende woord geroepen. Hij Zelf had hun hart er toe bewerkt, en zij hadden als vrucht daarvan alles verlaten en waren Hem gevolgd. Gevolgd door bezaaid en onbezaaid land, door eer en oneer. Gevolgd, dan eens gewillig en ook weleens onwillig; soms zingend, ook wel klagend; weleens dankend, maar ook wel morrend; weleens te langzaam en weleens te snel; gelovig, ook wel vrezend. Maar hoe dan ook, gevolgd waren zij Hem, met verlating van alles, en dat was waarlijk niet weinig.

En zo is het nu nog. Gods begenadigd volk heeft veel verlaten; veel armoede en kruis hebben ze aanvaard, en door veel en ellende en druk hebben zij de Heere te volgen. Zodat de wereld wel medelijden met hen heeft, waar zij zien dat Gods kinderen alle wereldse vermaken en vleselijke genoegens verzaken, en de beste betrekkingen en vetste baantjes niet kunnen aanvaarden.

Toch hebben de volgelingen van Jezus dat medelijden niet nodig. Wij zouden die blijde, geruste, rijke wereld wel toe willen roepen: ween niet over ons, maar ween over uzelf. Het is waar, het blijkt uit Petrus' vraag, dat wij veel verlieten, maar het zal ons uit het antwoord des Heeren blijken, dat we oneindig meer terugkrijgen, dat de dienst des Heeren een zeer voordelige dienst is.

Wijlen ds. G. van Reenen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 2000

De Saambinder | 12 Pagina's

Wat de volgelingen des Heeren hebben verlaten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 2000

De Saambinder | 12 Pagina's