Ziekte onder het vee
Dit gedicht dat bijna honderd jaar geleden is gemaakt in verband met een pestziekte onder het vee, geeft weer hoe de boeren toen gesteld waren onder soortgelijke omstandigheden als waarmee de veehouders nu te doen hebben bij h gevaar van de MKZ-epidemie.
Het gedicht werd ons door enkele lezers toegezonden. We plaatsen er enkele coupletten van. (red.)
Hoe menig landman is in een bedroefde staat. Terwijl zijn nuttig vee zo ras de stal verlaat. Hij sprak in zijn gemoed: o God! Wat zware tijden! Een overvloed van gras - geen vee om 't af te weiden. Ja vrienden! 't Is een tijd, een tijd van veel verdriet. Want ziet, aan deze ramp is nog het einde niet. Want ach! Welk christenhart bedroeft zich heden niet. Wat men in Nederland ook thans gebeuren ziet: Het vee dat door Gods hand met ziekte is gekweld, Het wordt nu niet geslacht, de mens tot enig nut, Maar enkel en alleen te zelvden in de put. Dit moet het middel zijn om 't kwaad te keren. Dat ons gezonden is al van de hand des Heeren! Wel mens! Ziet wat gij doet, gaat gij het vee verbranden Dan kan geen genezing komen uit Gods handen. Toch ziet men dat het thans in Nederland gebeurt, Hoe de landman klaagt, hoe dat hij weent en treurt. Hij wordt in deze tijd gedwongen door een wet. Die in ons vaderland zeer streng is in gezet. De dwaze wetenschap brengt wetten aan den dag Waarin de macht van God heel niet gelden mag De landman wordt gekweld, tot droefheid van 't gemoed: Daar hij geen recht meer heeft op eigen land en goed.
Maar wat staat ons te doen, die dwaasheid af te keren? Wel niets, mijn vrienden! Niets, het is de wil des Heeren, Thans is de ganse staat van 't waar verstand beroofd. Zo dat men aan geen God of allemacht gelooft Wee u! zegt Gods woord, ja wee u andermale Wiens koning niet regeert, wiens overheden dwalen. Men ziet de toom van God in Nederland ontstoken Men ziet hier voor ons oog het vuur der wrake roken. Het is de beste raad: Tot Sions God gebeden, Gelijk in oude tijd de Ninevieten deden. En God gaf hun gena, verhoorde hun bede En spaarde toen de stad, de mensen en het vee O landman! Die uw vee nog hebt tot uw bezit, Dat gij met diep ontzag noch tot de hemel bidt. Dat God uw vee behoedt in deze kwade tijd Om van des boze macht te mogen zijn bevrijd. O landman! Die uw vee door deze ramp verloor. Och, geef aan Godes woord en wijsheid toch gehoor. Wil toch tevreden zijn in dit uw droevig lot Dat u gezonden is van ons hoge God. Hij nam het vee van u, maar denk er dan toch om: Het vee, ons bezit, is God ten eigendom. Schoon God ons thans bezoekt met druk en tegenspoed. Rechtvaardig is de zaak, die God ons heden doet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 2001
De Saambinder | 12 Pagina's