Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samuel Rutherford (1600-1661)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samuel Rutherford (1600-1661)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Rutherfords gevangenschap te Aberdeen

Rutherford was een verklaarde vijand van het Episcopaalse kerksysteem. Daarom kwam hij spoedig in ernstig conflict met de religieuze leiders van zijn dagen, die het bisschoppelijk stelsel wilde herstellen in de Schotse kerk. Hij schreef een boek waarin hij regelrecht een aanval deed op aartsbisschop Laud, de rechterhand van Koning Karel I. In november 1635 werd de gematigde bisschop van Galloway, Andrew Lamb opgevolgd door Thomas Sydserff. Deze was veel radicaler dan zijn voorganger. Na het sterven van Lord Kenmure, deed hij allerlei pogingen om het presbyterianisme in zijn diocese uit te roeien. De predikant van Kirkcudbright wordt afgezet. Vervolgens richt Sydserff zich op Rutherford. Begin 1636 moet hij voor het Gerechtshof verschijnen. Daar krijgt hij zijn afzetting als predikant te horen!

In deze donkere dagen mocht hij bijzonder de gunst van de Heere ondervinden. Hij schrijft in een brief aan Marion MacNaught op 5 april: 'Ik ondervind dat Christus met mij is. Ik ben niemand tot last, mij ontbreekt niets. Geen gezicht ziet mij aan, of het lacht mij toe. Zoet, zoet is het kruis des Heeren. Ik overwin mijn zwaarmoedigheid. De liefdeblikken van mijn Bruidegom maken mijn vermoeide ziel vet.' Zijn afzetting als predikant moest bekrachtigd door het Hooggerechtshof in Edinburgh. In juli 1636 moet hij daar verschijnen. Inmiddels lag er ook een exemplaar van zijn boek tegen de Arminianen op tafel. Drie dagen duurt de zitting. Ondanks de pogingen van Lord Lorn om hem vrij te pleiten, wordt Rutherford afgezet en verbannen naar Aberdeen in september 1636 in afwachting van een uitspraak van de koning.

Een kleine groep van mannen en vrouwen uit de gemeente volgde hem tot aan de Brig o' Dee, de brug over de rivier de Dee, die toegang gaf tot de stad. Zij hadden de reis van 220 mijl gelopen om afscheid van hem te nemen! De plaats van de gevangenis is niet duidelijk. Sommigen spreken van een kasteel. Drum Castle. Tegenwoordig nemen velen aan, dat hij bij de 'Upperkirkgate', de stadspoort bij de kerk van St. Nicolas werd opgesloten. Wel mocht hij op zondag naar de kerk, maar zelf mocht hij niet voorgaan. Ook hield de verbannen predikant disputen met de doctoren van de Universiteit aldaar. Later vond hij gelegenheid om op elke woensdag een soort gezelschap te houden met enkele vrienden (L.J. van Valen spreekt van zgn. fellowship meetings, Pelgrim naar Immanuƫlsland, p.l22). Hoewel hij had getuigd dat de Heere dit huis voor hem tot een 'paleis van Christus' kon maken, waren de eerste maanden toch zwaar voor hem. Vooral het feit dat hij niet kon preken, woog hem zwaar. Hij schrijft: 'Toen ik hier pas kwam, was ik zeer bezwaard, vooral omdat het de Bisschoppen behaagd had, deze zachte wreedheid tot mijn lijden te voegen (want zij noemen het zacht) om de predikanten van deze stad te verbieden, dat zij mij de toegang tot een preekstoel verleenden. Ik zei: "Wat heeft Christus tegen mij in mijn dienstwerk? ", maar ik was een dwaas... Mijn zwijgen en lijden zal Hem meer prediken dan mijn tong heeft kunnen doen. Indien slechts Zijn heerlijkheid in mij gezien worde, zo ben ik tevreden'.

Rutherford werd ook aangevallen dat deze gevangenschap een teken was van het goddelijke ongenoegen over zijn leven. Hij zag slechts op de schaduwzijde van het kruis dat Christus hem opgelegd had. De zwaarste tijd van beproeving was in zijn leven aangebroken. Hij zegt daarvan in een brief: 'Ik had een geschil opgenomen tegen Christus en een pleitgeding tegen Zijn liefde, en Christus mijn Heere, beschuldigd van onvriendelijkheid, zodat ik zei: "Dit is mijn dood. Hij heeft mij vergeten". Doch mijn zachtmoedige Heere hield mij stil, en zag mij aan en wilde niet twisten om het laatste scheldwoord, en nu heeft Hij Zichzelf weer tot vriend met mij gekeven; thans zie ik, dat hij God zijn moet, en ik moet vlees wezen' (73).

Later werd Rutherford echter ook verwaardigd om (zoals hij zich uitdrukt) te zien op de licht-zijde van het kruis. Hij schrijft in een brief van 23 november 1636 aan John Fleming: 'Ik bevind dat mijns Heeren kruis met goud overtrokken is en gezalfd met vertroostingen. Mijn Heere heeft mij nu de witte zijde van Zijn kruis doen zien. Ik zou mijn wenen in de gevangenis niet willen verruilen tegen het lachen van de 14 bisschoppen, te midden van hun hongerige en magere vrolijkheid. De wereld kent de zoetheid van Christus' liefde niet, zij is voor haar een verborgenheid' (brief 72). Hoe begrijpelijk en werkelijk! Eerst heeft hij het er moeilijk mee. Hij kan het niet overgeven. Zijn vlees verzet zich er tegen. Dat vlees kan er niet onder komen. Maar later wordt het anders. In een andere brief aan mevrouw Culross schrijft hij: 'Hij heeft mij in mijn gevangenis het daglicht getoond: Hij kon Zijn liefde niet langer verbergen. Christus had een ander kleed en een masker aan, zodat ik dacht dat Hij het niet was; doch Hij heeft tot mij gezegd: Ik ben het, vreest niet! En nu is Zijn liefde beter dan wijn' (74). Nog een zeer bekende uitspraak doet hij in deze brief: 'Ik zie dat genade het beste in de winter groeit'. (Er is een klein Engels boekje dat heet: Grace in winter...).

Rutherford leert wat zelfverloochening is en kruisdragen om Christus' wil: 'Hoe ras zou het geloof zonder kruis bevriezen! Hoevele stomme kruisen zijn er op mijn rug gelegd, die nimmer een tong hadden om de zoetigheid van Christus zo uit te spreken, gelijk dit kruis? ' (79). Wat is er rijker op aarde, dan verwaardigd te worden om gemeenschap met Christus te mogen hebben? Het is een zeer vruchtbare tijd voor zijn geestelijke leven, wanneer hij getuigt: 'Ik wist door negen jaar prediken niet zoveel van Christus' liefde, als Hij mij geleerd heeft in Aberdeen in zes maanden gevangenschap.' Ondanks zijn strijd is de Heere nabij. Daarvan zegt hij: 'Mijn pen, mijn tong, en mijn hart hebben geen woorden om de vriendelijkheid, de liefde en barmhartigheid uit te drukken van mijn Liefste jegens mij, in dit huis van mijn vreemdelingsschap' (68).

Ook vergat Rutherford zijn gemeente te Anwoth niet. Hieruit blijkt ook zijn pastorale instelling. Op zijn minst 200 brieven schreef Rutherford vanuit zijn gevangenis naar vrienden en leden van zijn gemeente in Anwoth. Zeer bekend is de brief aan zijn gemeente van 23 september 1637. Daarin geeft hij een terugblik: 'Want ik heb, toen ik onder ulieden was, niet opgehouden tijdig en ontijdig (naar de mate der genade die mij gegeven was), om u te waarschuwen en uw gemoederen op te wekken; ja, ik ben vrij van het bloed van u allen; want ik heb u de volle raad Gods verkondigd' (68). Hij herinnert de gemeente er aan hoe hij heeft gewaarschuwd om 'nederig te zijn, nuchter en zedig, en vermijden hoogmoed, nijd, boosheid, toorn, haat, twist, woordenstrijd, liegen, lasteren, stelen, en uw naaste te bedriegen in gras, koren of vee, in kopen of verkopen, borgen en lenen, nemen of geven, in handel of verbonden; en dat gij zoudt werken met uw eigen handen en tevreden zijn met hetgeen God u gegeven heeft ...'. Zelfs in de gevangenis is hij in gebed voor de gemeenteleden. Hij waarschuwt hen bij de waarheid te blijven.

Zijn hoogleraarschap

Terwijl Rutherford in het door de episcopaalse partij beheerste Aberdeen gevangen zit, groeit er in andere steden in Schotland steeds meer verzet tegen de episcopaalse overheersing. Zeker als het nieuwe dienstboek Book of canons, dat nog verder ging dan het Engelse dienstboek, werd opgelegd in Edinburg, kwam het volk in opstand. Ook de predikanten gingen leiding geven aan het verzet. Tenslotte leidde dit verzet tot een vernieuwing van het 'National Covenant', dat gesloten was in 1581. Op 28 februari 1638 werd op het kerkhof van de Greyfriars Church in Edinburg een nieuwe verklaring voorgelezen en door velen ondertekend. Ook elders in Schotland werd dit 'verbond' ondertekend. Dit betekende een openlijke keuze voor en een terugkeer naar de beginselen van de Reformatie. Het ging de Covenanters om de theocratie, een verbondsnatie, op te richten geheel in overeenstemming met de geboden van God. Door deze ontwikkelingen komt er snel een einde aan de gevangenschap van Rutherford in Aberdeen. Na 22 maanden vast gezeten te hebben komt hij eindelijk vrij! Na zijn vrijlating, waarschijnlijk begin juni 1638, gaat hij naar Edinburgh. Daar worden zijn gaven opgemerkt. Hij ontwikkelt zich tot een van de leidinggevende figuren binnen de Schotse kerk.

Ook keert hij terug naar zijn gemeente in Anwoth. Maar zijn verblijf aldaar duurt niet lang. Door de Generale Synode van Glasgow wordt hij benoemd tot hoogleraar voor de opleiding van predikanten in St.Andrews, gelegen aan de Oostkust van Schotland. Rutherford heeft grote bezwaren en zijn gemeente tekent protest aan tegen deze benoeming. Op een volgende Generale Synode, die in 1639 gehouden wordt te Edinburg, worden alle bezwaarschriften tegen de benoeming van Rutherford als hoogleraar afgewezen. Wel mag hij naast zijn hoogleraarschap predikant blijven. Dan zit er niets anders op zich te onderwerpen aan de besluiten van de synode. In 1639 werd hij benoemd als hoogleraar aan de Universiteit te St. Andrews. Hij werd Professor of Divinity van St. Mary's College. Het viel hem echter blijvend zwaar om geen herder te zijn over de kudde in Anwoth. Wel was hij als predikant, samen met Robert Blair, verbonden aan de Holy Trinity Church. Tot aan zijn dood bleef professor Rutherford daar werkzaam met de opleiding van jonge mannen tot de heilige dienst in Gods kerk. James Guthry en George Gillespie en vele anderen waren leerlingen van Rutherford. Iemand zei: 'De universiteit werd een Libanon, waaruit ceders gehouwen werden om het huis des Heeren in Schotland te bouwen.' Ook vanuit Nederland werd hem een hoogleraarschap aangeboden. Na de dood van Dematius (1651), professor in Utrecht, werd Rutherford gevraagd om hem op te volgen. Hij ging niet in op dit verzoek en bleef in Schotland (brief 329). Hij achtte het in strijd met zijn roeping, de vervolgde kudde van Christus in Schotland te verlaten. Omstreeks 1651 werd Rutherford benoemd als rector magnificus van de Universiteit.

In deze tijd werd Rutherford afgevaardigd naar de grote Synode van Westminster in Londen (1643- 1647). Nadat de Belijdenis des geloofs en twee Catechismi opgesteld waren, keerden de Schotse afgevaardigden huiswaarts, na een afwezigheid van ongeveer vier jaren, en deelden hun verrichtingen mee aan de Algemene Vergadering, die in augustus 1647 bijeenkwam en waarop de Geloofsbelijdenis van Westminster aangenomen werd. Hierdoor werd dus een band van gemeenschap gelegd tussen de drie koninkrijken Engeland, Schotland en Ierland.

Tijdens zijn verblijf in Westminster schreef Rutherford verschillende grote en kleine werken. Vooral bekend is zijn werk Lex Rex uit 1644, waarin hij zich tegen het zogenaamde 'droit divin' (goddelijk recht) van de Europese vorsten keert. We komen hier zijn theocratische visie tegen. Net als bij John Knox ging het hem om het koningschap van Christus. Hij is niet alleen het Hoofd van de kerk, maar ook de Koning van alle naties. Vorst en onderdanen dienen allen onderworpen te zijn aan Gods Woord. De overheid mag niet naar willekeur handelen. Het volk behoeft geen slaafse gehoorzaamheid te betrachten, zeker niet bij tiranniek bestuur! Koning Karel I sprak, nadat hij het gelezen had: 'Dit boek zal wel nimmer iemand vinden die het beantwoorden kan.'

In 1660 komt de roomse vorst Karel II aan de macht. Droevige dagen breken aan. De strijd tussen episcopalen en Covenanters keert in volle hevigheid terug. Zware vervolging, die duurde tot 1688, was het deel van velen van Gods kinderen en knechten in Schotland. Enige namen van martelaars willen we hier noemen: ds. Alexander Peden, ds. James Guthrie, die werd opgehangen in Edinburgh. Ds Richard Cameron werd in zijn huis overvallen en gedood en ds. Donald Cargill vond de dood aan de galg. In deze tijd valt ook het sterven van Rutherford. Hij sterft echter niet als martelaar, maar vanwege ziekte. Daarover hopen we nog iets in een laatste artikel te schrijven.

(wordt vervolgd)

Moerkapelle,

ds. J.B. Zippro

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 2001

De Saambinder | 12 Pagina's

Samuel Rutherford (1600-1661)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 2001

De Saambinder | 12 Pagina's