Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toeleidende weg tot Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toeleidende weg tot Christus

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder deze titel is er een boek verschenen van de hand van ds. C. Harinck. Een boek dat gaat over een zeer aangelegen onderwerp: hoe komt een mens tot de zaligmakende

kennis van Christus? Ds. Harinck begint met in hoofdstuk 1 de pro- bleemstelling te beschrijven. In de hoofdstukken 2 tot en met 5 gaat hij vervolgens na hoe vanuit Gods Woord, de Belijdenis, de Reformatie en de Nadere Reformatie over de benoemde punten gedacht wordt. In hoofdstuk 6 volgt een samenvattende conclusie. De probleemstelling van dit boek hangt dus samen met wat wel genoemd wordt de toeleidende weg tot Christus. Is er een toeleidende weg? En wat is deze toeleidende weg dan? Is deze bij ieder van Gods kinderen eender? Is er een bepaald 'model' van de toeleidende weg te geven?

Uit de inhoud van het boek

De vraag of er een toeleidende weg tot Christus is, wordt zondermeer positief beantwoord. Ds. Harinck maakt duidelijk vanuit de Schrift dat een zondaar die tot Christus komt, een door schuldbesef getroffen en verslagen zondaar is. Dat is ook de lijn van de belijdenis: ellendekennis is noodzakelijk en gaat voorop. En ook is dat de lijn van Reformatie en Nadere Reformatie. De nodiging tot de zaligheid komt tot iedereen. Het werkelijk komen tot Christus gebeurt in een weg van overtuiging en ontdekking. Zo maakt de Heilige Geest plaats voor Christus en leidt Hij de schuldverslagen zondaar tot Hem.

De probleemstelling van dit boek omvat echter meer. Is er een bepaalde diepte van ellendekennis noodzakelijk? Eigenlijk maakt ds. Harinck duidelijk dat dit wel zo is. Want de mens zal als een strafwaardige leren buigen voor God. Hij zal leren God gelijk te geven, God te rechtvaardigen. Deze ellendekennis is dan 'diep genoeg', wanneer een mens alle hoop en verwachting buiten Christus verliest. Op velerlei wijze komt dit vanuit de diverse bronnen tot uitdrukking. Vervolgens spitst de schrijver zijn betoog op één punt nader toe: moet een ontdekte zondaar zover komen dat het hem om het even is of hij naar de hemel of naar de hel moet? Dat blijkt niet de lijn van Schrift, belijdenis, Reformatie en Nadere Reformatie te zijn. Ontsporingen hieromtrent, zoals bij de Labadisten, werden toen onder kritiek gesteld; voor zulke gevaren en tendenzen moet ook vandaag gewaarschuwd worden. Overigens blijkt bij het nagaan hoe schrijvers uit de tijd van Reformatie en Nadere Reformatie dachten over de noodza­ kelijke ellendekennis en de diepte daarvan, dat ze niet allen in alles precies eender dachten. Verder spitst ds. Harinck zijn probleemstelling ook toe op de vraag of er in de heilsorde gesproken kan worden over één bepaalde weg. Is de weg van Jakob, van Ruth, van de discipelen de weg van al Gods kinderen? Is er een zekere parallellie tussen de volgorde van de heilsfeiten en de plaats van de heilsfeiten in de heilsorde? Krijgen de heilsfeiten in het genadeleven betekenis in die volgorde? Ook hieromtrent gaat de schrijver te rade bij de bronnen. Hij komt dan tot de conclusie dat deze geen aanleiding geven om een bepaalde weg voor al Gods kinderen te stellen. Een bepaalde, meer gedetailleerde wijze van denken en spreken over de heilsorde is bij de ouden zo niet aanwijsbaar. Wel wordt herkenning vanuit het gezelschapsleven opgemerkt. Voor die lijn waarschuwt ds. Harinck met kracht. Hij vreest dat er geestelijke duisternis door ontstaat en dat zielen worden opgehouden.

Over de inhoud van het boek

In hoofdstuk 1 komt de auteur tot een probleemstelling. Om daartoe te komen, wordt beschreven wat er in de prediking zoal gezegd wordt ten aanzien van de toeleidende weg. Aan de hand van een aantal citaten wordt een algemeen beeld geschetst. Hier zijn verschillende vragen te stellen. Is het beeld dat ontstaat evenwichtig? Komt daarbij alle van belang zijnde informatie aan de orde? Zijn de gesignaleerde gevaren en ontsporingen juist weergegeven en goed gewaardeerd? Daarin zit altijd iets persoonlijks. Maar vooral zijn er vragen als: wordt de bedoeling van geciteerden voldoende recht gedaan? Geschriften waaruit geciteerd wordt, zijn immers vaak heel pastoraal. Juist erop gericht om zielen tot Christus te leiden en hen alleen maar rust te gunnen in Hem. Een groot aantal van de desbetreffende citaten is afkomstig van (overleden) collega predikanten. De schrijver gaat niet echt met hen in gesprek. Toch noemt de auteur hen wel. Er ontstaat hierdoor een polemische toonzetting, terwijl een andere introductie van het onderwerp evengoed mogelijk is. Nu komt de inzet onaangenaam over. Eigenlijk is hoofdstuk 1 (in deze vorm) in het kader van de probleemstelling helemaal niet noodzakelijk. Er is een komen tot Christus. Er is ook een komen tot nadere kennis van Christus. Feitelijk gaat een omvangrijk deel van het boek over deze thematiek (rondom vragen als: is de weg van de Borg de weg van de Kerk? Hoe worden de vruchten van de heilsfeiten geleerd en ontvangen? ) Terzijde kan opgemerkt worden dat het hier behandelde eigenlijk valt buiten hetgeen de titel aangeeft. Het gaat dan immers niet meer alleen en niet zo zeer over de toeleidende weg tot Christus, maar vooral ook over de nadere kennis van Hem en Zijn weldaden. Als in het boek dit onderscheid meer tot zijn recht was gekomen, zou (waarschijnlijk) een ander beeld zijn ontstaan.

Het grootste deel van het boek besteedt de auteur aan het positief beschrijven van wat de Schrift en onze vaderen ten aanzien van dit onderwerp leren. Dat is uitermate waardevol. Van daaruit zouden verdere lijnen te trekken zijn. Van hetgeen deze studie hierover aanreikt, moest maar goed kennis genomen worden. Ds. Harinck maakt met een keur van citaten duidelijk dat er een toeleidende weg is. Dat de ellendekennis noodzakelijk is en voorop gaat. Dat er standen zijn in het genadeleven. Dat de geloofsvrucht van bijvoorbeeld Kerst een andere is dan die van Pasen. Deze laatste punten worden overigens slechts kort aangeduid.

Naar aanleiding van de inhoud van het boek

Ontsporingen kwamen en komen voor. Er dreigen gevaren en dat niet alleen van de linkerzijde, maar ook in de rechterflank. Bevindingen, en leringen daaromtrent, moeten getoetst worden aan Schrift en belijdenis. Iemand als ds. G.H. Kersten zag dat en corrigeerde waar nodig, juist aan de hand van de oudvaders en de vastheid van de gereformeerde leer. Dat is ook vandaag nodig. Onder ons is er hier en daar, juist omdat er aan de ene zijde zoveel oppervlakkige en evangelische tendenzen zijn, wel eens te weinig oog (geweest) voor gevaren aan de andere zijde. En dan is hetgeen ds. Harinck aanreikt zeker behartigenswaard. Hij bedoelt in deze gedocumenteerde studie te waarschuwen voor gevaren en ontsporingen. Of hetgeen oprecht en goed bedoeld is, ook goed gebruikt wordt, is een afzonderlijke vraag. Hier liggen rondom dit boek waarschijnlijk naar twee zijden gevaren. Wanneer we nadenken over deze thematiek, moeten we bedenken dat wortels van onze gemeenten deels in de gezelschappen liggen. Velen van ons voorgeslacht komen uit kringen waar men oude schrijvers las en waar men ervaringen in het geestelijke leven besprak. Het mag ons dan ook niet verbazen als we in onze prediking nog altijd invloeden uit het gezelschapsleven aantreffen; het karakter van onze gemeenten - die ons lief zijn - is er mede door bepaald. In deze kringen, die hij vanwege het bevindelijke leven zo hartelijk liefhad, heeft ds. G.H. Kersten leiding gegeven. Daarbij nam hij zijn uitgangspunt duidelijk in de leer, en niet in de bevinding. Hij heeft de weg willen wijzen van de schriftuurlijk-bevindelijke prediking en de dogmatische bezinning. Daarom heeft hij de Gereformeerde Dogmatiek voor de gemeenten toegelicht en geschriften van oudvaders opnieuw uitgegeven. Juist dat maakte de inbreng van ds. Kersten zo belangrijk. Hij zag de gevaren van een bevinding die - hoe echt beleefd ook - los komt te staan van Schrift en belijdenis. Hij corrigeerde waar nodig. Tegelijkertijd sloot hij aan bij het bestaande taalgebruik en had hij waardering voor het goede dat er gevonden mocht worden. Maar vooral zocht hij leiding te geven vanuit en aansluiting te vinden bij het geestelijk gedachtegoed van vooral de vaderen der Nadere Reformatie. Hopelijk mag dit boek eraan bijdragen dat geschriften van ouden echt en ook in hun geheel gelezen worden. Dat zou juist in onze tijd van geestelijk verval zo heilzaam kunnen zijn. Ds. Harinck laat, juist tegenover evangelische en oppervlakkige tendenzen, duidelijk zien hoe de weg van Woord en Geest is. Waar velen niet willen weten van het plaatsmakende werk, laat hij duidelijk zien dat er wel een toeleidende weg is. Hij wil geen ruimte laten voor menselijke denkpatronen, noch naar de ene, noch de andere zijde. Nu is het waar dat we niet genoeg hebben aan heldere verwoording van de leer. Noch van de 'leer van de bevinding'.

Er is ook, om het hedendaags te zeggen, de spiritualiteit. Of anders uitgedrukt: het komt op de persoonlijke toepassing en doorleving aan. Er zijn van de hand van onze broeder meditatieve geschriften die daarvan doortrokken zijn. Wie deze bespreking leest, zal al wel begrepen hebben dat het lezen van dit boek beslist enige theologische en dogmatische voorkennis vereist. Het is niet een gemakkelijk boekje om jongeren even wegwijs te maken temidden van veel verwarring op geestelijk en kerkelijk terrein. Deze bespreking afrondend blijft, bij al het goede dat deze uitgave biedt, de vraag: waarom toch zo'n polemische toonzetting? En: zou hiervan, onbedoeld, geen misbruik gemaakt kunnen worden? De Heere geve maar veel waarlijk hongerende en dorstende zielen. Hij zegene de arbeid van predikers en doe ons maar in waarheid zijn een leidsman tot Christus. De drie-enige God verheerlijke Zijn werk. Want Christus' woord zal waar worden: 'Al wat Mij de Vader gegeven heeft, zal tot Mij komen en die tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen.'

N.a.v.: ds. C. Harinck, De toeleidende weg tot Christus; uitg. Groen; 236 biz.; prijs ƒ 34, 95.

Dordrecht,

ds. P. Mulder

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 2001

De Saambinder | 16 Pagina's

De toeleidende weg tot Christus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 2001

De Saambinder | 16 Pagina's