Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een wenend volk opgewekt tot blijdschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een wenend volk opgewekt tot blijdschap

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijbelstudies

Nehemia 8

(4)

Droefheid en blijdschap

Nehemia en Ezra riepen het wenende volk dus op tot blijdschap. Het was een heilige dag voor de Heere en daarom paste het niet om te wenen, zo spraken zij. Ach, als we op onszelf zien, dan is er alle reden om met dat volk in Jeruzalem te wenen. Ons leven is immers zo ongelijkvormig aan de Wet en de wil des Heeren. Wie zijn we en wie zouden we moeten zijn! In ons woont geen goed. Van ons is geen verwachting. Die droefheid blijft in het geestelijke leven. En was die droefheid er maar meer! Nee, in onszelf wordt het niet beter na alle ontvangen genade. Paulus had zoveel geleerd en hij mocht zoveel geloofsoefeningen kennen, maar toch riep hij het uit: "Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? " (Rom.7:24). Nee, als we op onszelf zien en op ons eigen onverbeterlijke zondaarsbestaan, dan is er geen enkele reden tot blijdschap. Dan verstaan we dat wenende volk in Jeruzalem. Het is de Heilige Geest, Die ons leert wenen over de zonde. Die ons doet doorleven wat het zeggen wil, dat we zoveel kwaad bedreven hebben tegenover zoveel goed, ja, Die ons leert onszelf aan te klagen bij de Heere omdat we tegen Hem gezondigd hebben. Maar er is ook een andere kant. Diezelfde Geest werkt ook blijdschap in het hart. Als Hij mij doet geloven, dat het voor mij, verloren zondaar, ook nog kan, zou er dan geen blijdschap zijn? Als Hij in die donkere zondenacht het licht doet vallen op Christus, zoals Hij in het Evangelie wordt geopenbaard, zou er dan geen blijdschap zijn? Als Hij het geloof werkt, dat leer zinken op Christus alleen, dat houvast krijgt aan de God des Verbonds - Nehemia en Ezra spraken immers over "uw God"? - zou er dan geen blijdschap zijn? Dan mag de kerk zich gaan verheugen met een onuitsprekelijke vreugde. O, als het geloof op de Heere leert zien als de God van volkomen zaligheid in Christus Jezus, dan is er vreugde in het hart. Dan komt er een hartelijk verlangen om die God groot te mogen maken. Het gaat toch om de eer des Heeren? Dat wilden Ezra en Nehemia het volk duidelijk maken en daarom zeiden zij: "Deze dag is de HEERE, uw God, heilig; bedrijft dan geen rouw, en weent niet."

Een maaltijd der vreugde

Nehemia en Ezra spraken tot het volk over "uw God". De God des Verbonds. De God van volkomen zaligheid. O, het is niet uit te spreken. Wie die trouwe Verbondsgod is. Een Vader, Die met onverbeterlijke zondaren een eeuwig Verbond der genade opricht en hen van alle goeds verzorgen wil en alle kwaad van hen keren wil. Een Zoon, Die zulke zondaren wast in Zijn bloed. Een Geest, Die Christus en al Zijn weldaden toepast aan het hart. Als een verloren zondaar ingeleid wordt in die zalige heilgeheimen, zou het dan niet waar worden in het hart: "Ik ben zeer vrolijk in de Heere"? Zou er dan geen dankbaarheid zijn? We lezen, dat Ezra en Nehemia het volk opwekken een maaltijd der vreugde te bereiden: "Gaat, eet het vette, en drinkt het zoete, en zendt delen degenen, voor welken niets bereid is, want deze dag is onze Heere heilig; zo bedroeft u niet, want de blijdschap des HEEREN, die is uw sterkte." (vers 11). En de Levieten voegden daaraan toe: "Zwijgt, want deze dag is heilig, daarom bedroeft u niet"(vers 12). Ze waren er allen van overtuigd, dat deze dag een dag van vreugde zijn moest. De Heere was dat zo waardig. We lezen dan ook in vers 13, dat er inderdaad een vreugdemaaltijd werd bereid. Men zond ook delen aan anderen. Als er iets van die zoete vreugde in de Heere in het hart is, dan kan men dat niet voor zichzelf houden, dan wil men daar ook anderen van meedelen. Het is bij dit alles zo treffend wat we lezen in het elfde vers: "De blijdschap des HEEREN, die is uw sterkte." Blijdschap in de Heere geeft moed en krachten. Gaat het hierbij om ónze blijdschap in de Heere? Bedoelden Ezra en Nehemia óns gevoel, ónze stemming van blijdschap? Ach, dan zou het allemaal nog om onszelf gaan. Nee, het ging hier om de blijdschap, die in de Heere is. De Heere Zelf is immers de God der blijdschap. Daarvan zong de dichter, toe hij het uitriep:

Gods vriend'lijk Aangezicht Heeft vrolijkheid en licht Voor all' oprechte harten Ten troost verspreid in smarten. (Psalm 98).

Als die wonderlijke blijdschap in de Heere er is, dan is er ook kracht en sterkte. Dan heeft de vijand geen vat op ons. Dat bedoelde Luther, toen hij zei, dat waar men zingt, de duivel geen plaats heeft.

Voorsmaken van de eeuwige vreugde

In het geestelijke leven wisselen hier beneden vreugde en droefheid elkaar

steeds weer af. Maar het gaat met Gods kinderen naar de eeuwige vreugde. Van die eeuwige vreugde mogen hier al de voorsmaken worden genoten. Daarom eindigt dit achtste hoofdstuk met de viering van het Loofhutten/eest. Het volk woonde dan een week in loofhutten. Toen Ezra vanaf zijn houten stoel de boeken van Mozes voorlas, heeft het volk ongetwijfeld bij de voorlezing van dat Loofhuttenfeest gehoord. En nu werd dat feest weer in ere hersteld. Het Loofhuttenfeest was een feest van herinnering. Het volk dacht er dan aan, hoe men in de woestijn geleid was toen men daar in tenten woonde. Het was ook een feest van dankbaarheid voor alles wat de Heere geschonken had. Zo mogen Gods kinderen wel eens terugzien in het geestelijke leven. De Heere leidt Zijn volk wel eens terug. Dan zijn er de heilige herinneringen aan hetgeen Hij gedaan heeft. Dan is er de verwondering vanwege Zijn trouw. Zou er dan geen dankensstof in het hart zijn? Zeker, dan is er enerzijds schaamte over wie wij geweest zijn, maar dan is er anderzijds moed voor de toekomst, omdat die trouwe God eeuwig dezelfde blijft. Dan zijn er in die heilige herinneringen de voorsmaken van de eeuwige blijdschap. Want dan gaat het met Gods kinderen naar het eeuwige feest der dankbaarheid, naar de eeuwige en volzalige herinnering van wat de Heere gedaan heeft, naar de maaltijd van de eeuwige vreugde als treuring en zuchting zullen wegvlieden en eeuwige blijdschap op hun hoofden wezen zal. Is dat ook uw toekomst? Dan hebt u hier de droefheid naar God leren kennen. Maar ook iets van het wonder, dat Ezra en Nehemia deed spreken: "Zo bedroeft u niet, want de blijdschap des HEEREN, die is uw sterkte." En dat alles uit genade. Alleen om Christus wil, die in de droefheid is weggezonken, toen Zijn ziel bedroefd was tot de dood toe, maar Die ook die eeuwige blijdschap verworven heeft. Dan zal er de eeuwige dankbaarheid zijn voor een volk, dat hier leerde wenen, maar zich hier ook mocht verblijden, over alles wat de Heere in en door dat Lam Gods geschonken heeft.

( Wordt vervolgd )

Zeist,

ds. J.J. van Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 2002

De Saambinder | 12 Pagina's

Een wenend volk opgewekt tot blijdschap

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 2002

De Saambinder | 12 Pagina's