Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een rad in een rad

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een rad in een rad

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het waren er zo'n tienduizend. Vermoeide, bestofte mensen, die een lange reis achter de rug hadden. Zij waren ballingen, die door Babels koning uit Jeruzalem waren overgebracht naar het Tweestromenland en daar in Babel een stuk grond kregen toegewezen aan de rivier de Chebar. Het was in het jaar 597 vóór Christus. Het was nog niet de grote en laatste wegvoering, want de tempel en de stad werden nog niet verwoest. Het was een laatste waarschuwing van de kant van Babels koning. Die waarschuwing kwam overigens heel hard aan: de tienduizend mensen die hij deporteerde, waren niet de minsten van het joodse volk. Zij vormden min of meer de ruggengraat van de natie. De Bijbel zegt: de vorsten, alle strijdbare helden, alle timmerlieden en smeden... (2 Koningen 24:14). Ook koning Jojachin zelf werd weggevoerd. Het arme volk des lands bleef achter. Israels kracht was gebroken.

Een streep door de rekening

Onder die tienduizend ballingen bevond zich een jongeman van zo'n 25 jaar. Zijn naam was Ezechiël. Zijn vader heette Buzi en was priester. Het lag daarom in de lijn der verwachting dat Ezechiël op zijn dertigste levensjaar ook priester zou worden. Maar dat is nooit gebeurd... Hij werd weggevoerd naar Babel. Er kwam een streep door zijn rekening, zoals dat zovaak in een mensenleven gebeurt. Nooit heeft hij mogen dienen in de tempel in Jeruzalem. Erger nog: elf jaar na zijn wegvoering heeft hij moeten meemaken dat een vluchteling de ballingen in Babel kwam vertellen dat stad en tempel waren verwoest! Een streep door de rekening. Dat valt nooit mee. Maar er stond wat tegenover: de Heere had andere bedoelingen met deze jonge man. Toen hij dertig jaar werd, kwam God Ezechiël roepen tot het ambt van profeet. We kunnen daarvan lezen in het eerste hoofdstuk van het boek dat zijn naam draagt. Ontzaglijke dingen staan in dat hoofdstuk te lezen! God openbaart Zich in een donkere stormwolk, die uit het noorden komt. In die wolk ziet de jonge Ezechiël iets dat er uitziet als 'de verf van Hasmal'. Het is niet zo eenvoudig te zeggen wat dit betekent, anders zouden de statenvertalers het Hebreeuwse woord wel hebben vertaald. Hasmal zal zoiets betekenen als een in het vuur glanzend metaal of zelfs edelmetaal, iets van buitengewone schoonheid.

Dieren en raderen

Er is in Ezechiël 1 iets dat mij nog niet zolang geleden bijzonder trof. Heel het hoofdstuk is indrukwekkend, maar we kunnen er niet aan denken dat allemaal in een kort artikel te bespreken. Het gaat mij nu om de raderen die Ezechiël ziet. Eigenlijk ziet hij in zijn roepingsvisioen drie dingen. Hij ziet de troon van God, hij ziet vier raderen onder de troon en hij ziet vier dieren bij de raderen. Overigens ziet hij deze drie dingen in de omgekeerde volgorde. De dieren die de profeet waarneemt, hebben elk vier gezichten en vier vleugelen. Met twee van hun vleugelen bedekken zij hun lichaam, met twee van hun vleugelen dragen zij de troon van God - en dan zó, dat elk dier met de top van zijn rechtervleugel de top van de linkervleugel van het andere dier raakt. Zo vormen de vier dieren een rechthoek die de troon van God schraagt en draagt. Pas veel later zal Ezechiël er achter komen wat die dieren eigenlijk zijn: zij zijn cherubs! Naast de dieren ziet de profeet vier raderen. Zij hebben de kleur van een turkoois, dat wil zeggen groen-blauw. Ze hebben velgen die zo hoog zijn, dat ze 'vreselijk' zijn (in de zin van: ontzagwekkend). Bovendien waren de velgen 'vol ogen rondom'.

De HEERE regeert

Wat betekenen deze wonderlijke dingen nu? De jonge profeet ziet in zijn roepingsvisioen hoe de HEERE regeert. Hij Die op de troon zit, is onbeschrijflijk van heerlijkheid. Weer gebruikt de Schrift hier het woord Hasmal. Maar één ding is duidelijk: God heeft het bewind van hemel en aarde in handen. Hoe doet Hij dat? Hoe regeert die hoge God deze woelige, woedende, gistende wereld met al haar zes miljard inwoners? Dat doet Hij door de dieren en door de raderen. Niet voor niets lezen wij dat de dieren vier gezichten hebben: een mensengelaat, een leeuwenkop, een arendskop en een ossenkop. Met deze vier gezichten hebben we de hele mensenwereld, de wereld van de wilde dieren, de wereld van de tamme dieren en de wereld van de vogels samengevat. Héél die machtige schepping regeert God door middel van de cherubs, de engelen. Maar Hij regeert óók door de raderen. Die wentelende raderen onder de troon van de Almachtige

zien op Gods voorzienigheid. Wat een treffend beeld! De hele wereldgeschiedenis is als een geweldig, wentelend rad. Dat draait maar en draait maar... tot het eenmaal voor eeuwig stil zal staan. Zo is het in het groot en zo is het in het klein. Ook ons leven, ons schijnbaar zo kleine en onbeduidende leven is een rad. Spreekt de apostel Jakobus niet van het rad van onze geboorte? Bij de geboorte wordt het leven van een mensenkind in beweging gezet en het wentelt maar en het wentelt maar... tot het eenmaal voor eeuwig stil zal staan.

Geen noodlot, geen vergissing

Vergis u echter niet! Die raderen maken de indruk zielloze, dode dingen te zijn. Dingen zonder gevoel, zonder beleid. Ja, die indruk wekt Gods regering soms ook. Veel mensen hebben dan ook de gedachte dat het leven en de geschiedenis worden geregeerd door het fortuin, zoals ze het wel noemen. Of: het noodlot. Het fatum, met een mooi woord. Een plotseling ongeluk heet dan noodlottig of fataal. En iemand die ternauwernood aan de dood is ontsnapt, verklaart dat hij 'geluk' heeft gehad... Erg is dat eigenlijk. Want zo is het niet! Wie goed let op de raderen in Ezechiëls roepingsvisioen, zal bemerken dat zij alles behalve dode, zielloze dingen zijn. We lezen dat hun velgen vol ogen zijn. Ogen betekenen hier de alwetendheid Gods. In Zijn voorzienig beleid is Zijn Goddelijke alwetendheid. Niets, niets ontgaat Hem in het grote wereldgebeuren; niets ontgaat Hem in het kleine mensenleven. En wat ons wel het meest moet ontroeren, is dat de Schrift zegt dat de Geest der dieren in de raderen was (vers 20, 21). Het woord Geest behoort hier met een hoofdletter geschreven te worden: controleert u maar of het in uw Bijbel goed staat. De zaak is dat de Geest van God niet alleen de cherubs leidt en bestiert die de gehele levende schepping regeren, maar dat diezelfde Geest ook de voorzienigheid Gods leidt. Geen blind fortuin, geen ellendig noodlot, maar de Geest van die wijze God Die Zich nimmer vergist! Het moet onze aandacht wel hebben dat er nog bij staat dat de raderen alle kanten opgingen, naar boven en naar beneden, naar links en naar rechts... maar dat ze zich nooit omkeerden (vers 17)! De bedoeling zal duidelijk zijn: de Heere vergist Zich niet. Wij gaan wel eens op weg, om na een paar stappen tot de ontdekking te komen dat wij iets vergaten: dan keren we om. Maar zo is het niet met de Geest Die in de raderen is. Hij volvoert Gods Raad en brengt die tot het bestemde einde.

Een rad in een rad

Nog één ding is er dat ons wel treffen moet in de beschrijving van de raderen onder Gods troon. We lezen dat hun maaksel was 'alsof het ware een rad in het midden van een rad' (vers 16). Wat wordt daarmee bedoeld? Niet dat er in elk rad nog een ander rad zou zijn, evenwijdig eraan, als een kleiner wiel aan dezelfde as. Nee - het is veel wonderlijker! De bedoeling is dat er haaks en loodrecht op elk rad een dwarsrad staat. Een rad in een rad! Maar, hoor ik u zeggen: dat kan toch niet? Dan kan zo'n rad toch niet draaien? Nee, in het gewone leven kan dat niet. Maar bij God kan dat wél. Sterker nog: zo is het Zijn 'gewone' werk! Deze gedachte loopt als een doorlopende lijn door de hele Schrift heen. Abraham verwachtte 25 jaar lang een zoon, op grond van de belofte die God hem had gedaan. Izak werd geboren - en Abraham mocht lachen in het geloof. Wat mocht hij Gods regering bewonderen! Maar toen de jongen was opgegroeid, kwam Gods opdracht tot Abraham dat hij zijn enige, die hij liefhad, moest offeren op een van de bergen die God hem zeggen zou. Toen kwam er voor Abraham een rad in het rad. De Sunamietische vrouw kon geen kinderen krijgen. Zij had geleerd daarin te berusten. Toen de profeet Elisa haar zei dat zij over een jaar een zoon zou omhelzen, kon zij alleen maar zeggen: 'Neen, mijn heer, gij man Gods, lieg tegen uw dienstmaagd niet!' Maar zij kréég een zoon. Wat bewonderde zij toen de gang van Gods raderen! Totdat haar kind op het land van zijn vader ziek werd en 's middags stierf op de knieën van zijn moeder... Er kwam een rad in het rad.

Het kromme wordt recht

Waarom we deze dingen schrijven? Omdat er ook onder onze lezers wel zullen zijn, die in hun eigen leven weet hebben van een rad in het rad van Gods regering. Het scheen alles zo wonderlijk bestuurd te worden, zo wijs en zo aanbiddelijk... Maar toen gebeurde er iets dat er zo dwars op stond, zo onbegrijpelijk, zo ongerijmd. Wat hebben de kanttekenaars op onze Statenbijbel het goed begrepen, toen zijn bij de woorden 'een rad in het midden van een rad' hebben opgemerkt: 'De betekenis hiervan is, hoewel de wereld door Gods beleid zeer wijs geregeerd wordt, dat nochtans daarin overal vele dingen, wanneer het God naar Zijn rechtvaardig oordeel belieft, in het gemeen en in het bijzonder, zeer haast verward en omgekeerd worden, die Hij wel weet tot Zijn eer en de zaligheid der Zijnen terecht te brengen.' Thomas Boston schreef zijn bekende en aangrijpende boek Het kromme in het levenslot. Hij zou dat boek nooit zo geschreven kunnen hebben als hij niet persoonlijk weet had van een rad in zijn levensrad: hij had een ernstig zieke vrouw. En vergeten wij niet: ook Ezechiël zélf had zo'n 'rad in het rad'. Hoe had hij gehoopt priester te mogen worden. Het is hem nooit tebeurt gevallen. Gelukkig, als we bij alle raderen die dwars op de raderen van Gods regering schijnen te staan, geloven mogen dat Gods troon boven de raderen is - en dat Hij al het kromme in ons levenslot 'tot Zijn eer en de zaligheid der Zijnen weet terecht te brengen'.

Capelle aan den IJssel,

ds. A. Moerkerken

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2003

De Saambinder | 12 Pagina's

Een rad in een rad

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2003

De Saambinder | 12 Pagina's