Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liefde voor Jeruzalem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liefde voor Jeruzalem

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijbelstudies

Nehemia 11

(4) Een opsomming

Vanaf het derde vers lezen we een opsomming van hen die zich in Jeruzalem vestigden. We lezen in vers 4, dat er waren uit de stam van Juda: "Te Jeruzalem dan woonden sommigen van de kinderen van Juda." Zij worden in vers 6 "dappere mannen" genoemd. Christus is de Leeuw uit de stam van Juda. Deze mannen mochten iets vertonen van die grote Zoon van Juda. Zij mochten iets van Zijn beeld vertonen. De dichter zingt het: "O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk." Christus was niet alleen een Lam, maar ook een Leeuw. Als we iets van Zijn beeld gaan vertonen, dan komt er iets van die heilige dapperheid van deze mannen van Juda. Dan leren we strijden de goede strijd des geloofs. Hoe?

In eigen kracht? Nee, dan hoor ik Paulus zeggen: Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. In eigen zwakheid en krachteloosheid wordt Gods kracht verheerlijkt.

Priesters

Er waren er ook uit de stam van Benjamin (vers 7) die in Jeruzalem gingen wonen. Daarnaast waren er priesters en levieten die zich in Jeruzalem vestigden. Ze waren na de terugkeer uit de ballingschap weer weggetrokken uit Jeruzalem, omdat de tempeldienst zo weinig omvatte. De tempeldienst was zo arm en gering in vergelijking met hoe het vroeger, vóór de ballingschap, geweest was. Er was in Jeruzalem zo weinig te doen voor priesters en levieten. Er waren ook zo weinig opbrengsten vanuit de offers en de tienden, zodat een grote priesterschare in Jeruzalem niet onderhouden kon worden. En toch had de Heere beloofd dat de heerlijkheid van dit laatste huis groter zou zijn dan die van het eerste. Wat voor ogen was, scheen in strijd te zijn met Gods belofte. Is zo niet vaak de weg die de Heere met de Zijnen gaat? Wij zien aan wat voor ogen is. Dan lijkt de vervulling van Gods belofte zo onmogelijk. Dan is alles zo afgesneden. Dan horen we de psalmdichter uitroepen: Zouden Zijn beloftenissen Verder haar vervulling missen. Vrucht'loos worden afgewacht Van geslachte tot geslacht? Maar waarom zou de heerlijkheid van de tweede tempel groter zijn dan die van de eerste? Omdat Christus, de grote Priester, Zich in die tweede tempel zou openbaren. De priesters die zich weer in Jeruzalem vestigden vormden als het ware een profetie van de grote Priester, Die Zich ook in Jeruzalem en in die tweede tempel zou openbaren. De Heere maakt Zijn Woord toch waar, dwars door alle onmogelijkheden heen.

Levieten

Naast de priesters waren er onder de nieuwe bewoners van Jeruzalem ook levieten. Van die levieten worden de poortwachters en de zangers apart genoemd. De wacht moest betrokken worden bij het huis des Heeren. Zoals nog steeds de wacht betrokken moet worden bij Gods Woord, Zijn gemeente. Zijn huis en Zijn instellingen. Er worden zoveel aanslagen gedaan op de gemeente des Heeren. Zijn we waakzaam? Of slapen we? Is het niet de grote nood van de kerk, voorafgaande aan de wederkomst, dat de wijze en dwaze maagden samen in slaap gevallen zijn?

Daarnaast had ook de zang een plaats in de dienst des Heeren. In de oudtestamentische eredienst had de zang een grote plaats. De tempeldienst was offerdienst én zangdienst. Op grond van het offer kon er gezongen worden. Daarom is het te begrijpen dat levieten uitnemende zangers waren. Zij moesten helpen bij de offerdienst en bij de tempelzang. Die beide zaken stonden niet los van elkaar. Wie iets mag smaken van het wonder van het offer, die gaat zingen. Wie iets mag proeven van het heilgeheim van de zaligheid in het offer van Christus, die kan er niet van zwijgen. Dan zingen zij in God verblijd, aan Hem gewijd, van 's Heeren wegen.

We lezen in vers 23: "Want er was een gebod des konings van hen, te weten, een zeker onderhoud voor de zangers, van elk dagelijks op zijn dag." Dus de zangers moesten onderhouden worden. Zij moesten verzorgd worden om te kunnen zingen. Zó belangrijk achtte men de zang. Daarin waren de voorsmaken van het eeuwige gezang. De verlosten zullen hierboven geen vreemd lied zingen. Zij hebben de eerste tonen van het lied van de eeuwige aanbidding hier in dit leven al geleerd.

Verschillende diensten

We lezen in vers 16 dat er levieten waren voor "het buitenwerk van het huis Gods". Ook de uitwendige belangen van de kerk moeten de aandacht hebben. Daarnaast deden de priesters "het werk in het huis" (vers 12). Weer een ander begon de dankzegging in het gebed: "En Matthanja, de zoon van Micha, de zoon van Zabdi, de zoon van Asaf, was het hoofd, die de dankzegging begon in het gebed." (vers 17). In het rechte gebed kan ook de dankzegging niet ontbreken. "Dankzegging is nodig in het gebed, zij moet ermee samengaan; dankzegging voor vroegere goedertierenheden is een gepaste inleiding tot het smeken om verdere zegeningen" (Matthew Henry).

Ook de tempelslaven ontbraken niet. Zij werden nethinim (letterlijk wil het woord zeggen "gegevenen") genoemd, dat wil zeggen mensen die tijdens krijgstochten werden meegevoerd en aan de tempel werden gegeven. Zo vinden we in dit hoofdstuk een hele opsomming van de inwoners, die zich in Jeruzalem vestigden. Ieder had daar een plaats om de Heere te dienen. Het is een beeld van het volk dat Jeruzalem liefheeft. Horen wij daar ook bij? Ieder van Gods kinderen heeft zijn eigen plaats en zijn eigen taak. Er zijn er die een vooraanstaande plaats hebben in het Koninkrijk Gods. Er zijn ook de stillen in den lande. Er zijn er die gemakkelijk spreken over de dienst des Heeren. Er zijn er ook die niet op de voorgrond treden, maar in het verborgene een biddend leven mogen kennen. Zo vullen ze elkaar aan. Maar samen vormen zij het volk dat Jeruzalem liefheeft. En straks zullen ze de Heere volmaakt dienen in Zijn heilige tempel, in het nieuwe Jeruzalem hierboven. Jeruzalem, dat ik bemin, Wij treden uwe poorten in; Daar staan, o Godsstad, onze voeten.

(wordt vervolgd)

Zeist, ds J. J. van Eckeveld

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 2003

De Saambinder | 16 Pagina's

Liefde voor Jeruzalem

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 2003

De Saambinder | 16 Pagina's