Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De inwijding van de muur om Jeruzalem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De inwijding van de muur om Jeruzalem

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijbelstudies

Nehemia 12

(2)

Kerk en politiek samen

Na de lijsten met de namen van priesters en levieten in de eerste 25 verzen van dit hoofdstuk lezen we in vers 26: "Dezen waren in de dagen van Jojakim, de zoon van Jesua, de zoon van Jozadak, en in de dagen van Nehemia, de landvoogd, en van de priester Ezra, de schriftgeleerde." Dit 26^ vers is een soort onderschrift, waaruit blijkt dat de laatste lijst met hoofden van de levieten is vastgesteld in de dagen van Nehemia en

Ezra. Die twee namen komen we hier dus weer tegen. Nehemia wordt zelfs vóór Ezra genoemd. Samen hebben zij het volk geleid tot de dienst des Heeren. Nehemia zouden we kunnen zien als de politieke leider en Ezra als de kerkelijke leider van Israël. Politiek en kerk gingen hier samen in de weg des Heeren. Zo vinden we het ook in artikel 36 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Zowel in de politiek als in de kerk zijn we onderworpen aan het Woord des Heeren. Kerk en politiek hebben elk hun eigen terrein, maar dan toch elk onder het gezag van Gods Woord. Zo was het in Jeruzalem. Zo zou het moeten zijn in Nederland. En het is er zo ver vandaan. Onze overheid rekent niet met God en Zijn Woord, zoals dat zou moeten. En de kerk ziet men als privé terrein. Dan mag het wel onze bede zijn of de Heere ons wil terugbrengen tot Hem, de God van onze vaderen. Hier in Jeruzalem bogen zowel kerk als politiek onder Gods Woord. Dat moet ons ten voorbeeld zijn.

Een roep om de grote Hogepriester

Nehemia en Ezra, politiek en kerk, hebben samen geijverd voor een zuiver priesterschap. Dat is de boodschap van de priesterlij sten aan het begin van dit hoofdstuk. In die ijver voor een zuiver priesterschap klonk de roep door om de komst van de grote Priester, Jezus Christus. Heel de Oudtestamentische priesterdienst was één heenwijzing naar de komende Priester Christus, was één roep om Hem. In Jeruzalem besliste de afstamming, het priesterlijk bloed, over de zuiverheid van het priesterschap. Maar de oudtestamentische priesters waren in zichzelf niet zuiver. Integendeel, in zichzelf waren zij Adamskinderen, zondaren die voor God niet konden bestaan. Bij Jezus echter gold, dat Zijn priesterhart zuiver was en zonder zonde. Daarom kan Hij de grote Hogepriester der verzoening zijn. "Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden." (Hebr.7:26).

Reiniging nodig

Voor de inwijding van de muur om Jeruzalem moest nu al dit volk aantreden. Levieten en zangers uit de omliggende dorpen werden ervoor opgeroepen. "In de inwijding nu van Jeruzalems muur, zochten zij de levieten uit al hun plaatsen, dat zij hen te Jeruzalem brachten, om de inwijding te doen met vreugde, en met dankzeggingen, en met gezang, cimbalen, luiten, en met harpen. Alzo werden de kinderen der zangers verzameld, zo uit het vlakke veld rondom Jeruzalem, als uit de dorpen van de Netofathieten" (vers 27 en 28). Het eerste wat nu gebeuren moest was de reiniging. "En de priesters en levieten reinigden zichzelven; daarna reinigden zij het volk, en de poorten. en de muur" (vers 30).

Bij dat alles is het opvallend dat Nehemia op de achtergrond bleef. Nee, Nehemia was niet als Nebukadnezar, die zich erop beroemde, dat hij die grote stad gebouwd had. Hij beroemde zich er niet op dat hij die muur gebouwd had. Steeds weer blijkt het dat Nehemia met ootmoed was bekleed. En ootmoed is een wezenskenmerk van genade. Toch merken we hier tussen de regels door dat Nehemia wel de leiding had bij de inwijding van de muur. Met name blijkt dat uit het 31^ vers, waar we lezen dat Nehemia de vorsten deed opgaan op de muur en dat hij de dankkoren opstelde.

Vóór dat alles echter reinigden de priesters en levieten zichzelf, daarna werd het volk gereinigd en daarna de poorten en de muur. Welke prediking ging daarvan uit? De prediking dat wij in Gods ogen rein moeten zijn. De Heere is immers zo rein van ogen dat Hij het kwade niet kan zien. De priesters en levieten waren onrein. Het volk was onrein. Het werk aan de poorten en de muren was vol zonde geweest. Daarom was die reiniging zo nodig. Reiniging volgens de voorschriften die de Heere Zelf aan Israël gegeven had.

En wij?

Met ons is het niet anders. Al het onze is onrein. Dat geldt het ambtelijke. Dat geldt niet minder het persoonlijke. Hebt u uw onreinheid al leren zien? Daar brengt de Heere allen die Hem vrezen. Dan gaan we roepen: Onrein! Onrein! We lezen in Gods Woord dat een melaatse dat roepen moest, als hij iemand tegenkwam. Bent u zo al voor God gekomen? Dan leren we ons kennen als melaats, onrein van het hoofd tot de voeten toe. Jesaja kende zich als een man, onrein van lippen. En de Heere is de Heilige, de volmaakt Reine. Hoe zal zo'n onreine dan ooit voor God kunnen bestaan? Hoe zal zo'n onreine ooit rein kunnen zijn in Gods ogen? Kunnen we onszelf reinigen? "Zal ook een moorman zijn huid veranderen? Of een luipaard zijn vlekken? Zo zult gij lieden ook kunnen goed doen, die geleerd zijt kwaad te doen" (Jer. 13:23). Zomin een moorman zijn huid veranderen kan en een luipaard zijn vlekken, zomin kunnen wij ons reinigen van onze onreinheid door de zonde. Hoe zal het dan ooit goed komen?

We zagen al, dat hier in Jeruzalem alles riep om de komst van die grote en zuivere Priester, Jezus Christus. Er is reiniging alleen in Christus. Hij stortte Zijn dierbaar bloed tot reiniging van onreine zondaren. Dat bloed reinigt van alle zonden. Buiten Christus blijven we onrein in Gods heilige ogen. Door de werken der Wet zullen we ons niet kunnen reinigen. Maar voor die gezegende Zaligmaker kunnen we nooit te onrein zijn, nooit te slecht, nooit te ellendig. Dat is de grote boodschap van het Evangelie. Is die Jezus ons al dierbaar geworden? Als we onze onreinheid niet hebben leren kennen en onze onmogelijkheid om onszelf te reinigen, dan zal Hij ons niet dierbaar worden. "En niemand kende ooit veel van de dierbaarheid van Christus, wiens ziel in de gewaarwording niet een puinhoop was en waar het eigen ik niet omver gestoten is geworden" (J.C.Philpot). O, als dan in die ziel het licht valt van het Evangelie, wat gaat er dan een ruimte open. Een ruimte, waar geen ruimte meer was, omdat Jezus' bloed reinigt van alle zonde. De Heere geve ons geen rust voor we in Christus gevonden mochten worden en het mochten verstaan: nu heb ik voor al mijn zonden een Middelaar gevonden. Dan alleen, maar dan ook zeker zijn we rein in Gods ogen.

(wordt vervolgd)

Zeist,

ds. J.J.van Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 2004

De Saambinder | 12 Pagina's

De inwijding van de muur om Jeruzalem

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 2004

De Saambinder | 12 Pagina's