Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een drama

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een drama

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 mei 2004

Deze week is het zover. Het is de bedoeling dat op zaterdag 1 mei drie kerken opgaan in de Protestantse Kerk in Nederland. Dan houden de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk op te bestaan. Daarmee komt een proces van ruim veertig jaar tot een einde. Het proces begon in 1961, toen achttien hervormde en gereformeerde predikanten verklaarden dat de gescheidenheid van de hervormde en gereformeerde kerken niet langer geduld kon worden. Een jaar later woonden ongeveer 4500 kerkleden in de Utrechtse Jaarbeurs het eerste landelijke congres van deze 'Achttien' bij. Wat de luthersen betreft: in 1952 waren de Hersteld Evangelisch Lutherse Kerk en de Evangelisch Lutherse Kerk al herenigd, met als basis de onveranderde Augsburgse Confessie en de lutherse catechismus. In 1973 werd de eerste gecombineerde vergadering van de hervormde en de gereformeerde synode belegd in Utrecht. Het proces kwam onstuitbaar op gang. En naarmate het op gang kwam, groeide de verontrusting onder hen die men ging aanduiden als 'bezwaarden'.

Bezwaren tegen de PKN

Deze bezwaarden bevinden zich vooral binnen de hervormd gereformeerde vleugel van de Nederlandse Hervormde Kerk. In veel mindere mate zijn ze te vinden binnen de Gereformeerde Kerken en ze ontbreken nagenoeg bij de luthersen. Waartegen richten de bezwaren zich? Ze zijn van verschillende aard en van verschillend gewicht. Om er enkele te noemen: het weegt vele hervormden heel zwaar dat er nu een einde zal komen aan het bestaan van de Nederlandse Hervormde Kerk. Sommigen menen wel dat de NHK zich gewoon 'voort zal zetten' binnen de PKN, maar anderen zijn van oordeel dat de hervormde kerk op 1 mei gewoon zal ophouden te bestaan. Men ziet deze kerk, waarin men veelal geboren en getogen is, als de 'planting Gods' in ons land en als de voortzetting van kerk der hervorming. Men spreekt niet zelden van het verbond dat God met de hervormde kerk zou hebben.

Een tweede bezwaar richt zich tegen de grondslag van de nieuwe Protestantse Kerk in Nederland. Haar Kerkorde vermeldt in artikel 1: 'De Protestantse Kerk in Nederland is overeenkomstig haar belijden gestalte van de ene heilige apostolische en katholieke of algemene christelijke Kerk die zich, delend in de aan Israël geschonken verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van GoJ.'Dan volgt er in artikel 4: 'Het belijden van de kerk geschiedt in gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht, zoals die is verwoord in de Apostolische geloofsbelijdenis, de geloofsbelijdenis van Nicea en de geloofsbelijdenis van Athanasius - waardoor de kerk zich verbonden weet met de algemene christelijke Kerk - , in de Onveranderde Augsburgse confessie en de catechismus van Luther - waardoor de kerk zich verbonden weet met de lutherse traditie - , in de catechismus van Heidelberg, de catechismus van Geneve en de Nederlandse geloofsbelijdenis met de Dordtse leerregels - waardoor de kerk zich verbonden weet met de gereformeerde traditie.' Dan komt één van de grote pijnpunten, namelijk artikel 5: 'De kerk erkent de betekenis van de theologische verklaring van Barmen voor het belijden in het heden. De kerk erkent met de Konkordie van Leuenberg dat de lutherse en gereformeerde tradities door een gemeenschappelijk verstaan van het Evangelie bijeenkomen.''

Dit alles betekent natuurlijk een niet geringe uitbreiding van de vroegere grondslag van de kerk. Eeuwenlang heeft de kerk der reformatie in ons land de drie algemene belijdenisgeschriften (de Twaalf Artikelen, Nicea en Athanasius) aanvaard en vooral ook de drie Formulieren van Enigheid tot haar grondslag gerekend. De pijn zou nog beperkt zijn gebleven als van lutherse zijde alleen de Augsburgse Confessie zou

zijn ingedragen, hoewel de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze uit 1530 stammende ongewijzigde belijdenis minder schriftuurlijk over het Heilig Avondmaal spreekt dan de gewijzigde Augsburgse Belijdenis van 1540. Maar de pijn zit vooral in de Barmer Verklaring en de Konkordie van Leuenberg. In het Reformatorisch Dagblad van 23 maart 2004 schreef dr. F. de Vries dat in de Barmer Thesen een rechtvaardigingsleer wordt beleden die niet is naar de Schrift, ook niet naar de gereformeerde belijdenisgeschriften en zelfs niet naar de orthodox lutherse. De Leuenberger Konkordie ademt volgens hem een geest die kritisch staat ten opzichte van de Heilige Schrift.

Een droeve tweespalt

Bij deze twee pijnpunten (het verdwijnen van de hervormde kerk en de bedenkelijke inbreng van de lutherse belijdenisgeschriften) zijn er nog andere. Met name onderdelen van de nieuwe kerkorde roepen veel verzet op. Helaas heeft zich nu de laatste tijd onder de bezwaarden een steeds scherper wordende tweespalt ontwikkeld. Sommigen willen - zij het schoorvoetend en met grote tegenzin - wél meegaan in de PKN, anderen willen dit onder geen voorwaarde. Die tweespalt heeft zodanige vormen aangenomen dat er scheuringen zijn komen te lopen door gemeenten, door kerkenraden, door families, door gezinnen, door huwelijken... De één verwijt de ander 'ontrouw aan Gods verbond' en 'aan een zieke moeder' (waar hoorden we dat eerder? ), een ander verwijt zijn naaste 'afscheidingsdenken'. Mensen die tot dusver in vrede optrokken, groeten elkaar niet meer. Predikanten die wat de prediking betreft elkaar verstonden, staan nu door een verschillend kerkelijk standpunt als kemphanen tegenover elkaar. Kortom: het is een drama geworden.

We kunnen niet anders dan deze dingen met verdriet signaleren. Elke vorm van leedvermaak moeten we verafschuwen. Wie zou niet wenen? We hebben als Gereformeerde Gemeenten ook niet de minste reden om op deze dingen wat meewarig neer te zien, zoals men soms bij een ruzie tussen buren doet, waarbij men zich ietwat gegeneerd hoofdschuddend van het gekrakeel afwendt.

Want welk kerkverband zou in ons land de hand in eigen boezem kunnen steken zonder hem er melaats uit te halen? We weten dat God onder de hervormd gereformeerde beweging vanouds Zijn knechten en Zijn kinderen heeft gehad. Hun kerkelijk standpunt was een ander dan het onze, dat is waar. Er vielen over dat verschillend kerkelijk standpunt wel eens harde woorden, dat is ook waar. Ik zal niet licht de briefkaart vergeten die ik eens van een hervormd predikant ontving met daarop de simpele boodschap: 'Weet dat de afscheiding van God vervloekt is!' Daar kun je het dan mee doen. Maar of het zo moet?

De wijze waarop sommige hervormden soms over de 'vaderlandse kerk' konden spreken, alsof die vaderlandse kerk samenviel met hun kerkverband en alsof God een bijzonder verbond met die kerk zou hebben, beviel ons niet, ook dat is waar. Wij waren en zijn van mening dat er in ons land nog wel een 'vaderlandse kerk' bestaat, maar dat we die niet per definitie moeten zoeken in eeuwenoude gebouwen en achter mooie gebrandschilderde ramen. Wij zoeken die kerk daar, waar de leer van de vaderen wordt verkondigd, de tucht van de vaderen wordt gehandhaafd en de dienst van de vaderen wordt betracht. En zeker: we geloven dat die kerk plaatselijk óók binnen de hervormde kerk werd gevonden - maar daar niet alléén! Niettemin... wat zich nu binnen de hervormd gereformeerde kring afspeelt, doet ons leed. Dat menen wij. Want om deze dingen wordt Gods Naam opnieuw gelasterd, worden vele jonge mensen tegen de kerk en tegen de dienst des Heeren verbitterd, worden lange en diepe vriendschappen - ook tussen Gods kinderen! - verwoest. En wie zou om zo'n drama niet wenen?

Wat zou ik doen?

Niemand die als 'buitenstaander' deze dingen op zich laat inwerken, ontkomt aan de vraag: Wat zou ik doen in deze situatie? Die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Degenen die 'meegaan', plegen te wijzen op het feit dat er principieel toch niet zoveel verandert in de PKN. Sommigen menen zelfs dat er in de nieuwe kerk méér ruimte zal zijn voor het uitkomen voor de gereformeerde belijdenis dan in de oude NHK. We waren, zo zeggen zij, toch al vele jaren gewend in een kerk te staan die dodelijk ziek was? Ik weet niet of dit argument wel hout snijdt. Het is waar: ook de tot dusver van kracht zijnde hervormde kerkorde liet in de ogen van de hervormd gereformeerden veel te wensen over. Het was een bittere teleurstelling dat destijds (in 1951) het voorstel van een aantal classes om te komen tot een strakkere binding aan de belijdenisgeschriften het niet haalde. Het voorstel was om in het befaamde artikel X van de kerkorde op te nemen dat de kerk belijdenis doet 'in gemeenschap en overeenstemming met de belijdenis der vaderen'. De door mij gecursiveerde woorden haalden het niet. Het bleef bij het vage: 'in gemeenschap met de belijdenis der vaderen'. Maar of het juist is te stellen dat er principieel niet zoveel verandert? Van de Barmer Thesen en de Leuenberger Konkordie was in 1951 geen sprake, nu wel. Wel is waar dat deze laatste geschriften niet op eenzelfde wijze in de grondslag van de PKN zullen functioneren als de drie Formulieren van Enigheid. Zie de door mij hierboven geciteerde artikelen 4 en 5 van de nieuwe kerkorde. Maar zowel het onderscheid tussen als ook de aard van het gezag van de verschillende belijdenisgeschriften blijft mijns inziens wazig. Daarom vraag ik me werkelijk af of er principieel niet zoveel verandert.

Gehoorzaamheid?

Degenen die - met hoeveel bezwaren overigens - 'meegaan' in de PKN, wijzen er de laatste tijd ook nogal eens op dat de synode dit besluit nu eenmaal heeft genomen en dat het vijfde gebod van de Wet des Heeren van ons vraagt gehoorzaam te zijn aan allen die over ons gesteld zijn, wat in het kerkelijk leven ook ziet op de meerdere vergaderingen. Dit argument doet wat wonderlijk aan. Juist onder de bezwaarden waren de grieven tegen de synodale handelingen de laatste decennia groot. Zeker vraagt God in het vijfde gebod van ons eer, liefde en trouw te bewijzen aan allen die over ons gesteld zijn, maar Zondag 39 spreekt niet voor niets van een onderwerping met behoorlijke gehoorzaamheid aan hun goede leer en straf. Het 'men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen' geeft toch ook een grens aan in het vijfde gebod? Wat zou ik doen in deze situatie? Dat heb ik me de laatste tijd vaak afgevraagd. Ik denk dat ik me vooral verscheurd zou voelen van ellende om de breuk van de kerk waarin ik was geboren en getogen. Verder wil ik eerlijk zeggen dat het standpunt van degenen die niet meegaan mij sympathieker voorkomt dan dat van degenen die dat wel zullen doen. Maar laten we maar voorzichtig zijn in ons oordeel. Mij dunkt dat men daar ook niet zoveel behoefte heeft aan stuurlui die aan wal allerlei raadgevingen roepen en meningen ten beste geven. Men heeft ons gebed nodig.

Wederkeer?

Nog één vraag. Er zal straks veel gaan veranderen op de kaart van kerkelijk Nederland, naar het zich laat aanzien. Zal er misschien een 'nieuwe' hervormde kerk ontstaan naast de PKN, een kerk die pretendeert de 'oude' hervormde kerk te zijn? Komen er dan twee groeperingen die 'hervormd' zeggen te zijn, één binnen en één buiten de PKN? Niemand kan dat op dit moment zeggen. De druk op degenen die te kennen hebben gegeven niet mee te gaan, wordt steeds groter. Er dreigt nu een bittere strijd te ontstaan om de kerkelijke goederen, zoals dat ook in de dagen van de Afscheiding (1834) en de Doleantie (1886) is gebeurd. Iemand stelde de vraag: Als er nu weer een schriftgetrouwe en gereformeerde hervormde kerk zou ontstaan, zou het dan geen zaak zijn ons als Gereformeerde Gemeenten af te vragen of de tijd gekomen is verbinding met die nieuwe kerk te zoeken? Staat er niet in de Acte van Afscheiding of Wederkeering van 1834 dat men geen gemeenschap meer wilde hebben met de Nederlandse Hervormde Kerk, tot dat deze terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren? Die vraag zal hoogstwaarschijnlijk in de nabije toekomst nog wel vaker gesteld worden. Nu zou ik niet graag voor mijn beurt willen praten: een antwoord op die vraag moet namelijk door onze kerkelijke vergaderingen worden gegeven en niet door de redacteur van een kerkelijk blad. Toch lijkt de vraag mij belangrijk genoeg om ook in ons blad onder ogen te zien. Vooralsnog lijkt het mij niet mogelijk op de vraag zonder meer een positief antwoord te geven. In een volgend artikel, D.V. over enkele weken, willen we proberen uiteen te zetten waarom niet.

Capelle aan den IJssel,

ds. A. Moerkerken

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 april 2004

De Saambinder | 12 Pagina's

Een drama

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 april 2004

De Saambinder | 12 Pagina's