Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nieuwe wijn in nieuwe zakken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe wijn in nieuwe zakken

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(slot)

De bruiloftskinderen

Daar staan ze dan, dat groepje verweesde en bedroefde discipelen van Johannes de Doper. Hun meester is gevangen en zit ergens in de buurt van de Dode Zee opgesloten. Ontzaglijk diepe indruk heeft zijn prediking op hun zielen gemaakt. Gods gericht is aanstaande! Zij hebben bekering nodig! De bijl van Gods oordeel ligt aan de wortel van hun levensboom! Is het een wonder dat zij maar weinig kunnen begrijpen van de discipelen van Jezus, die zo rustig en verblijd aan kunnen zitten aan een rijk voorziene tafel in het huis van de tollenaar Levi, samen met een hele groep openbare zondaren nog wel! Men ziet die mannen zo maar denken: o, verstaan die jongeren van Jezus dan niets van de ernst van de tijd? Waarom vasten zij helemaal niet?

We hebben vorige week al gezien dat dit niet waar is. De discipelen van Jezus hadden óók wel tijden waarin zij vastten - alleen, dat zag niemand. Zij deden dat naar het woord van hun Meester in het verborgen. Toch is dat niet de inhoud van het antwoord van de Zaligmaker. Hij geeft de discipelen van Johannes een heel andere boodschap: 'Kunnen ook de bniiloftskinderen treuren, zolang de Bruidegom bij hen is? ' De bruiloftskinderen... wat betekent dat woord? Letterlijk staat er: de zonen van het bruidsvertrek. Niet bedoeld worden hier de bruiloftsgasten. We moeten ook niet denken aan de 'vriend van de bruidegom', die de bruid naar de bruidegom moest leiden. Het gaat hier om een groepje vrienden van de bruidegom. Zij hadden tot taak alles goed te doen verlopen op de bruiloft. Zij staan dus in een nauwere betrekking tot de bruidegom dan de gewone gasten. Men zou ze een beetje kunnen vergelijken met wat wij vandaag een ceremoniemeester noemen. Nu: men kan zich toch geen ceremoniemeester voorstellen die met een bedrukt gezicht rondloopt op de bruiloft van zijn vriend? In elk geval zal hij toch zolang de bruiloft duurt niet treurig willen zijn! Nu komt de vraag: wie bedoelt de Heere Jezus met dit beeld? Wie zijn dan die 'zonen van het bruidsvertrek', die bruiloftskinderen? Zie, daar staan ze, dicht bij Hem: Zijn discipelen. Bezie hen eens goed! Wat een gelukkige mensen zijn dat! Er ligt op hun gelaat een vreugde waar de wereld geen weet van heeft. Er is iets van een innerlijke rust in hun ziel, die ze vroeger nooit hebben gekend. Waar komt die vreugde, waar komt die rust vandaan? Wel, heel eenvoudig: de Bruidegom is bij hen! Zij verkeren in Jezus' nabijheid. Ze mogen dagelijks Zijn woorden indrinken. Zijn tekenen zien, Zijn nabijheid ervaren. Wie zou dan toch ooit kunnen vasten en treuren?

Het grote verschil

We willen vragen: wat is nu het grote verschil tussen die discipelen van Johannes en de discipelen van Jezus? Laten het zo eens mogen zeggen: de laatsten hebben een 'tiende ure' leren kennen. Ook zij wisten wat het is onder de last van Gods gericht te verkeren. We lezen van twee van hen, Johannes en Andreas, dat zij zelf onder de discipelen van Johannes waren. Maar aan dat discipelschap was een einde gekomen, toen zij door de prediking van hun meester oog hadden gekregen voor het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt. Zij hadden hun meester Johannes verlaten en waren Jezus gevolgd. Zij hadden gezien waar Hij woonde... en het was omtrent de tiende ure, schrijft de oude apostel Johannes vele jaren later.

Toen was er een heel andere tijd in hun leven aangebroken. Wat was dat een goede tijd! Elke dag mochten ze verkeren in de nabijheid van Jezus Zijn wonderen zien. Zijn woorden indrinken. Zij meenden misschien dat er aan die tijd nooit een einde zou komen... Met één woord: zij waren bruiloftskinderen geworden! Er is wel bijna geen woord te bedenken dat zó geschikt is om het geluk van Gods kinderen aan te duiden. Sommigen denken dat Gods volk - nu ja, straks wel eeuwig gelukkig zal zijn bij het beërven van de zaligheid - maar hier in dit leven er toch maar donker door moet. Laat één ding duidelijk zijn: er is niemand zo gelukkig als een kind des Heeren. Dat heeft Christus met het woord bruiloftskinderen willen zeggen. Een andere vraag is of die tijd van de eerste liefde, van het genieten van 's Heeren nabijheid en tegenwoordigheid altijd zou duren. De discipelen meenden wellicht van wel. Maar daarin vergisten zij zich!

De Bruidegom weggenomen

Hoor hoe de Heere zegt: 'Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten...'. Wat bedoelt Christus hier? Natuurlijk komt aan elke bruiloft een eind. Dat wisten de discipelen ook wel. Er komt een ogenblik waarop de bruidegom weggaat. Dan is de bruiloft voorbij. Maar dat bedoelt Christus niet! Hij zegt dat Hij, de Bruidegom, van Zijn jongeren zal weggenomen worden. Weggerukt, staat er eigenlijk. Het zal zijn als wanneer een bruiloft in volle gang is - en plotseling verschijnen er ruwe overvallers die in een enkel ogenblik tijd de bruidegom meeslepen. Daar blijven de bruilofstgasten verbijsterd en verslagen achter: de bruidegom is weggenomen!

Het is glashelder wat Christus hiermee bedoelt. Eigenlijk vormen deze woorden al een lijdensaankondiging. Nee, de Heere bedoeh niet de tijd van Zijn hemelvaart! Dan zal de Bruidegom inderdaad weggaan. Maar dan zal Hij de bruiloftskinderen niet bedroefd achterlaten! Dan zullen zij wederkeren met grote blijdschap en allen tijd in de tempel zijn, lovende en dankende God (Luk. 24:53). Maar weggaan is iets heel anders als weggenomen worden. Dat laatste ziet hier op wat gebeurde op de Goede Vrijdag. O, wat waren de discipelen toen toch verward, verbijsterd en verslagen! Hun Bruidegom was werkelijk van hen weggerukt. Op donderdagavond hadden zij nog met Hem aangezeten in de opperzaal aan de Avondmaalstafel - en op vrijdagavond stond een handvol verslagen jongeren bij Zijn donkere graf. Hoe aangrijpend werd toen het woord van Christus vervuld: dan zullen zij vasten... Het kost ons geen moeite in deze dingen de leiding te herkennen die God doorgaans met Zijn kinderen houdt, alle eeuwen door. De gang van de discipelen wordt ook hun gang, wanneer de Heere het aangename leven van de eerste, tere tijd wegneemt door de eis van Zijn ontzaglijk en heilig recht te binden op hun harten. Ook vandaag kennen Gods kinderen de zoete en goede tijd van de bruiloftskinderen - maar daar komt soms zo onverwacht een einde aan. Dan gaat het met alles de dood in! En in dit verband spreekt Christus nu de beide korte gelijkenisssen - laten we ze zo maar noe­ men — uit van de klederen en de wijnzakken.

Klederen en wijnzakken

Voor Christus' hoorders zal het beeld ongetwijfeld onmiddellijk duidelijk zijn geweest. Voor ons misschien niet. 'Ook zet niemand een lap ongevold laken op een oud kleed; want deszelfs aangezette lap scheurt af van het kleed en er wordt een ergere scheur...'. Daar is een oud kleed. De Heere bedoelt geen vloerkleed, maar een kledingstuk, wij zouden zeggen een jas. Dat kleed is oud, aan weer en wind jarenlang blootgesteld. In de oude jas is een scheur gekomen. Wie nu zou proberen die scheur te dichten door een nieuw stukje stofte naaien op de oude jas, zou bedrogen uitkomen. De nieuwe stof gaat onder invloed van vocht en warmte krimpen... en trekt een veel grotere scheur in het oude kleed dan er aanvankelijk was!

Dan gebruikt de Heere een tweede beeld. Stel: daar zijn een paar oude lederen zakken. Oorspronkelijk dierenhuiden, die men had dichtgenaaid en gebruikte als reservoirs voor de wijn die men meenam op reis. Die oude zakken zijn verweerd en door de tijd hard geworden. Ze kunnen niet meer krimpen, maar ook niet meer uitzetten. Nu doet iemand daar nieuwe wijn in. De wijn is nog volop in beweging en gist. Wat gebeurt nu met die oude zakken? Die hebben geen elasticiteit meer en door de kraclit van de uitzettende wijn bersten ze. De dwaze man die dit gedaan heeft, is zowel de wijn als de zakken kwijt... Hij had verstandig moeten zijn en zijn nieuwe wijn in nieuwe zakken moeten doen. Dan waren die zakken wel wat uitgerekt, maar niet gescheurd en de eigenaar zou zijn zakken én zijn wijn behouden hebben. Daar hebt u het beeld.

Oud en nieuw niet vermengen

Maar al was het beeld dan voor Jezus' hoorders duidelijk, dat wil nog niet zeggen dat zij de betekenis van Zijn woorden ook verstonden. Wat wil de Heere met deze gelijkenissen van klederen en wijnzakken nu zeggen? Hij wil er de discipelen van Johannes mee leren dat men oud en nieuw niet vermengen mag. Zij leefden nog als het ware in de oude bedeling. Hun meester Johannes stond op de grensscheiding van oud en nieuw. Van al degenen die onder de oude bedeling waren geboren uit een vrouw, was hij ongetwijfeld de grootste: niemand immers had zóveel van Christus gezien als hij. Maar de kleinste in het Koninkrijk der hemelen - dat wil zeggen de allerminste van Gods kinderen in de nieuwe bedeling - was meer dan Johannes. De kleinste der discipelen van Jezus zou verder zien dan Johannes ooit had mogen doen. Nu leefden Johannes' discipelen nog in feite in de oude bedeling. Zij leefden ook nog met de oude ceremoniën, waartoe ook het strenge vasten behoorde. Zij verweten de discipelen van Jezus min of meer dat zij het vasten verwaarloosden en begrepen niets van de vreugde die als het ware van hen afstraalde - omdat hun Bruidegom bij hen was! Christus wil zu zeggen dat men Zijn discipelen die het zó goed hadden in Zijn tegenwoordigheid, niet moest willen dwingen in het keurslijf van de oude ceremoniën. Zou men dat willen doen, dan zou zowel van het vasten als van de blijdschap niets meer terecht komen.

Deze woorden bevatten een les voor Johannes' discipelen, maar ook voor ons. Het genadeleven heeft zijn opwas en zijn standen. Niemand verlange van een ongelukkig mens die naar God bedroefd is en onder het gewicht van zijn hemelhoge schuld loopt te zuchten, dat hij vrolijk is. Hij vast immers! Maar niemand mag ook van een kind des Heeren dat delen mag in de eerste liefde, eisen dat hij beseffen zou dat dat allemaal weer voorbij kan gaan en dat hij daarom maar beter treuren kan... Zo is ook dit woord van Christus een wijs woord, waarin Hij er blijk van geeft - zoals de aartsvader Jakob weleer - Zich te voegen naar de gang van Zijn kinderen.

Capelle aan den IJssel, ds. A. Moerkerken

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 2005

De Saambinder | 16 Pagina's

Nieuwe wijn in nieuwe zakken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 2005

De Saambinder | 16 Pagina's