Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hagar in de woestijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hagar in de woestijn

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

Genesis 16: 6-16

De weg terug voor weglopers

De Engel des Heeren, de oudtestamentische openbaringsvorm van Christus, vond Hagar als een wegloopster in de woestijn. Hij zocht haar en Hij vond haar aan de waterfontein op de weg naar Sur.

Vandaaruit ging men naar Egypte. We zagen dat Hagar ons hier getekend wordt als een wegloopster, weggelopen bij haar meesteres Sarai vandaan. Wij allen zijn weglopers. Weggelopen uit het Paradijs, uit Gods gemeenschap. We hebben daarom het rechtvaardig oordeel Gods verdiend. Dat leert de Heere wel op de school van Zijn Geest. Maar eeuwig wonder, dat er nog een weg terug is. Die weg was er voor Hagar. Die weg is er ook voor u, hoe uw leven ook verzondigd is. Hoe is dat mogelijk? Wel, die weg is gebaand door die Engel des Heeren, door Christus. Hij ging de weg uit het Vaderhuis naar de woestijn van dit leven. Hij ging de weg naar het kruis van Golgotha, naar de diepten van de verschrikkingen van de hel. Maar zo heeft Hij de weg gebaand voor weglopers, de weg terug naar het huis van de Vader. De weg terug is de weg van vernedering, de weg van het prijsgeven van zichzelf. De weg van vernedering is de beste weg. Wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden, zo heeft Christus Zelf gesproken. De Heere gaat met Zijn kinderen altijd de laagste weg. Maar op die weg valt het bij Hem zo mee. De Heere brengt Zijn kinderen in de diepte, laag bij de grond. Het is een weg tegen vlees en bloed, want wij willen altijd de hoogte in. Ook voor Hagar was de weg terug, de weg van vernedering, de weg door de laagte. De Heere had gesproken: "Keer weder tot uw vrouwe, en verneder u onder haar handen" (vers 9). Maar de Engel des Heeren verbond er ook een belofte aan: "Ik zal uw zaad grotelijks vermenigvuldigen, zodat het vanwege de menigte niet zal geteld worden" (vers 10). Als Gods kinderen de weg terug gaan als schuldigen voor God, dan wil de Heere hen ook wel eens wonderlijk bemoedigen met Zijn liefelijke beloften. Nee, Hij is geen land van uiterste duisternis voor die schuldigen, die zoals de verloren zoon terugkeren. Hij doet hen iets ervaren van het bemoedigende licht van Zijn lieve Woord.

Gods belofte

Wat was dus de inhoud van de belofte die Hagar ontving? De Heere beloofde dat Hij haar zaad zeer zou vermenigvuldigen, zodat het niet te tellen zou zijn. Daarin lag opgesloten dat het voor Hagar mee zou vallen als zij de weg zou gaan, terug naar de tent van Abram, terug naar haar meesteres Sarai. Al willen wij de weg terug niet, de Heere doet het op die weg meevallen. Ja, nog meer beloofde de Engel des Heeren haar: "Zie, gij zijt zwanger en zult een zoon baren; en gij zult zijn naam Ismaël noemen, omdat de HEERE uw verdrukking aangehoord heeft" (vers 11). Zij zou dus een zoon krijgen. Een zoon, dat was in het oosten van grote betekenis. Ze zal daarbij ook wel aan Abram gedacht hebben, want Abram zou dus ook een zoon hebben. Daarbij noemde de Engel des Heeren ook de naam, die het kind zou ontvangen. Hier is voor de eerste keer sprake in Gods Woord van een rechtstreekse naamgeving door de Heere Zelf. Dat is toch wel iets bijzonders. De naam Ismaël betekent: God hoort. Heeft Hagar dan geroepen tot de God van Abram? We lezen het niet. Of heeft de Heere haar zuchten bij die fontein gehoord? In ieder geval, de Heere hoort ook die woordenloze zuchten, die tot Hem worden opgezonden. Soms kunnen die zuchters de woorden niet vinden. Maar de Heere hoort dat roepen uit de diepte. De naam Ismaël heeft dezelfde betekenis als de naam Samuel. Bij die naam Samuel zien we het nog duidelijker, dat de Heere hoort. Want hoe had Hanna gebeden tot God, ze had haar ziel leeggegoten voor de Heere, zoals men een kruik leeggiet.

”God hoort”, wat een rijke prediking ligt er dan in die naam Ismaël of Samuel. Dan is het niet tevergeefs in de nood de Heere aan te roepen. Hoort dan het Woord des Heeren: "Roep Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eren" (Psalm 50:15). En Petrus haalde in zijn indrukwekkende pinksterprediking de profeet Joel aan, toen hij het sprak: "En het zal zijn dat een iegelijk die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden" (Hand.2:21). Met zo'n God hebben we te doen. Een God, Die hoort. Denk ook aan Psalm 116: 3:

Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig; De HEER' is groot, genadig en rechtvaardig, En onze God ontfermt Zich op 't gebed.

Was er toch meer geloof, dat de Heere een Hoorder is van het gebed! Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is en een Beloner is van degenen, die Hem zoeken (Hebr. 11:6). Smeek Hem dan om dat geloof. Dat geloof is Zijn gave, die Hij wegschenkt uit genade.

Een woudezel van een mens

Nog meer sprak de Engel des Heeren over het kind dat Hagar ter wereld zou brengen: "En hij zal een woudezel van een mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem; en hij zal wonen voor het aangezicht van al zijn broederen" (vers 12). Ismaël met zijn nakomehngen wordt hier vergeleken bij een wrilde ezel. Wilde ezels waren snelle dieren, sneller dan een paard. Het waren ook ontembare dieren. Zijn broederen zouden het moeten aanzien. In hun nabijheid zouden de Ismaëlieten een zwervend bestaan lijden en men zou hen niet kunnen verdrijven en men zou hen ook niet kunnen inlijven, want er zou voortdurend strijd zijn tussen de Ismaëlieten en de anderen. Vanouds heeft men in de Arabieren de nakomelingen van Ismaël gezien. Geldt het dan niet van de Arabieren wat hier van Ismaël gezegd werd? Een rusteloos, ontembaar en strijdlustig volk. Niemand wordt hen de baas en niemand is in staat hen definitief te overwinnen en te onderwerpen. Maar het aangrijpende is, dat Ismaël hier getekend wordt als een woudezel van een mens, maar niet als een mens Gods. Dus als een vleselijk mens, als een zondig mens. Doet ons dat niet denken aan Lamech en zijn zwaardlied? "En Lamech zeide tot zijn vrouwen Ada en Zilla: Hoort mijn stem, gij vrouwen van Lamech, neemt ter ore mijn rede. Voorwaar, ik sloeg wel een man dood om mijn wonde, en een jongeling om mijn buile; want Kaïn zal zevenvoudig gewroken worden, maar Lamech zeventigmaal zevenmaal" (Gen. 4:23- 24). Dat is de mens die niet buigen wil, voor God niet en voor mensen niet. Maar gelukkig de mens die leert buigen voor God in het erkennen van de schuld. Die zal ervaren dat er bij de Heere genade is en een weg terug.

(wordt vervolgd)

Zeist, ds. J.J. van Eckeveld

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 2006

De Saambinder | 16 Pagina's

Hagar in de woestijn

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 2006

De Saambinder | 16 Pagina's