Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Maatschappelijk betrokkenheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Maatschappelijk betrokkenheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een van de bezwaren in bevindelijk gereformeerde kring tegen de kuyperiaanse emancipatiebeweging van een eeuw geleden betrof het activistische karakter ervan. Kuyper was er inderdaad in geslaagd omvangrijke krachten te mobiliseren voor zijn sociale en politieke acties. Vanwege zijn leer van de veronderstelde wedergeboorte hoefde een kerkmens zich niet meer zo druk te maken over de vraag naar de toe-eigening van het heil. Keer op keer hield hij zijn volgelingen voor dat zij in deze wereld moesten strijden voor de eer van God op alle levensterreinen.

Verwachtte men het daar echter niet al te zeer van eigen kunnen en eigen rusteloos bezig zijn? Moest daarentegen niet onze hoop en verwachting op God zijn, waarbij we dienden te berusten in Zijn wijs beleid? Volgens ds. G.H. Kersten was het bij de kuyperianen een geloof zonder zielsbevinding. "En daarom zingt en jubelt en dankt men op een wijze waar Gods volk niet bij kan en wij saam onder het beslag van Gods Woord niet mede kunnen".

Toch was er bij hem niet alleen verzet tegen het kuyperiaanse activisme, maar ook tegen de passiviteit die hij vaak in eigen kring aantrof. Met name in de beginjaren van de SGP en bij de oprichting van eigen scholen moest hij daartegen voortdurend in het geweer komen. Militante taal schuwde hij daarbij niet. „Eruit mannen! 't Zwaard aan uw zijde! Zoo mag het niet langer". Het feit dat we het alles van Boven moesten verwachten, mocht er niet toe leiden dat men in de kring van de Gereformeerde Gemeenten geen gebruik maakte van de mogelijkheden die ons van Godswege nog gegeven waren.

Daarmee ging ds. Kersten een andere weg dan bijvoorbeeld de oud gereformeerden destijds gingen. Daar verzetten velen {al gold dat niet van een man als ds. L. Boone) zich tegen het optreden van de SGP. Politiek was een wereldse zaak en bovendien had Nederland een liberale grondwet. Een van God geroepen predikant had toch wel beter werk te doen dan zijn kostbare tijd daaraan te besteden. Voor zover men z'n kinderen al niet naar een openbare school stuurde, zag men in ieder geval geen noodzaak om eigen scholen te beginnen. Als God ze zou willen bekeren, had Hij daar de school met de Bijbel niet voor nodig. Die benadering was trouwens in de eerste decennia van de vorige eeuw ook duidelijk aanwezig in de Gereformeerde Gemeenten.

Twee uitersten

Uiteraard liggen in onze tijd de verhoudingen anders. De Gereformeerde Kerken hebben veel van Kuypers erfenis terzijde geschoven en in oud gereformeerde kring heeft men zijn aversie tegen de christelijke politiek en de christelijke school laten varen. Toch blijft het in de huidige situatie evenzeer van belang tussen de twee uitersten van activisme en passiviteit door te varen. Ook nu kom je in de brede gereformeerde gezindte en bijvoorbeeld ook in evangelische kring een activisme tegen waar je koud van wordt. Zonder enige aarzeling verklaren mensen aan wie het maar horen wil, dat in al hun werkzaamheden de eer van God voorop staat. Maar zijn ze er ooit achter gekomen dat een mens van nature een eerrover van God is? Mensen zijn actief op allerlei fronten, op kerkelijk gebied, met evangelisatieactiviteiten en in hun zorg voor de medemens die in de knel gekomen is. Niets is hen teveel. Maar het is te hopen dat ze met al hun activiteiten voor kerk, staat en maatschappij zichzelf niet vergeten en nog eens aan een eind mogen komen.

Er kan echter ook een lauwheid en laksheid zijn waarbij zondag en door de week wel erg ver uit elkaar komen te liggen. Op zondag gaat men dan wel naar de kerk, maar door de week is daar in het doen en laten weinig van te merken. Dergelijke tendenzen worden gestimuleerd door het proces van verregaande individualisering in onze maatschappij. De menselijke keuzevrijheid krijgt daarbij steeds meer de nadruk. Ook al behoort men dan nog wel tot de Gereformeerde Gemeenten, dat wil nog helemaal niet zeggen dat men zich geroepen voelt om op de SGP te stemmen of zich op het RD te abonneren. En ook qua levensstijl (in kleding, vrijetijdsbesteding etc.) maakt men z'n eigen keuzes, los van de gereformeerde traditie. Men voelt zich daar wel bij en niemand heeft hen de maat te nemen. Zulke mensen doen wel aan godsdienst, maar de kerk is maar een van de factoren die hun levensgang bepalen.

Als God de hoogste plaats krijgt in ons leven, vormen zondag en de rest van de week geen tegenstelling meer. Dan begeren we niet alleen naar sommige, maar naar alle geboden van God te leven. Dan beseffen we ook onze verantwoordelijkheid voor de medemens, in micro- en macroverhoudingen. Dat was in het verleden de drijfveer voor de oprichting van allerlei organisaties op gereformeerde grondslag. Men voelde zich betrokken bij de maatschappelijke ontwikkelingen. De noodzaak werd ingezien om bepaalde zaken tot stand te brengen: een school, een dagblad of wat dan ook. In het bestaande aanbod kon men zich om principiële redenen niet meer vinden. Het principiële isolement waarin men op grond van Schrift en belijdenis in deze maatschappij verkeerde, kreeg op die manier ook een maatschappelijke gestalte.

Afhankelijkheid en verantwoordelijkheid

Daarbij zal, als het goed is, bij bestuur en achterban het besef levend zijn dat v^dj in alles diep en steil afhankelijk zijn van God. "Zo de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter" (Psalm 127:1). Maar dat wordt gemakkelijker gezegd dan beleefd. Toch mogen wij ook niet de beleving van onze afhankelijkheid van God en onze menselijke verantwoordelijkheid tegenover elkaar stellen. Zeker in het verleden gebeurde dat nogal eens met een selectief beroep op bijbelse voorbeelden. Inderdaad, wij lezen van David dat hij de beledigingen en vloeken van Simei innerlijk aanvaardt als zijn welverdiende straf. Hij mag het alles aan God overgeven. "Misschien zal de HEERE mijn ellende aanzien" (2 Sam. 16:12). Eerder zei hij reeds: "Indien ik genade zal vinden in des HEEREN ogen, zo zal Hij mij wederhalen" (2 Sam 15:25). Maar we lezen ook van David tijdens Absaloms rebellie dat hij zorgt voor het in stand blijven van de verbindingen met de hoofdstad die hij moest verlaten (2 Sam. 15:27, 28), dat hij Husai opdraagt om Absalom averechtse adviezen te geven (2 Sam. 15:32-37) en dat hij zijn troepen reorganiseert (2 Sam. 18:1, 2). Kennelijk sluit het een het ander niet uit.

Naar binnen gericht

In de huidige situatie wordt nogal eens de klacht geuit dat allerlei reformatorische organisaties en trouwens ook ons kerkelijk leven, zo sterk naar binnen gericht zijn. Er zou een veel grotere openheid naar de buitenwereld moeten wezen. We hebben veel te weinig oog voor de grote problemen van deze tijd, zo stelt men dan.

Als God de hoogste plaats krijgt in ons leven, vormen zondag en de rest van de week geen tegenstelling meer.

Ik geloof niet dat we erg onder de indruk moeten zijn van die kritiek. Daar zit in veel gevallen een taxatie achter die niet deugt.

Het is toch niet onbelangrijk in welke richting ons kerkelijk leven zich ontwikkelt? De zorg over de rechte leer en de rechte prediking is volstrekt legitiem. Er is alle reden om beducht te zijn voor een verwereldlijking van de levensstijl. Organisaties op gereformeerde grondslag dienen zich wel degelijk te bekommeren om hun identiteit. Dat daar aandacht voor is, ja veel aandacht voor is, is heel terecht. Het zou volstrekt verkeerd zijn om daaraan voorbij te gaan, teneinde zich vooral te richten op de grote vragen van deze tijd, of wat daar voor door moet gaan. Niet dat die vragen niet van betekenis zijn. Maar we moeten de prioriteiten wel goed stellen. De vraag van Luther: "Hoe krijg ik een genadig God" is nog steeds een vraag van de hoogste prioriteit.

Een sterke maatschappelijke betrokkenheid, waarbij men zich zozeer laat imponeren door de omstandigheden in deze wereld dat men allerlei theologische vragen en geschilpunten als onbelangrijk gaat beschouwen, leidt tot een steeds verdergaande vervreemding van de gereformeerde leer. Naar binnen gerichte activiteiten van kerken en christelijke organisaties zijn evenzeer van belang als activiteiten die meer naar buiten gericht zijn. Je kunt zelf stellen dat de eerstgenoemde de basis vormen voor de tweede. Daarbij is ook het werkterrein van de betreffende organisatie van betekenis. Een reformatorische school richt zich in de eerste plaats op leerlingen uit de eigen achterban. Maar een reformatorische organisatie voor de opvang van daklozen, richt zich niet primair op de opvang van reformatorische zwervers. Al zijn die uiteraard van harte welkom. Een reformatorisch dagblad vindt zijn lezers zeer overwegend onder geestverwanten. Maar zo'n blad is tevens de spreekbuis van die gezindte. Men presenteert zich daarin met zijn opvattingen en standpunten naar de buitenwereld.

Innerlijke uitholling

Organisaties van gereformeerde signatuur staan in onze maatschappij duidelijk onder druk. De SGP krijgt geen overheidssubsidie meer en de financiering van het christelijk onderwijs uit de publieke middelen staat steeds meer ter discussie. Dat is ongetwijfeld een bedenkelijke ontwikkeling. Maar ik denk dat het gevaar van een innerlijke uitholling veel groter is dan dat we beducht moeten zijn voor de vijandschap van de buitenwereld. Ook de roomskatholieke en de protestants-christelijke zuil zijn door innerlijke uitholling te gronde gegaan. Nieuwe theologische ontwikkelingen in eigen kring veroorzaakten grote verwarring. Bij de achterban ging in snel tempo het besef van de eigen identiteit verloren. Velen die leiding gaven aan de eigen organisaties waren vervreemd geraakt van de oorspronkelijke identiteit. Iets dergelijks zien we thans in vrijgemaakte kring.

Zo moeten ook wij beducht zijn voor identiteitsverlies van organisaties die mede vanuit de Gereformeerde Gemeenten zijn opgericht. Organisaties en instellingen waarvoor gebeden, gestreden en geofferd is. En dat in het besef dat wij de zaken niet in het rechte spoor kunnen houden en zo nodig tegen een vijandige buitenwereld kunnen verdedigen. Maar "welgelukzalig is hij die de God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op de HEERE zijn God is" (Psalm 146:5).

Apeldoorn,

C.S.L. Janse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2007

De Saambinder | 16 Pagina's

Maatschappelijk betrokkenheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2007

De Saambinder | 16 Pagina's