Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met hart en mond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met hart en mond

Jouw belijdenis doen?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat het bij het doen van belijdenis niet alleen gaat om het hoorbaar ja zeggen,willen we overdenken vanuit Gods Woord. De woorden van de belijdenis op zich zijn niet waardeloos. Ze worden door de Heere zelfs goed genoemd, maar het is niet genoeg... Laten we eens gaan kijken in het kamp van Israël, de kerk van het Oude Testament.

Goede woorden
Als nu de HEERE de stem uwer woorden hoorde, toen gij tot mij spraakt, zo zeide de HEERE tot mij: Ik heb gehoord de stem der woorden van dit volk, die zij tot u gesproken hebben; het is altemaal goed, wat ze gesproken hebben. Och, dat zij zulk een hart hadden om Mij te vrezen en al Mijn geboden te allen dage te onderhouden, opdat het hun en hun kinderen welging in eeuwigheid! (Deut. 5:28, 29).

Mozes is bezig om afscheid te nemen van het volk dat binnen afzienbare tijd over de Jordaan zal trekken. Demiddelaar van het Oude Testament roept voor de jongere generatie in herinnering, wat de Heere in de afgelopen jaren heeft gesproken en gedaan. De woorden en de daden van de Heere wil hij overdragen. Opdat men die niet zal vergeten...
Hij herinnert aan het indrukwekkende gebeuren bij de Sinaï waar de Heere de Tien Geboden gaf, toen het volk nog maar vijftig dagen onderweg was uit Egypte. Vergeleken met de beschrijving in Exodus vertelt Mozes hier in zijn vijfde boek, Deuteronomium, nogmeer. Het bevoorrechte, afgezonderde volk mag niet vergeten wat er gebeurd is toen de Heere Zijn wet afkondigde onder de bediening van het genadeverbond.

Jehova spreekt
Wat waren ze onder de indruk van Gods majesteit en heerlijkheid. Wat waren ze klein onder de tekenen van donder en bliksem; onder het beven van de berg, omdat de Heere der heerlijkheid nederdaalde, onder het geluid van de bazuin dat plotseling stilhield. Toen klonk de Goddelijke stem: ‘Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis uitgeleid heb.’ Vervolgens hoorde het vergaderde woestijnvolk de Tien Geboden, één voor één, zoals wij die elke zondagmorgen in de kerk horen. De Heere zegt eerst in de inleiding Wie Hij is en wat Hij gedaan heeft. Hij is de getrouwe Verbondsgod Die altijd Dezelfde blijft. Hij is Die Hij was in het verleden. Hij blijft in de toekomst Die Hij is in het heden. In ál Zijn woorden en werken. In het bekeren van zondaren, in de zorg voor Zijn volk, in de trouw aan Zijn genadeverbond. ‘Ik ben de HEERE...’ zo klonk het in de oren van het kerkvolk van het Oude Testament. Zó is de Heere, ook nu nog! En wat doet Hij? Hij leidt uit het diensthuis en Hij zondert af, net zoals Hij jou Zijn woorden en daden bekendmaakt. Niet alleen tijdens de (belijdenis)catechisatie. De Heere maakt Zijn wil bekend in de zorg voor onze zielen. Hij maakt vervolgens in de Tien Geboden bekend wat Hij voor goed en kwaad houdt. Dat doet de Heere niet om ons te beperken of te belemmeren, maar dat doetHij omons te leren en te bekeren. Het is dus tot ons wezenlijk welzijn.

Vrijwillig beloven
Wat was men ervan onder de indruk, toen men de eerste keer deze woorden hoorde die jij tweeënvijftig keer per jaar hoort. Men was zelfs bang, dat men vanwege de majesteit van God en de begeleidende verschijnselen bij de Sinaï zou sterven. Men had indrukken van de hoogheid en heiligheid van de Heere; voelde zichzelf nietig, vergankelijk en zondig. In deze omstandigheden riep men zelfs om een (be)middelaar: ‘Mozes’, smeekte men, ‘laat dit zo niet voortduren, want wij vergaan!’ Ze vroegen zelfs ofMózes de woorden van de Heere zou mogen overbrengen. En onder de indruk van de omstandigheden voegden ze bij deze vraag nog vrijwillig een belofte toe: ‘Nader gij en hoor alles wat de HEERE onze God zeggen zal; en spreek gij tot ons al wat de HEERE onze God tot u spreken zal, en wij zullen het horen en doen’ (vs. 27). Mozes had hen om deze belofte niet gevraagd. Hij had de mensen er zeker niet toe gedwongen, maar geheel vrijwillig klonk het voor Gods aangezicht: ‘Al wat de HEERE onze God tot u spreken zal, zullen wij horen en doen.’

Toch goede woorden...
Zo is het ook met ons belijdenis doen. Dat is ook: horen naar Gods Woord en beloven daarnaar je wandel te richten. Hoe zien wij deze vrijwillig afgelegde belofte? Zijn datmaar woorden? Kun je het misschien net zo goed niet doen? Hebben die woorden eigenlijk geen waarde? Mozes kon niet in de toekomst kijken. Hij wist niet wat er binnenkort zou gaan gebeuren. Hij wist niet dat deze mensen die hier zo’n plechtige belofte aflegden, zouden gaan dansen rond het gouden kalf alsof ze niets beloofd hadden. Maar de Heere wist het wel. Hij wist wat er binnenkort zou gebeuren; Hij wist wat er in de komende jaren zou gebeuren. En wat zei Hij over de belofte van deze kerkmensen: ‘wij zullen het horen en doen.’ Zei de Heere: ‘Huichelaars, jullie menen er toch niets van; jullie overschatten jezelf; jullie zijn zo leugenachtig en oppervlakkig, jullie kunnen deze belofte net zo goed niet uitspreken...’ Nee, dat zei de Heere niet. Hij zei: ‘Het is altemaal goed wat ze gesproken hebben.’De alwetende Hartenkenner noemde de uitgesproken beloftewoorden goed, terwijl Hij alle reden had om ze kwaad te noemen. Maar Hij voegde er wel wat aan toe.

Geef Mij je hart
De almachtige God, Die alles werkt naar de raad van Zijn wil, Die spreekt en het is er, Die gebiedt en het staat er, deze Verbondsjehova zuchtte. Als het niet in Gods Woord stond, zouden we het zo niet durven uitdrukken. Hij zuchtte met het woord ‘och’. Hij zuchtte, omdat Hij hun bekering zocht en niet - zoals zij dachten - hun ondergang. De woorden die ze spraken waren wel goed. Hij keurde het afleggen van een vrijwillige belofte niet af, integendeel, Hij keurde het goed,maar Hij voegde er een Goddelijke verzuchting aan toe: ‘Och, dat zij zulk een hárt hadden...’ De woorden waren goed, maar Hij vroeg om hun hart. Het gaat de Heere omons hart, omons hele zijn, om heel ons bestaan. Ook tegen jou zegt de Heere bij je belijdenis doen welmenend: ‘ Je jawoord is goed, maar nu je hart. Mijn zoon, Mijn dochter, geef Mij je hart!’ De Heere heeft geen lust in je dood,maar daarin dat je je bekeert en leeft. De Heere neemt met minder niet genoegen dan met je hart en heel je leven. Hij wil jou helemaal hebben zoals je bent, naar lichaam en ziel, voor tijd en eeuwigheid. Niet alleen met je mond, maar ookmet je hart. Is het niet aangrijpend dat de heilige God zucht temidden van zo veel vormendienst en buitenkant? We horen dit Goddelijk zuchten ook in de woorden van Psalm 81: ‘Och, had naar Mijn raad, zich Mijn volk gedragen...’ We horen ze ook in de bewogenheid van de Zaligmaker als Hij uitroept over het godsdienstig Jeruzalem: ‘Och, of gij bekendet in deze uw dag, wat tot uw vrede dient...’ Zo doet de Heere dat nu nog, ook over jou. Het gaat Hemom het zaligmakende werk van de Heilige Geest in je hárt, waardoor je de Heere kinderlijk gaat vrezen. Uit dit Geesteswerk in je hart, uit deze vreze des Heeren blijkt hoe je staat tegenover al de geboden des Heeren en hoe dat is gedurende al de dagen van je leven.

Roepen om de Middelaar
Het gaat er niet om hoe we tegenover enkele geboden Gods staan, die de Heere tot ons welzijn voortdurend laat horen. Nee, het gaat eromwat ons hart zegt, als het gaat om al Gods geboden? Niet één uitgezonderd. En dat gedurende al je dagen: de zondagen en de schooldagen, de werkdagen en de vrije dagen, de blijde en zorgvolle dagen, de jonge dagen en de oude dagen. Als wij al de dagen van ons leven in Gods wegen willen wandelen, dan zal het ons echt goed gaan, voor en door de tijd, maar ook voor de eeuwigheid. Danmogen we ons dagelijks leven zien in het licht van de naderende eeuwigheid. Dan komen zo veel dingen anders te liggen. Misschien zeg je wel: ‘Maar ik weet met het hart dat ik in het licht van al Gods geboden gedurende al mijn levensdagen voor God niet kan bestaan. Dan moet ik verteerd worden vanwege Zijn rechtvaardige toorn over de zonde tegen elk van Zijn geboden! Ja inderdaad, dat is verdiend. Maar dit houdt de Heere - net als in de woestijn - je dan ook voor, opdat je door Zijn genade heilig zult beven vanwege Zijn aanbiddelijke majesteit en deugden. Dat je ootmoedig zult buigen vanwege jouw zondigheid en ellende en van ganser hárte zult roepen om de Middelaar van het Nieuwe Testament, de Heere Jezus Christus. Opdat Christus in je hart de hoogste plaats zal krijgen. Dat Hij heel je leven zal beheersen. Dán zal het je zeker wélgaan. Zelfs het nageslacht mag dan nog delen in deze toezegging en zegen van de Allerhoogste! Dus dat je belijdenis aflegt en belooft in de inzettingen des Heeren te gaan, noemt de Heere goed. Ook de inhoud van de uitgesproken woorden noemt Hij goed, maar Hij vraagt wel naar je hart. Blijkend uit de vruchten van je leven. Hoe sta je tegenover Gods geboden en dat al je levensdagen?Wat zijn de vruchten van jouw leven?


Eerder geplaatst in ‘Met hart en mond. Ons belijdenis doen’, uitgeverij Den Hertog, Houten

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 2010

De Saambinder | 16 Pagina's

Met hart en mond

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 2010

De Saambinder | 16 Pagina's