Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De droefheid naar God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De droefheid naar God

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

We mogen zeggen dat de droefheid naar God kenmerkend is voor allen, die de Heere vrezen, gedurende heel hun leven. Net alleen met het oog op wat we de eerste bekering noemen, maar ook met het oog op de dagelijkse bekering. Vanuit 2 Korinthe 7:10 zullen we moeten zeggen dat het daar ook over kinderen van God gaat, die het geloof al kenden, maar die het spoor bijster waren en die met droefheid terugkeerden.

Heel hun leven
Gods kinderen zijn het spoor zo vaak bijster, ze zijn zo dwaalziek, ze nemen zoals Christen in Bunyans Christenreis zo vaak de voor het vlees gemakkelijkste weg, zodat ze weer teruggebracht moeten worden. Hun dwalen kost hen tranen. Daarom blijft de droefheid naar God in het stuk van de dagelijkse bekering. Hoe groter dan het wonder wordt van Gods trouw, waardoor de Heere Zijn afdwalende kind weer opzoekt, hoe dieper de droefheid wordt over eigen ontrouw. Daarom moeten we zeggen: was die droefheid er maar meer in het leven van de Zijnen. Het kan immers zo dor en dodig zijn van binnen, zelfs na door de Heere geschonken geloofsoefeningen dat er helemaal geen droefheid is en dat de wereld weer zo’n grote plaats in het hart kan innemen. Als die droefheid er meer was bij Gods kinderen, dan was er meer een nabij leven bij de Heere in de verborgen omgang met Hem. Als het zo teer ligt tussen de Heere en het hart, dan is er ook de droefheid, dat ik zo weinig ben voor God, wie ik zo moeten zijn, dat ikHemniet geef watHem toekomt. Christus heeft eens tegen Petrus gezegd: ‘…en gij, als gij eens bekeerd zult zijn, zo versterk uw broeders’ (Luk. 22:32). Dat zei de Zaligmaker in de Paaszaal, kort voordat Petrus Hem zou verloochenen. Met deze woorden bedoelde de Heere niet dat er geen geloofsband was gelegd tussen Hem en Petrus. Maar Hij bedoelde wel dat Petrus ver zou afdwalen en van die dwaalweg in hartelijk berouw moest worden teruggebracht. Wat een wonder dat dit ook gebeurd is na zijn verloochening alleen om de voorbede van Christus: ‘Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude’. Nooit was de droefheid in Petrus’ hart zo diep, dan nadat Jezus hem aangezien had met een liefdeoog na zijn verloochening en toen hij naar buiten ging, bitterlijk wenende. Zoveel zonde tegenover zoveel liefde. Hoe meer van die liefde geproefd, hoe dieper en inniger die droefheid. Wat moet die trouwe Zaligmaker de Zijnen dan vaak terugbrengen!

Eenheid in alle verschil
Er is verschil in trap of mate van deze droefheid. Bij de een wettischer en bij de ander evangelischer. Bij de één smartelijker, benauwder, bij de ander zachter, teerder, liefelijker. Bij de één duurt het langer voordat men tot Christus komt, bij de ander korter. Bij de één zijn hetmeer uiterlijke tranen, bij de andermeer zieletranen. Daar is de Heere vrij in. Maar waar geestelijk leven is, daar leren we iets van deze droefheid kennen. En het was Paulus tot blijdschap dat de Heere de zgn. “tranenbrief” had willen gebruiken om die droefheid te wekken in de gemeente van Korinthe. Bij alle verscheidenheid tussen Gods kinderen, maar als het gaat over die droefheid, dan zullen zij allen zich daarin herkennen.

De keerzijde in de droefheid der wereld
Naast de droefheid naar God, is er echter ook nog een andere droefheid, waar Paulus in 2 Korinthe 7:10 ook over spreekt: De droefheid der wereld.Wat is dat voor droefheid? Dat is een droefheid, die niet verder komt dan de wereld, die kan worden weggenomen met aardse zegeningen. Laat ik enkele voorbeelden noemen. Wat was Ezau bedroefd; hij snikte als een kind, toen hij uitriep: ‘Zegen mij, ook mij, mijn vader!’ En toch was het een droefheid der wereld, want het ging hem alleen om de zegen en niet om de God van de zegen. Wat was Achab bedroefd, want hij kon de wijngaard van Naboth niet krijgen; hij keerde zich naar de wand. Wat was Rachel bedroefd, want zij had geen kinderen; zij weigerde vertroost te worden, toen zij uitriep: Geefmij kinderen, of ik sterf! Daar hebt u nu de droefheid der wereld: Geef Ezau de zegen, geef Rachel kinderen, geef Achab de wijngaard, en het is goed, zij zijn getroost. Deze droefheid komt niet verder dan de wereld en kan getroost worden met de dingen van de wereld. Geef gezondheid, voorspoed, vreugde, en het is goed en men kan het buiten God stellen. In de droefheid der wereld kan men soms opgeschrikt worden, kan soms een uiterlijke levensverbetering plaatsvinden, maar geen innerlijke vernieuwing van het hart, geen vluchten tot God met smeking en geween. Men blijft onder alles dezelfde, die men altijd geweest is.

Alleen gevolgen van de zonde
Het is een droefheid alleen maar over de gevolgen van de zonde. Droefheid, omdat u in rouw bent, omdat u ziek bent, omdat u eenzaam en onbegrepen uw weg moet gaan. Er wordt zoveel geweend in deze wereld, want de gevolgen van de zonde zijn zo bitter. Tegenspoed, moeite, verdriet, zorg, wie heeft er niet mee te maken? Deze wereld wordt wel eens een tranendal genoemd en het uitnemendste van dit leven is moeite en verdriet. Er worden op deze wereld zoveel tranen geschreid, maar er vallen zo weinig tranen in Gods fles. Wenen over de gevolgen van de zonde, neem ze weg en men is getroost. Maar dat is niet het wenen over de zonde zelf, dat is niet het wenen naar God, dat is niet anders dan de droefheid der wereld.

Al verder bij God vandaan
In de droefheid der wereld is het vaak een bijten in de stok, waarmee we geslagen worden. Het is een droefheid met een Godevijandig karakter, waardoor we al verder bij God vandaan vluchten. Kaín riep uit: ‘Mijn zonde is groter, dan dat zij vergeven worde’. Hij is er echter mee bij God vandaan gevlucht. Judas riep uit: ‘Ik heb verraden onschuldig bloed’. Maar hij is ermee bij God vandaan gevlucht. Dat is de droefheid der wereld. Dit soort van droefheid kan iemand tot vertwijfeling brengen. Dan komt men gekneusd en geknakt op de puinhopen van zijn leven terecht. Men komt soms zulke gevoelens tegen bij oudere mensen, die zich afvragen wat zij nu eigenlijk van hun leven hebben gemaakt. Maar ze willen niet met legen handen en een boetvaardig hart voor God vallen. Integendeel, al hun opgekropte gevoelens reageren ze op hun omgeving af. Ze voelen zich meer slachtoffer dan zondaar. Spijt is nog niet altijd berouw. Tranen zijn niet altijd het bewijs, dat men werkelijk schuldenaar voor de Heere geworden is. Ook Gods kinderen moeten tot hun smart nog zoveel vleselijke droefheid in hun leven waarnemen.Umoet niet denken dat alle tranen van Gods kinderen in Gods fles vallen. Want zij moeten de oude mens der zonde meeslepen. Maar wanneer het nieuwe leven waarachtig leven mag, dan schreeuwt het niet allereerst om de gevolgen van de zonde, om de straf, maar dan schreeuwt het allereerst naar God, dan is het allereerst om God te doen.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 2010

De Saambinder | 16 Pagina's

De droefheid naar God

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 2010

De Saambinder | 16 Pagina's