Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe komt God nu aan Zijn eer?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe komt God nu aan Zijn eer?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de redaktie kwam een vraag binnen met het verzoek deze te beantwoorden in De Saambinder. De vraagsteller worstelt met het probleem dat er in zijn leven wel ogenblikken zijn geweest, met name ook onder de prediking, dat hij heeft mogen geloven dat er een mogelijkheid was om zalig te worden. De liefde Gods voor Zijn Kerk werd geproefd. Maar nu is dat alles weg en toegesloten en blijft er niets anders over dan zonde en een hemelhoge schuld. Een toegepaste Zaligmaker wordt gemist. Wel Zijn liefde gesmaakt, maar Die persoon nog te missen. Wel de verloren staat gezien en een beest geworden voor God. Nu is alles kwijt en schreit het van binnen. Hoe komt God nu aan Zijn eer? Hoe moet het nu verder?

Laten we in de eerste plaats altijd maar weer beseffen dat mensen door de Allerhoogste gebruikt kunnen worden om tot een hand en een voet te zijn voor anderen, Maar uiteindelijk is het de grote Salomo Zelf, Die raadselen oplost en knopen ontbindt. Daarom blijft de bede: ‘Zend HEERE Uw licht en waarheid neder’. Wat is het toch noodzakelijk om onderwijs en de verlichting van Zijn Heilige Geest te ontvangen. En vervolgens: die Heilige Geest leidt toch in Zijn zaligmakende bediening naar Gods Woord en naar de Schriften. Hoe belangrijk is altijd weer of we ons leven in Gods Woord kunnen terugvinden. En bij de beantwoording van deze vraag moeten we voor ogen of ons antwoord schriftuurlijk is.

We moeten bij deze vraag denken aan de ervaring die Jakob in Bethel mocht hebben (Gen. 28:12). Heeft hij daar niet als een verlorene en als een door de dood achtervolgde de zaligheid mogen zien in die Ladder Jakobs? Wat kreeg hij daar bovendien een kostelijke belofte, dat de HEERE met hem zou zijn, dat Hij zijn zaad zou zegenen en dat het land waarop hij lag te slapen zijn eigendom zou worden. Over schuld en zonde werd helemaal niet gesproken! Maar twintig jaar later, aan de Jabbok, toen Ezau kwam, toen de dood in het aangezicht werd gezien, toen het in zijn beleving sterven werd, hoe bang en benauwd werd het toen. Sterven is immers God ontmoeten. Er moet betaald worden. Aan de Jabbok ontkende Jakob niet wat er in Beth-el gebeurd was. Dat zou hij nooit meer vergeten. Maar van zijn kant was alles nog te kort. Zijn schuld stond nog open! Het recht moet zijn loop hebben. Hij was wel vermoeid van zijn grote reis, maar het was nog niet buiten hope geworden. In Genesis 32:24 lezen we: ‘Doch Jakob bleef alleen over’. Maar ook lezen we van dat ontzaglijke wonder dat een Man met hem worstelde. Jakob worstelde niet met een man, maar een Man worstelde met hem! De kanttekenaren zeggen: Dat is de Zoon van God, die zich in een menselijk lichaam hier vertoonde. Toen werd het omkomen. Daar verloor Jakob alle grond onder zijn voeten. Daar mocht hij heel zijn verzondigde en verloren bestaan uitstamelen in zijn naam: Jakob. Daar mocht hij ook een nieuwe naam ontvangen: Israël. Enkel genade, in de weg van het wonder en van het recht. En het eerste altaar dat Jakob daarna bouwde, noemde hij: ‘De God Israëls is God’. Toen mocht hij de God van Abraham en Izak ook zijn God noemen. Hij had immers zo kort tevoren de naam ”Israël” ontvangen. Ziet u, door de dood heen ontving Jakob een nieuwe naam en zekerheid van zijn staat.

De vraag was: Hoe moet het nu verder, en hoe komt God nu aan zijn eer? Wel: Is dit niet de les die Christus Zelf leerde: ‘Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort’. En 2 Korinthe 4:11: ‘Want wij die leven, worden altijd in de dood overgegeven om Jezus wil, opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden’. Is dit niet de les van het gehele Woord van God? Hebben ook de discipelen met hun bekering, met hun openbaring van de Middelaar en met hun roeping tot het ambt zich uiteindelijk niet geërgerd toen het op de betaling van hun schuld door de Borg aankwam? Hebben ze hem niet allen verlaten? Omdat ze ten diepste nog zo blind waren voor het karakter van de zonde, voor de eis van Gods heilig recht en de noodzaak van betaling? En komt niet juist in deze voldoening van de Borg God aan Zijn eer? Ds. G.H. Kersten schrijft in zijn catechismusverklaring dat juist in deze weg de Borg de meeste waarde krijgt voor een arme, uitgewerkte en verloren zondaar. Dan moeten wij totaal verdwijnen. Hij moet verschijnen. Wij minder en minder worden, ja, omkomen zelfs. En is dit niet juist datgene waar we ons zo tegen verzetten: dat sterven aan onszelf! Juist dat vrome en godsdienstige vlees wil niet uit genade zalig worden. En zo zeker dat de planting van het ware geloof een eenzijdig Godswerk is, zo is ook de beoefening van het geloof een werk van Gods Geest. Dat we dan toch maar zouden smeken of de HEERE ons wil bekeren en leren en leiden en onderwijzen in het effen recht des HEEREN. De HEERE leert echter door de onderwijzingen van Zijn Geest niet alleen dat Zijn uitverkorenen zalig kunnen worden door het geloof in Christus, maar Hij leert hen ook hoe ze zalig kunnen worden, namelijk alleen door het Bloed op grond van recht. De HEERE schenke het ons allen uit louter genade. We willen nog wijzen op het eerlijke en heldere antwoord dat ds. Th. van der Groe in zijn brieven gaf aan een persoon die bekommerd was en die raad vroeg over zijn weg. Natuurlijk zijn zieleraadselen verschillend en is er onderscheid in personen. De HEERE kent echter de harten, toen en nu. Van de goede raad van Van der Groe kunnen we allen iets leren. En de grote Hartekenner weet als geen ander wat voor ons persoonlijk van toepassing is.

Van der Groe schrijft:
‘Mijn vriend, ik moet er mijn eigen zaligheid, die ik van God uit genade door Christus ben hopende, onder zetten dat Christus u waarlijk genade geven wil, indien gij maar waarlijk genade hebben wilt. Nu zoude ik u hiernevens raden:

1e. Zoek te leren kennen door Christus’ Geest wat genade is. O! gij zult die niet begeren voordat gij ze kent. Ik wens dat Christus u wil doen weten wat genade, genade is.

2e. Zoek ook te leren verstaan wat er toch in de weg staat, dat, daar Christus alzo ruim is in Zijn aanbieding, en zo onbepaald en generaal in Zijn beloften, nochtans uw arme ziel niet door Hem geholpen en tevreden gesteld wordt. Want voorzeker, Hij belooft niet alleen, maar geeft ook ruste aan allen die vermoeid en belast tot Hem komen. Zie Zijn eigen woord (Matth. 11:28). Al had gij het ook duizendmaal gezien, zie, het nog eens terdege, en geloof het door Zijnen Geest, dan zult gij zekerlijk geholpen zijn en zalig worden.

3e. Zoek ook eens recht te leren verstaan wat zonde en helle, vloek en toorn voor dingen zijn, en wat dingen het voor u zijn. O, ik wens u daartoe Jezus’ licht zelf . Studeer maar eens met uw hart bij Gods licht in deze dingen, totdat de binnenste grond van uw hart door Gods Geest eens recht verbrijzeld is; en zie eens hoe lange tijd gij dan nog met Christus en met Zijn genade en almachtigen Geest zult kunnen twisten. Laat uw staat en vorige werkzaamheden en ondervindingen en uwe ontmoetingen, daar gij van geschreven hebt, en alles, alles daar gij dagelijks gewend zijt te leven, maar eens geheel rusten; want het is Christus niet en ook niet de weg tot Christus. Gij zijt zelf een schipper (Van der Groe bedoelt hier de vraagsteller, WJK), naar ik leze in uw brief, en gij vaart immers gaarne de kortste weg die goed is. Nu, de Heere doe u ook zo eens handelen met uw eigen ziel en eeuwige zaligheid. Ik bidde u, haal niet meer werk overhoop dan alleen maar de drie dingen die ik u voorgesteld heb. Zet en sluit uw zelven (o, dat het Gods Geest eens met en voor u mocht doen!) maar eens terdege in deze enge en benauwde gevangenis en loop er niet uit, voordat gij als een gebondene door Christus Zelf wordt uitgelaten door het bloed des Verbonds. De mensen nemen duizend keren draaien en omwendingen om in den hemel te komen, maar zij missen het enge pad, Christus Zelve’.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 2010

De Saambinder | 16 Pagina's

Hoe komt God nu aan Zijn eer?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 2010

De Saambinder | 16 Pagina's